|
|
|
NIEUWSSELECTIE Sydney 2000
|
Ontzag voor Nederlandse mentaliteit
Door onze redacteur HANS KLIPPUS0
"Met zulke problemen als een crisis kan een psycholoog het beste omgaan. Ik heb door de jaren heen slechte dingen meegemaakt. In 1988 had een atlete, Debra Flintoff, die drie weken voor de Olympische Spelen haar zus had verloren. De nacht voor haar halve finale op de 400 meter horden in Seoul stortte ze volledig in. Ik wil niet onbescheiden zijn, maar het was goed dat ik daar toen was. Ze won het goud, met een honderdste van een seconde voorsprong." Van Nederlanders in de sport wordt beweerd dat ze mentaal zwak zijn. Miller vindt dat onzin. "Je kan niet zeggen dat sportmensen uit een bepaald land allemaal dezelfde eigenschappen hebben. Dat is voor iedereen anders. Ik weet nog dat Nederland en Groot-Brittannië in het vrouwenhockey in Atlanta strafballen moesten nemen voor de bronzen medaille. Ik wist zeker dat de Britten zouden gaan winnen, want ze hadden heel veel op dat onderdeel getraind. Maar Nederland won toch. Nederlandse sportmensen hebben een goede naam. Ze zijn, positief bedoeld, arrogant, professioneel en wereldwijs." Miller was dan ook verrast toen hij een uitnodiging uit Nederland kreeg. NOC*NSF-sponsor Ben liet hem deze week uit Australië overkomen om met sporters, coaches en collega's te praten en te adviseren. Het was het derde en laatste onderdeel van de Mind Race voor de Nederlandse olympiërs. Miller wordt geacht sporters het laatste zetje te geven dat nodig is om de felbegeerde medaille te halen. "Eén sessie op zich zal niets veranderen", realiseerde de specialist zich in Amsterdam. "Het heeft alleen nut als mensen zelf iets met de besproken dingen doen." Door de jaren heen begeleidde de psycholoog uit Perth in dertien verschillende takken van sport meer dan 3.000 sportmensen uit Australië en Groot-Brittannië. Dat leverde vooral op de Olympische Spelen succes op. "Ik ben de beste", beweert Miller zonder schroom. Hij noemt zichzelf inmiddels "een olympische junkie". Miller was net 24 jaar, toen hij door kreeg dat zijn werkwijze effect had. "David Moorcroft liep in 1982 een wereldrecord. Vijf minuten later belde hij me dankbaar op." Miller zegt geen geheim te hebben. "We hebben het hier niet over ruimtevaart-wetenschap. Het gaat om simpele dingen. Noem mij maar de assistent van de assistent. Ik hou me maar met een klein deel van de voorbereiding bezig. Een coach zou dat ook voor zijn rekening kunnen nemen, maar hij heeft het vaak te druk met andere zaken. Er zijn veel grote sportmensen, die nooit met een sportpsycholoog hebben gesproken. De mensen, die dat wel doen, zijn zeker niet zwak. Ze hebben alleen een sleutel nodig om de deur te openen. Maar een atleet mag niet te afhankelijk raken van een coach of iemand zoals ik. Het klassieke geval is dat te veel tegen een sporter wordt aangepraat en het helemaal verkeerd afloopt." Het werk van Miller komt er simpelweg op neer dat hij sportmensen voorbereid op omstandigheden die ze tijdens een evenement, in dit geval de Olympische Spelen, kunnen aantreffen. "Het is bijna een misdaad om dat niet te doen", stelt Miller vast. "Een sporter krijgt vaak maar één kans. Dan moet alles in orde zijn. Dan moet hij weten wat hij straks in het olympisch dorp kan verwachten. Er komt tijdens Olympische Spelen zo veel bullshit op je af. Maar er telt maar één ding: dat je straks goed in de boot zit, of op het veld staat." Miller verzamelt in zijn computer voorvallen uit het verleden, die als wijze les kunnen gelden voor de nieuwe lichting sporters. "De Duitse tennisser Michael Stich liep eens een polsblessure op bij één van de spelletjes die er in elk olympisch dorp te vinden zijn. Een Australische atleet kreeg last van zijn rug, toen hij in het dorp met gewichten had getraind. Voor die tijd had hij dat nooit gedaan. Maar hij had zich verveeld. Daarvoor kun je iemand waarschuwen." Soms geven kleine dingen de doorslag. Zo werden de door Miller begeleide Britse atleten in 1991 verrassend wereldkampioen op de 4x400 meter, in plaats van de favoriete Amerikanen. Volgens Miller had dat met een voorval te maken in de callroom, de ruimte waar de deelnemers voor de race moeten wachten. "De ploegen moeten daar in de volgorde gaan zitten, waarin ze gaan lopen. Maar de Britse jongens veranderden om de minuut van plaats. Eén van de Amerikanen werd daar gek van en ging protesteren. Dat zorgde voor onrust. Nee, ik had dat niet bedacht. Maar ik vond het wel een goed idee." Voor een goede samenwerking moet sprake zijn van onderling vertrouwen. De psycholoog begeleidde eens voor een hoog honorarium een bekende Formule 1-coureur. "Het werkte totaal niet. Die man was zo arrogant, hij hield heel erg van zichzelf", aldus Miller. Maar als het wel klikt, kan zelfs de druk voor de psycholoog weleens te groot zijn. Miller: "Vier jaar geleden ging de Engelse roeier Steven Redgrave in Atlanta voor zijn vierde gouden medaille. Hij was daar zelfs 's nachts nog mee bezig. Dat was zo spannend. Ik kon toen echt niet meer naar die race kijken. Toen had ik zelf hulp nodig."
|
NRC Webpagina's
9 MEI 2000
|
Bovenkant pagina |