|
T I T E L : |
Fight Club |
R E G I E : |
David Fincher |
M E T : |
Edward Norton, Brad Pitt, Helena Bonham Carter, Meat Loaf Aday, Jared Leto |
In: 39 theaters.
Mannen knokken met elkaar en tegen consumentisme in David Finchers satire
Gewiekst geweld zonder opgeheven vingertje
Door BIANCA STIGTER
In alle films waarin geweld
vermaak biedt, komt een opgeheven vingertje voor. We mogen er pas van
genieten als we beseffen dat het eigenlijk niet deugt, al was het maar
door het verhaal zo te scharnieren dat het geweld van de goeden een
reactie is op het geweld van de slechten. De Oostenrijkse regisseur
Michael Haneke probeerde een paar jaar geleden af te rekenen met deze
onvermijdelijke hypocrisie door een film te maken waarin twee jongens
zomaar voor de lol een gezin vermoorden. In Funny Games werd
geweld niet afgekeurd of begrijpelijk gemaakt. De Amerikaanse regisseur
David Fincher gaat met Fight Club een andere kant op. De film is
net zo gewelddadig als Se7en, de film waarmee hij in 1995 furore
maakte. Maar het vette moralisme uit die film - Fincher haalde er zelfs
de bijbel bij - is in Fight Club vervangen door snel doel
treffende maatschappijkritiek. Se7en was een thriller, Fight
Club is een satire. Mannen nemen in deze film geen genoegen met het
kijken naar geweld, ze willen het zelf ervaren. Ze doen dat op een
manier die past bij de consumptiemaatschappij die de film bekritiseert:
ze richten een club op waarin ze zonder anderen lastig te vallen elkaar
blauwe ogen en gebroken neuzen kunnen bezorgen. Vechten is in Fight
Club net zoiets als fitnessen. De gevechten worden adembenemend in
beeld gebracht; zo realistisch dat je je hand voor je ogen slaat, zo
krachtig gecomponeerd dat je toch tussen je vingers door gluurt.
De visuele en verhaaltechnische flair van Fincher maakt ook de niet-
gewelddadige scènes gedenkwaardig. De film begint in de hersens
van een van de hoofdrolspelers en lijkt gedraaid met een camera die
dwars door muren kan kijken, die ons de werkelijkheid als een kopie van
een kopie kan voorschotelen of als een verheviging, ontdaan van elke
kleur of verzadigd van schakeringen zwart, grijs en bloed. De film
herbergt ook een scène waarin een leeg appartement razendsnel vol
Ikea-meubels wordt getoverd, met namen en productinformatie over de
Sture's en Billy's heen gedrukt.
De hoofdrollen worden in Fight Club gespeeld door de moderne
Elkerlyc Edward Norton, en Brad Pitt, met wie Fincher al in Se7en
samenwerkte. Norton, die het verhaal in een flashback vertelt, is een
naamloze zakenman die zich op kantoor net zo verveelt als thuis in zijn
Ikea-paradijs. Om in zijn gewatteerde leven weer echt iets te kunnen
voelen, begint hij praatgroepen van terminale patiënten te
bezoeken; op maandag kanker, op dinsdag tuberculose, op woensdag
hersenverlamming. Tijdens een zakenreis ontmoet de verteller Tyler
Durden (Pitt), een echte man die zich niet tot consument heeft laten
reduceren. Hij is een eigenzinnige anarchist die zeep maakt van
menselijk vet dat bij liposuctie uit verwende vrouwenlijven wordt
gezogen en als operateur in een bioscoop beeldjes uit pornofilms in
familiefilms verstopt. De verteller trekt bij Tyler in en samen beginnen
ze met groot succes de vechtclub, die al snel filialen door het hele
land krijgt.
Fight Club ontspoort in het laatste deel, waarin Tyler uit de
leden van de door hem opgerichte vechtclubs een legertje recruteert dat
regulier terrorisme gaat bedrijven. Er moeten gebouwen opgeblazen
worden, van creditcardmaatschappijen nog wel. De verteller wordt door
deze ontwikkeling wakker geschud, al is, in een laatste wending van de
plot, dan niet meer helemaal duidelijk wie die verteller nu eigenlijk
is.
Fight Club is door een aantal buitenlandse critici een
fascistische film genoemd. Maar deze film is te slim gemaakt om er dat
etiket op te kunnen plakken. Fincher veroordeelt geweld net zo
gemakkelijk als hij het verheerlijkt. Mannelijke agressie is in Fight
Club zowel het kwaad als de verlossing. Fincher verheft zowel zijn
wijs- als zijn middelvinger; waarschuwt en heeft lak aan zijn eigen
waarschuwingen. Grote kunstenaars zijn wel vaker zo dubbelzinnig.
Gewiekste verkopers ook.
|
NRC Webpagina's
3 NOVEMBER 1999
|