|
T I T E L : |
L'humanité |
R E G I E : |
Bruno Dumont |
M E T : |
Emmanuel Schotté, Séverine Caneele, Philippe Tullier |
In: Rialto, Amsterdam; Haags Filmhuis, Den Haag; 't Hoogt, Utrecht; Cinemariënburg, Nijmegen
Verlossing in Noord-Frans zonlicht en klei
Door DANA LINSSEN
Wie zijn eerste film Het
leven van Jezus (La vie de Jésus, 1997) noemt en er
daarna een maakt die L'humanité heet, zet hoog in.
De als filosoof en schilder geschoolde Franse filmmaker Bruno Dumont (1958)
heeft dan ook grote ideeën over de mens. Grote ideeën verpakt
in kleine verhaaltjes en daar moet de toeschouwer dan weer zelf de
betekenis uit destilleren.
Net als Freddy uit La vie de Jésus is ook politieman
Pharaon de Winter een simpele ziel. Het is een personage dat weinig
aanknopingspunten tot identificatie biedt. Dat wordt nog versterkt door
de houterige, geremde manier waarop de niet als acteur geschoolde (en
vorig jaar in Cannes met de prijs voor beste mannelijke hoofdrol
bekroonde) Emmanuel Schotté hem gestalte geeft. Deze
wereldvreemde man woont na de dood van zijn vrouw en dochtertje weer bij
zijn moeder, begluurt zijn buurvrouw bij de liefdesdaad en ploegt zich
zo ongemotiveerd door een onderzoek naar de lustmoord op een jong
meisje, dat hij de indruk wekt zelf de schuldige te zijn.
Dumont heeft van hem de achterkleinzoon gemaakt van de gelijknamige
schilder uit Bailleul (het troosteloze stadje in Frans-Vlaanderen waar
ook La vie de Jésus zich afspeelde), die bekendheid
verwierf met zijn realistische portretten.En net als de schilder De
Winter wil ook Dumont door het portretteren van eenvoudige mensen in
alledaagse omstandigheden grotere, universelere waarden en waarheden
laten doorschemeren. L'humanité is niet de ultieme film
over de mensheid, maar zoekt naar algemeen menselijke trekken in
hoofdpersonen die op het eerste gezicht vreemd en onbegrijpelijk zijn,
of zelfs banaal en weerzinwekkend. Dumont slaagt er niet in om mij
helemaal te overtuigen van de eenzaamheid en het verlangen naar liefde
en zingeving van zijn hoofdpersoon. Daarvoor blijft Schotté in
zijn spel te krampachtig en verstard. Maar op de momenten dat Dumont
zijn cameraman regisseert om het zonlicht op de blote billen van de
minnaar van Pharaons buurvrouw (de eveneeens met een acteerprijs
bekroonde, sterk aanwezige Séverine Caneele) te vangen,
schemeren die eenzaamheid en dat machteloze verlangen naar tederheid
zelfs door de meest grove seksscènes heen. En als hij Pharaon in
een pas geploegde akker op de grond laat vallen, dan filmt hij de klei
zo vochtig en kwetsbaar, dat je bijna kunt voelen hoe nat dat tegen je
wang moet zijn. Dan is het makkelijker om in Pharaon de verlosser te
zien, die Dumont hem wil laten zijn. Niet eentje in de traditionele
zin, die het leed van de wereld op zijn schouders neemt, maar iemand
die net als iedereen zoekt naar een manier om met pijn, verdriet en
angst om te gaan.
|
NRC Webpagina's
12 APRIL 2000
|