|
T I T E L : |
Dance Me to My Song. |
R E G I E : |
Rolf de Heer. |
M E T : |
Heather Rose, Joey Kennedy, John Brumpton, Rena Owen. |
In: Desmet, Amsterdam; Haags Filmhuis, Den Haag; Lantaren/Venster, Rotterdam; 't Hoogt, Utrecht. Rolf de Heer weet sentimentaliteit niet te
vermijden
Droomprins van gehandicapte
Door DANA LINSSEN
Er is veel aan Dance Me to My
Song dat om de verkeerde redenen bewondering wekt. Als het een
documentaire was geweest, dan had ik ademloos zitten kijken naar het
leven van de spastische Heather Rose. Ze zit in een rolstoel, is voor al
haar eerste levensbehoeften afhankelijk van anderen. Wassen, plassen,
eten, zelfs haar dagelijkse cola-tic om de eenzame avonden dragelijk te
maken moet door iemand anders worden ingeschonken. Dat maakt die stille
borrel extra treurig. Alleen praten kan ze zelf, met behulp van een
spraakcomputer waarop ze met uiterste beheersing haar vaak geestige
observaties intikt. Rose is een sterke persoonlijkheid, met onmiskenbare
présence. Maar acteren? Ik kan niet beoordelen wat zij doet om
haar personage te spélen.
Want Heather Rose is niet de hoofdpersoon van Dance Me to My
Song, ze is de bedenkster, schrijfster en hoofdrolspeelster van de
film die door Rolf de Heer (Bad Boy Bubby, 1994 en The Quiet
Room, 1996) werd geregisseerd. Julia is de hoofdpersoon en hoewel
Julia door Rose naar haar eigen leven werd getekend, gaf zij haar
fictieve alter ego naar verluidt een ander karakter en een
sprookjesleven mee. Er is een kwaadaardige verzorgster, die haar werk
haat en Rose haat. En er is een droomprins.
In het scenario sprak hem aanvankelijk alleen de relatie tussen de twee
vrouwen aan, de rest van het script was sentimentele onzin, zo vertelde
De Heer eerder in een interview met deze krant. Toch ontkomt hij niet
helemaal aan deze sentimentaliteit. Voor zover het de relatie tussen
Julia en haar verzorgster betreft is het portret van het boze mooie en
het lelijke lieve stiefzusje rauw, humoristisch en geloofwaardig. Maar
op het moment dat het lelijke eendje gekust moet worden door een nobele
ridder dan gaat hij er wel erg gemakkelijk vanuit dat de toeschouwer
zich inmiddels Julia's perspectief heeft toegeëigend.
Daar schuilt het probleem van de film. Want hij is niet sprookjesachtig
genoeg om de fantasieën van een gehandicapte vrouw te presenteren
als serene uitweg uit een miserabel bestaan. Daarvoor wil Dance Me to
My Song ons te zeer overtuigen van z'n échtheid, met z'n
realistische details, kwijl-, pies- en badkamerscènes. Daarvoor
ook is Julia te genuanceerd geportretteerd, te opstandig, en vilein ook.
Maar Heather Rose's film (zoals hij op de titelrol wordt gepresenteerd)
is ook geen zuiver documentair portret, want daarvoor is de reddende
engel Eddie die op een dag door Julia haar leven wordt ingesleurd te
schematisch gebleven. Wat is dat eigenlijk voor klootzak die eerst zijn
vage telefoontjes naar haar appartement laat doorschakelen, haar gebiedt
niets te vragen, vervolgens bad en bed deelt met haar verzorgster en dan
nog steeds een wit paard blijft berijden in de fantasieën van
Julia. Hoe altruïstisch is die man? Hadden we niet net gezien dat
Julia misschien niet kan praten en lopen, maar allerminst achterlijk of
naïef is?
Een spastische vrouw wilde een film maken en Rolf de Heer, die haar
eerder een bijrolletje gaf in Bad Boy Bubby gaf haar de kans.
Maar hij had haar moeten beschermen tegen het feit dat een
geromantiseerde film de toeschouwer de gelegenheid zou geven medelijden
met haar te krijgen, want dat is het enige wat zij en haar hoofdpersoon
volgens mij niet willen. In deze vorm is Dance Me to My Song
uiteindelijk een kitscherige exploitatiefilm, waarin het prachtige
weerbarstige lichaam van een gehandicapte vrouw op een verkeerde manier
te kijk wordt gezet.
|
NRC Webpagina's
4 AUGUSTUS 1999
|