|
T I T E L : |
Tu ridi |
R E G I E : |
Paolo en Vittorio Taviani |
M E T : |
Antonio Albanese, Sabrina Ferilli, Luca Zingaretti, Turi Ferro, Lello Arena, Steve Spedicato |
In: Desmet, Amsterdam; Lantaren/Venster, Rotterdam; Haags Filmhuis; 't Hoogt, Utrecht
Paolo en Vittorio Taviani blijven schitterende verhalenvertellers
De troost van Rossini en Galilei
Door HANS BEEREKAMP
Tijdens filmfestivals wordt
altijd halsreikend uitgekeken naar wat nieuw en anders is. Daarom viel
vorig jaar in Venetië Tu ridi een beetje tegen: de broers
Paolo en Vittorio Taviani hadden waarachtig wel betere films gemaakt, en
de vergelijking met hun Kaos (1984), eveneens gebaseerd op
personages uit de Siciliaanse novellen van Pirandello, kon Tu
ridi al helemaal niet goed doorstaan. In een gewone Nederlandse
bioscoopweek in september spelen dit soort overwegingen een minder grote
rol. Dan kom je toch weer onder de indruk van het onveranderde vermogen
van de Taviani's om pregênante beelden en geluiden te
creëren, om paradoxale personages te verzinnen, om fantastische
verhalen te vertellen.
Tu ridi is een tweeluik, waarvan het tweede deel bestaat uit een
raamvertelling en een lange flashback naar honderd jaar eerder. Er was
oorspronkelijk nog een derde deel, met Omero Antonutti (Padre
padrone) in de rol van Luigi Pirandello. Dat werd wel opgenomen en
gemonteerd, maar niet gebruikt in de definitieve versie.
Beide verhalen in Tu ridi, die respectievelijk Felice en
Due sequestri heten, gaan over een voornemen tot een gewelddadige
dood: een zelfmoord en een moord. De kijker wordt tot op het laatste
moment in spanning gelaten, of het noodlot onontkoombaar zal blijken.
Een schlemielige, als boekhouder van de opera werkzame ex-bariton in het
fascistische Rome ziet geen andere uitweg dan de zee inlopen, wanneer
hij ontdekt heeft wat de droom is waar hij elke nacht zo bulderend om
moet lachen. En het jongetje, dat in het moderne Sicilië gegijzeld
wordt door de mafia om te verhinderen dat zijn vader geheimen onthult
aan de politie, wordt bedreigd door hetzelfde lot als de dorpsdokter die
aan het einde van de negentiende eeuw door bandieten ontvoerd werd om
een losprijs. Alle drie de potentiële slachtoffers, de boekhouder,
de gijzelaar en de dokter, vinden troost in kunst en wetenschap. De
bariton zingt nog een keer zijn glansrol uit een opera van Rossini, het
jongetje leert via een cd-rom de fijne kneepjes van Giotto en de dokter
verlicht zijn analfabetische ontvoerders met de inzichten van Galilei.
En de Taviani's bieden de kijker troost met miniatuur-observaties van
landschappen, van de zee, van een dansende man aan een bar, van
stadspanorama's en door de camera van Giuseppe Lanci gestreelde gevels,
van een zware steen. De dood mag een gegeven zijn, de cultuur en het
humanisme zijn onsterfelijk. Ook deze film bevat weer enkele beelden die
je nooit meer vergeet, zoals de woeste motoriek van de maffiabewaker in
een absurde dans met de dood, of de potsierlijk afzakkende tulband van
een operazanger. De echte slachtoffers zijn de personages die nooit
gelachen, gezongen of gedanst hebben, of de mensen die niet kunnen
genieten van de eenvoudige schoonheid van een Taviani-film, ook al is
die minder robuust dan Kaos of La notte di San Lorenzo.
|
NRC Webpagina's
15 SEPTEMBER 1999
|