|
T I T E L : |
The Hole (Dong) |
R E G I E : |
Tsai Ming-liang |
M E T : |
Yang Kuei-mei, Lee Kang-sheng, Miao Tien, Tong Hsiang-chu, Lin Hui-chin, Lin Kun-huei |
In: Rialto, Amsterdam; Lantaren/Venster, Rotterdam; Haags Filmhuis, Den Haag; 't Hoogt, Utrecht; Filmcentrum Poelestraat, Groningen
Taiwanese meester Tsai Ming-liang biedt hoop voor een diepduistere toekomst
Overleven in apocalyptische regenbuien
Door DANA LINSSEN
Het is nog maar net begonnen,
het jaar dat Tsai Ming-liang zo troostrijk laat beginnen in The
Hole. Want als er iets spreekt uit de diepduistere toekomstvisie die
de Taiwanese regisseur ontvouwt in zijn bijdrage aan de door de Franse
televisiezender La Sept Arte geïnitieerde filmreeks '2000 vu
par...' is het wel hoop en humanisme.
Voor een filmkijker is dat een
verheugende en louterende ervaring. Hoe thuis zijn we inmiddels in de
desolate en gedegenereerde grotestadslevens, geschoten in grijs en
blauw, waar veel hedendaagse cineasten ons hardhandig mee naartoe
sleuren. Hoe gewend zijn we geraakt aan de liefdeloze levens die mensen
daar leiden, eenzaam en geïsoleerd. Hoe aangenaam is die
eeuwigdurende schemering geworden, dat elke glimp van dageraad verdacht
is geworden, klef of geforceerd.
Bij Tsai is het eerst niet anders. Een naamloze wereldoorlog is
uitgebroken aan het einde van 1999. Is het de derde of de vierde?
Vergiftigde regens denderen neer op Taipei. En die mooie, schone,
moderne stad wordt helemaal week en modderig. Het is het Oran van Albert
Camus' La peste, waarin alleen de kakkerlakken nog resistent
zijn. Waartegen? Tegen het leven zelf. En wat doet de mens, dat
veerkrachtige wezen? Schuw als een kakkerlak trekt hij zich terug in het
donker. Als hij fysiek en mentaal totaal murw geslagen, uitgeput is
heeft hij nog maar een instinct: overleven. Ook als dat ontmenselijking
tot gevolg heeft.
En het regent maar. Mechanisch. Martelend.
Water is een sterk motief bij Tsai. Het reinigt en vernietigt, het lost
dingen op, sleurt ze mee en het geroffel maakt je langzaamaan
krankzinnig.
Sinds Tarkovski's ondergelopen levens is elke waterstroom een symbool
geworden voor het onderbewuste dat aan de oppervlakte komt. Bij Tsai
zijn ook de desintegrerende torenflats waarin zijn hoofdpersonen wonen
mentale architecturen, die mensen gevangen houden in onwetendheid en
desinteresse. De man en de vrouw die hij in The Hole opvoert zijn
boven- en onderburen, maar pas als er een gat in het plafond wordt
gehakt beginnen ze enige notie van elkaar te nemen.
De man is apathisch, de vrouw neurotisch. Eerst hebben ze alleen maar
last van elkaar. Het gat is een wond, waaraan je krabt en peutert, die
je verbergt onder vuile pleisters. Het gat is ook een kwetsbare opening
waardoor de man in het leven van de vrouw kan binnendringen. Hij kotst
er doorheen en raakt bedwelmd door haar insecticiden. En uiteindelijk
kan hij haar erdoor redden.
The Hole heeft geen woorden meer. Het water raast, de conversatie
is verstomd, zo af en toe proclameert een nieuwslezer de zoveelste
quarantainemaatregel. Bedachtzaam maakt Tsai ons deelgenoot van zijn
verdriet om de wereld. Economische groei, welvaart en haast hebben de
wereld verziekt. De troost die hij biedt lijkt vals: in een handvol
musicalachtige intermezzo's plaatst hij de man en de vrouw terug in een
nostalgische setting van petticoats en liedjes over de liefde van de
Taiwanese zangeres Grace Chang. Maar zijn zorg om zijn twee
hoofdpersonen is oprecht. Het zijn de laatste twee mensen in Taipei, in
de hele wereld misschien wel, maar ze zijn voorbestemd om elkaar te
ontmoeten, een helpende hand toe te steken, even te omhelzen. Ook als
dat het laatste is wat ze doen.
Die finale daad van menselijkheid maakt Tsai tot zo'n verbluffende
filmmaker. Zijn weergaloze composities zijn overdonderend, zijn
beheerste vertelstijl is hypnotiserend, maar het is die vanzelfsprekende
manier waarop hij hoop uit wanhoop laat ontspruiten die zijn genie
onthult. Zijn nog maar vier films tellende oeuvre (eerder werden
Rebels of the Neon God, Vive l'amour en The River
in Nederland uitgebracht) wordt met elke nieuwe film intenser en
luchthartiger tegelijkertijd. Tsai is niet alleen een waardige erfgenaam
van Camus, maar ook van Kafka's Gregor Samsa. Hij kan ons laten huilen
door laconiek te zijn en laten lachen door ons te laten huilen. Zo vaak
laat een droevige film zich niet met zoveel opluchting bekijken.
|
NRC Webpagina's
12 JANUARI 2000
|