|
|
|
NIEUWSSELECTIE Site over de Booker prijs
|
Gesprek met Michael Frayn, Booker-prijs
kandidaat
Alleen in je hoofd past alles precies in elkaar
Wint Michael Frayns nieuwe roman Headlong zondag de Booker- prijs, de belangrijkste Britse literaire onderscheiding? Dat ligt in de schoot der goden, maar er is een goede kans. De wedkantoren - waar je niet alleen op de paarden- en hondenraces kunt inzetten, maar ook op een witte kerst, de vermoedelijke sterfdag van de Queen Mum én de short list van de Booker - tippen hem als favoriet. Tot zondagavond, als de ondoorgrondelijke jury is uitgeworsteld, zijn er daarom twee Frayns: de winnaar en de verliezer. De verliezer Frayn houdt pas op te bestaan zodra hij als winnaar uit de bus komt. En andersom. Zo lijkt hij op de kat die Erwin Schrödinger in 1933 aan een Nobelprijs hielp. In een klassiek denk-experiment stopte de Oostenrijkse natuurkundige zijn poes in een kist met een flesje dodelijk cyaankali-gas. Of het gas ontsnapt hangt af van een toevallige gebeurtenis in de kist, waarvan niemand weet of die heeft plaatsgehad. Is de poes nu dood of niet? Eén van tweeën, zeggen het gezonde verstand en de klassieke natuurkunde. Nee, zeggen Schrödinger en de quantumfysica waarmee hij school maakte; de kat waart rond tussen dood en leven totdat iemand de kist opent. Pas dan en niet eerder is de kat gestorven of hij springt er blazend uit. Alleen de waarneming maakt van een mogelijkheid een feit. Schrödingers kat komt niet uit de lucht vallen. Frayns laatste werk speelt zich ook af in het gebied waar alles mogelijk is, letterlijk. Neem Kopenhagen, zijn toneelstuk dat in Amsterdam en Londen volle zalen trekt. De hoofdpersonen, de Deense natuurkundige Niels Bohr en de Duitser Werner Heisenberg, zochten net als hun tijdgenoot Schrödinger naar een verklaring voor het gedrag van de kleinste deeltjes van het universum. De kat van Schrödinger, die in het stuk herhaaldelijk voorbijtrippelt, is familie van Heisenbergs beroemde 'onzekerheidsprincipe', dat van een deeltje óf de energie óf de positie laat bepalen, maar niet allebei tegelijk. Heisenberg zocht zijn voormalige leermeester Bohr in 1941 op in het door de nazi's bezette Kopenhagen. Bohr zou twee jaar later via Zweden ontsnappen en zijdelings betrokken raken bij het Amerikaanse atoombomproject. Heisenberg had aan de wieg kunnen staan van Hitlers atoombom, maar die kwam er niet, waarschijnlijk omdat hij een paar kolossale rekenfouten had gemaakt. Waarom kwam Heisenberg naar Kopenhagen? Om Bohr uit te horen over zijn vorderingen? Om boete te doen voor zijn 'collaboratie'? Om de goede oude tijd, toen wetenschap nog zuiver was, te laten herleven? Zulke mogelijkheden laat Frayn in twee beklemmende bedrijven nadrukkelijk open. Neem zijn roman Headlong, die in Nederland verschijnt onder de titel Pretmakers in een berglandschap, waarin Frayn hetzelfde doet. De bijna-mislukte kunsthistoricus Martin Clay gaat een paar maanden op het platteland wonen. Bij zijn gewetenloze adellijke buurman doet hij de vondst van zijn leven: een lang-vermist schilderij van Pieter Brueghel (1525-'69). Denkt hij. Is het wel een Brueghel? Wat is die waard? Hoe kan hij hem in handen krijgen en verkopen? Of is het bij nader inzien toch geen Brueghel? En hoe redt hij dan zijn reputatie? En zijn huwelijk? En neem ten slotte Michael Frayn (1933) zelf: romanschrijver, toneelschrijver, filosoof, amateur-natuurkundige, kunsthistoricus, Guardian-verslaggever, Observer-columnist, biograaf en vertaler uit het Russisch. In de afgelopen vijftig jaar heeft hij al die bezigheden serieus genomen, soms afzonderlijk, maar meestal tegelijkertijd. Als schrijver lijkt hij ook alle mogelijkheden open te houden. "Ja, dat is zo", lacht Frayn in zijn kantoor bij het Londense Regent's Park tussen wanden vol affiches en planken met theaterprijzen. "Ik ben een manusje van alles. Jack of all trades, master of none, luidt het gezegde helaas. Maar ik kan er niets aan doen; verschillende ideeën vragen nu eenmaal om een verschillende uitvoering."
Hoe kwam u op de quantumfysica? "Ik heb me altijd geïnteresseerd voor Heisenberg en zijn collega's, maar ik las pas vijf jaar geleden iets over zijn reis naar Kopenhagen. Toen werd me duidelijk hoe moeilijk het is om te begrijpen wat mensen drijft. Die onzekerheid heeft een parallel met Heisenbergs natuurkundige principe, dat zegt dat je het gedrag van deeltjes ook nooit precies aan de weet kan komen." En hoe kwam u op het idee voor uw laatste roman? "In 1997 bekeek ik in het Kunsthistorisches Museum in Wenen Breughels Jagers in de sneeuw ('Winter'), zijn beroemdste schilderij omdat het eindeloos op kerstkaarten is vermenigvuldigd. Terugkeer van de kudde en De donkere dag hangen er ook. Ik had die schilderijen al vaak gezien, maar tot mijn schande moet ik bekennen dat ik niet wist dat ze deel waren van een serie. Toen zag ik een uitleg aan de muur dat die schilderijen verschillende jaargetijden verbeeldden en dat er oorspronkelijk zes waren: drie in Wenen, een is er in Praag, een in New York en eentje is kwijt. En terwijl ik dat las, dacht ik: stel dat iemand een schilderij vond waarvan hij dacht dat het de ontbrekende Breughel was."
Zijn dat boek en het toneelstuk verwant? "Ik schreef ze vlak na elkaar, maar het kwam eerst niet bij me op dat er een verband was. Nu zie ik dat ze allebei over dubbelzinnigheid gaan. Of onzekerheid, zowel over Heisenbergs motieven voor zijn reis, als over Martins motieven. Diens eerste gedachte is altruïstisch. Hij wil een schilderij redden uit de handen van zijn verschrikkelijke buurman. Maar dan realiseert hij zich razendsnel dat er ook voor hemzelf wat te verdienen valt: een reputatie als kunsthistoricus en een aardig centje. Eigenbelang en morele dilemma's sluipen naar binnen. Want de eigenaar van die Breughel is niet gek en heeft zeer dubieuze eigen plannen, waar Martin aan moet meewerken als hij het schilderij wil hebben."
Uw toneelstuk heeft een onzekere vorm: twee keer dezelfde scène, maar met een verschillende uitkomst. "Ja, er is geen definitieve kennis. Om te doorgronden wat ons beweegt hebben we de medewerking van andere mensen nodig, in wie we onszelf weerspiegeld willen zien. Dat was waarschijnlijk de reden voor Heisenbergs reis: Bohr was de enige persoon ter wereld die kon begrijpen waar hij mee bezig was en dat aan anderen zou kunnen uitleggen. De structuur van het stuk onderstreept dat. Er zijn drie personages: Heisenberg, Bohr en diens vrouw Margarethe. Er is dus altijd een publiek: een personage dat de andere twee observeert. Wie de outsider is, wisselt steeds. "De mooiste voorstelling die ik heb gezien was in Kopenhagen zelf, met drie weergaloze acteurs die heel simpel en elegant speelden, geestig, maar ook erg ontroerend. Aan het slot hadden mijn vrouw en ik allebei tranen in de ogen. Ik. .. dat was me nog nooit eerder overkomen."
Is dat een merkwaardig gevoel voor de schepper? "Bizar. Maar toneelstukken kunnen een leven van zichzelf krijgen. Dat ontlenen ze aan de acteurs die het uitvoeren. Ik realiseerde me ook dat veel mensen in Kopenhagen nog pijnlijke herinneringen aan de oorlog hebben. Bohr is er een grote held. Maar de acteurs zetten Heisenberg nog veel sympathieker neer. Dat vond ik erg genereus."
Kan een boek een eigen leven krijgen? "Niet op die manier. Maar een schilderij van Breughel wel, haha." Is het woord 'als' een goede samenvatting voor boek en toneelstuk? "Dat is zeker waar. Het stuk zegt: als Bohr zijn kalmte had bewaard en was ingegaan op Heisenbergs natuurkundige ideeën, had dat afschuwelijke consequenties kunnen hebben. En het boek vraagt zich af: wat zou er gebeuren als dat schilderij... Weet je, ik was doodsbenauwd dat die vermiste Breughel inderdaad zou opduiken vóór mijn boek zou worden gepubliceerd. Dat zou de hele plot teniet doen."
Moest het schilderij aan het eind van het boek daarom verloren gaan? "Ja, dat moest, vond ik. Maar een Duitse journalist vroeg me kortgeleden of het niet veel moediger geweest zou zijn het te behouden en het als fictief schilderij op te hangen in de National Gallery. En het kan nog gekker. Op de omslag van de Nederlandse vertaling hebben ze het schilderij in de computer gemaakt, met stukjes uit Boerenbruiloft en andere Breughels. Geniaal. Toen ik dat aan de BBC liet zien, zei de interviewster: ik wist niet dat er een afbeelding van bekend was."
U heeft het toneelstuk voorzien van een nawoord met de wetenschappelijke stand van zaken ten tijde van Bohr en Heisenberg. Waarom? "Het stuk zelf kan heel goed zonder. Maar het leek me redelijk dat het publiek na afloop kan uitvinden of het op echte wetenschap is gebaseerd." In het boek staat erg veel kunsthistorische uitleg. Daar is het nawoord als het ware in de tekst zelf opgenomen. Is het daardoor niet topzwaar geworden? "Misschien. Maar de kunsthistorie is ook de substantie van het verhaal: Martin weegt het beschikbare wetenschappelijke materiaal om over de echtheid van dat schilderij te kunnen oordelen. Overigens heb ik ook in het boek een nawoord opgenomen, om te bedanken voor alle hulp die ik heb gekregen, maar óók om duidelijk te maken dat die kunsthistorie echt is. En nóg zijn er mensen die zeggen: O, ik dacht dat je dat allemaal had verzonnen. Dat zou nog eens slim zijn geweest." Bent u religieus? "God, nee."
Maar gaat Kopenhagen niet óók over de vraag of de mens god speelt door de atoombom te scheppen? "Juist niet. Enerzijds hebben filosofen zich altijd afgevraagd of de wereld niet gewoon een uithoek is van het universum, dat verder onafhankelijk van de mens bestaat. En aan de andere kant: het enige dat het universum een beetje karakter geeft, zelfs fysiek karakter, is dat het wordt waargenomen en benoemd en wordt opgemeten door mensen. "Die twee gezichtspunten zijn volstrekt niet met elkaar te rijmen en ze lijken toch allebei absoluut waar. Ze sluiten elkaar wederzijds uit, maar ze moeten alletwee in aanmerking genomen worden om een situatie te begrijpen. Zelfs de moderne quantumfysica is gedrenkt in het idee van een waarnemer, ze is antropocentrisch. Ik zeg niet dat de mens god speelt, maar wel, met Bohr, dat je geen zin aan het universum kunt geven zonder de mens in het midden te zetten."
Geldt dat ook voor de interpretatie van kunst, zoals in het boek? "Zeker. Verhalen bestaan niet zonder verteller. Geschiedenis is een particulier verslag van voorbije gebeurtenissen." Maar is er voor u wel verschil tussen fictie en feiten? U bent schrijver en journalist. "Ik heb altijd gevonden dat mensen die fictie schrijven wettelijk verplicht zouden moeten worden af en toe wat aan journalistieke verslaggeving te doen. Al was het alleen om ze er aan te herinneren hoe de wereld is. Als je fictie schrijft, raak je daar een beetje los van. In je hoofd past alles precies in elkaar, maar als je naar feiten op zoek gaat blijkt het niet zo te zijn. De wereld bestaat niet in woorden en zal er nooit precies in passen. Ik vond verslaggeving de allermoeilijkste manier van schrijven."
Dat is erg bemoedigend. "Nee, serieus, neem iets heel simpels, kijk naar buiten, naar de bomen. Hoe kan je daar in woorden een verslag van geven dat niet alleen waar is, maar ook dat die bomen bij de lezer compleet oproept. Dat is duivels moeilijk." Uw boek is op zichzelf een verzameling genres: een parabel, een klucht waarvan de personages in het begin uit karton geknipt lijken, een essay... "Ik ben het er niet mee eens dat het kartonnen personages zijn. Ze veranderen, zoals iedereen eindeloos door de gebeurtenissen van zijn leven wordt getransformeerd. Ik vraag me slechts af waarom mensen doen wat ze doen. Of het nu goede of slechte dingen zijn, of ze het eervol of eerloos doen, het lijkt me kenmerkend voor mensen dat ze altijd een project hebben in het leven, al is het maar het vinden van eten om in leven te blijven. Veel moderne schrijvers hebben een passief beeld: de mens ondergaat en heeft allerlei gevoelens. Mijn ervaring zegt me eerder dat de mens altijd vecht en worstelt."
In uw boek en in uw toneelstuk velt u daarover nadrukkelijk geen moreel oordeel. "Heisenberg is vaak onbarmhartig beoordeeld. Wie niet zelf onder een tyranniek regime heeft geleefd moet daar erg voorzichtig mee zijn. Zelfs als Heisenberg zich slechter zou hebben gedragen dan hij gedaan lijkt te hebben, zou ik blijven aarzelen hem te veroordelen."
U noemt uzelf een 'Jack of all trades'. Is dat een belemmering om de Booker-prijs te winnen? "Het zal me er vast niet bij helpen. Het helpt je wel om beter jezelf te blijven. En men leeft niet om de Booker-prijs te winnen. Of welke prijs dan ook."
Michael Frayn: Headlong. Uitg. Faber en Faber, 396 blz., f42,60. (recensie in bijlage Boeken, blz. 6). Pretmakers in een berglandschap. Vert. Sjaak de Jong. Uitg. Bert Bakker, 317 blz., f45,-De voorstelling 'Kopenhagen' van het Noord Nederlands Toneel is te zien t/m 25/ 11. T/m 24/10 in Amsterdam, Bellevue; 28-31/10 Den Haag, Theater aan het Spui; 3-7/11 Leeuwarden, Harmonie; 10-13/11 Haarlem, Toneelschuur; 17-20/11 Groningen, De Machinefabriek; 23-25/11 Arnhem, Schouwburg
|
NRC Webpagina's
22 OKTOBER 1999
|
Bovenkant pagina |