|
T I T E L : |
Theo Angelopoulos: God van de Griekse cinema. Retrospectief 5 dec. t/m 5 jan |
In: Cinemariënburg, Nijmegen, daarna in de filmtheaters. Inl. 024-3605826
T I T E L : |
Kenji Mizoguchi: Menselijk drama is mooi Retrospectief 9 t/m 30 dec |
In: Filmmuseum, Amsterdam; Lantaren/Venster, Rotterdam. Inl. 020-5891400
Retrospectieven van twee schilderfilmers
Door DANA LINSSEN
Twee retrospectieven zijn er
deze maand in de Nederlandse filmtheaters te zien, van twee klassieke
filmauteurs die bijna niets met elkaar te maken hebben, behalve het feit
dat ze de toeschouwer dwingen tot onvoorwaardelijke overgave aan hun
compromisloze stijl. De elf films van de Griek Theo Angelopoulos (1935),
die het verbouwde filmtheater Cinemariënburg in Nijmegen ter
gelegenheid van zijn vijfentwintigjarige bestaan in aanwezigheid van de
maker laat zien, vormen een overzichtelijk en consistent oeuvre, dat
vaak in een adem wordt genoemd met dat van andere schilderfilmers als
Tarkovski en Antonioni.
Angelopoulos is in Nederland niet helemaal onbekend. Vorig jaar kwam
zijn in Cannes met een Gouden Palm bekroonde L'éternité
et un jour in Nederland uit en een paar jaar eerder werd,
ongetwijfeld mede door de rol van de Amerikaanse independent-acteur
Harvey Keitel, Ulysses' Gaze een filmhuissucces. Het was de
eerste film die ik van Angelopoulos zag, en het beeld van een onttroond
standbeeld van Lenin dat als een reuzen-Gulliver vastgeketend op een
boot over de Donau wordt afgevoerd, heeft zich in mijn geheugen geprent.
Door Angelopoulos' films stromen altijd rivieren, als de rivieren der
vergetelheid die we af moeten varen om ons herinneringenlandschap binnen
te kunnen gaan.
Keitel speelt in Ulysses' Gaze een naamloze filmmaker, die op
zoek is naar de verloren gewaande eerste filmbeelden van twee Griekse
filmpioniers, en die hem, zo hoopt hij, inzicht zullen verschaffen in de
Balkan. Zijn reis voert hem van Griekenland naar een in oorlogsmist
gehuld Sarajevo en zijn persoonlijke odyssee wordt van een politiek-
historische zwerftocht een bijna metafysische zoektocht naar een manier
om aan de dwang van het hier en nu te ontsnappen. Het is een thema dat,
zo ontdekte ik later, in al Angelopoulos' films zit. Zijn hoofdpersonen
proberen zich te verzoenen met de geschiedenis, waarbij hun persoonlijke
geschiedenis en die van Griekenland parallel lopen. De term historische
film krijgt zo een heel andere betekenis. Angelopoulos' films zijn geen
flamboyante kostuumdrama's, maar weidse landschappen die wat zich daar
heeft afgespeeld vaak met veel gevoel voor (dramatische) ironie
oproepen.
Angelopoulos maakte elf films, de Japanner Kenji Mizoguchi (1898-1956)
ruim tachtig, waarvan er maar enkele tientallen bewaard zijn gebleven.
Zo'n twintig zijn er nu door het Filmmuseum opgepoetst en afgestoft. Je
zou het eveneens historische films kunnen noemen, want ook Mizoguchi
neemt ons mee terug in de tijd. Het gebeurt niet zo ongemerkt als bij
Angelopoulos, die soms in een en hetzelfde shot van heden naar verleden
gaat. Mizoguchi neemt ons mee naar 'vroeger', toen er nog ridders waren,
en corrupte priesters, en sprookjesgeisha's. Zelfs tijdens Mizoguchi's
leven hedendaagse locaties zijn nu verstilde foto's van een tijd waarin
we niet meer kunnen binnen gaan.
Bij de niet gedateerd of ouderwets aandoende films van Mizoguchi is de
toeschouwer een schatgraver. Een film als New Tales of the Taira
Clan (1955), een melodramatisch epos over de strijd tussen machtige
monniken en samoeraistrijders in het twaalfde-eeuwse Japan, is een
verrassend meeslepende avonturenfilm. De geschiedkundige finesses zijn
voor een leek al lang teloor gegaan in historische en culturele afstand
en daarmee ook vast veel van de verwijzingen naar zijn eigen tijd die
Mizoguchi erin verwerkte. De zoektocht van de jonge krijger Kiyomori
naar zijn vader wordt te zeer gekleurd door decorum en gedragsregels om
echt invoelbaar te zijn. Het is een fantasiewereld geworden, die je
dankzij Mizoguchi's weelderige beelden en royale cameravoering
welwillend accepteert.
Bij een eerste kennismaking met Mizoguchi's werk horen ook de films die
zijn faam in Europa verspreidden, zoals The Life of Oharu (1952),
Ugetsu monogatari (1953) en Osaka Story (1956), films die
hij aan het einde van zijn leven maakte en die door hun trefzekere mise-
en-scène Franse filmmakers rondom het tijdschrift Cahiers du
Cinéma als Jacques Rivette en Jean-Luc Godard fascineerden. We
leren Mizoguchi kennen als een nauwgezette stilist, en een van die
filmmakers die met licht en kleur hun taferelen op celluloid kunnen
schilderen. Esthetisch en exotisch, en wij westerlingen blijven pijnlijk
buitenstaanders.
Hoe anders is dat bij De jagers, een van Angelopoulos' films die
nog nooit in Nederland is vertoond. Ook de precieze historische details
van de Griekse burgeroorlog, de kolonelsdictatuur en de opkomende
democratisering ontgaan me, maar de met veel visuele humor neergezette
Werdegang van een troepje bourgeois-jagers, een kolonel, een politiechef
en een zakenman, dat aan de vooravond van 1977 het ingevroren lijk van
een partisaan in de bergen vindt, is vreemd en nabij tegelijkertijd. De
film heeft een theatraliteit die aan de Griekse tragedie doet denken.
Alleen zijn in De jagers niet de helden de hoofdpersonen, want er
zijn geen helden. Het groepje jagers is het koor, dat in plaats van de
gebeurtenissen te becommentariëren zelf rekenschap moet afleggen.
Zij zijn het die de helden en de schurken hebben gekroond en onttroond.
Maar hebben ze de juiste keuzes gemaakt? Angelopoulos neemt ons mee op
reis in de tijd, niet naar het verleden of de toekomst, maar naar dat
onbeweeglijke moment waarop alles mogelijk is.
|
NRC Webpagina's
8 DECEMBER 1999
|