|
|
|
NIEUWSSELECTIE De nationale ombudsman
|
Verzet tegen benoeming Sorgdrager tot
Ombudsman
DEN HAAG, 16 JUNI. Oud-minister van Justitie W. Sorgdrager (D66) is gisteren voorgedragen voor de functie van Nationale Ombudsman door de commissie voor Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer. De voordracht is niet unaniem. Sorgdragers voordracht wordt alleen gesteund door de paarse regeringsfracties. De oppositiefracties zijn unaniem tegen. Volgens de oppositiepartijen is de benoeming van de ex-minister onverstandig, omdat de ombudsman veel klachten van burgers behandelt over het departement van Justitie, waar Sorgdrager als minister verantwoordelijk voor was. Kamerlid Van Wijmen van de grootste oppositiepartij CDA vreest "afbreukrisico van het ambt" door de benoeming. "De huidige ombudsman Oosting heeft van de Nationale Ombudsman een zeer belangwekkend instituut gemaakt. Dat mag niet in politiek vaarwater komen." Ook het feit dat Sorgdrager een omstreden minister van Justitie was, is voor een deel van de oppositiefracties bezwaarlijk. "De Ombudsman moet een onbeschreven blad zijn", zegt een woordvoerder van de GPV-fractie. De paarse partijen delen de bezwaren niet. Volgens hen is Sorgdrager de beste kandidaat voor de functie. Het Kamerlid Scheltema (D66) wijst erop dat ook voorzitters van de Algemene Rekenkamer vaak ex-politici zijn. "Dat heeft nooit een probleem opgeleverd. We kunnen Sorgdrager met haar achtergrond juist wel toevertrouwen dat ze klachten uiterst serieus zal behandelen." Volgens de CDA'er Van Wijmen is de benoeming "helemaal voorgekookt" door de paarse fracties. Volgens Scheltema is er echter geen sprake geweest van een 'diktaat van paars'. "Het was een hele open discussie." Behalve Sorgdrager staan op de voordracht R. Fernhout, hoogleraar Europees en migratierecht in Nijmegen en M.H.J.M. van Kinderen, ombudsman in Rotterdam, op de tweede en derde plaats vermeld. Sorgdrager zal de huidige Nationale Ombudsman, M. Oosting, opvolgen, die twee termijnen van zes jaar heeft voltooid. Ze zal haar huidige lidmaatschap van de Eerste Kamer moeten opgeven, omdat de twee functies onverenigbaar zijn. Volgens Sorgdrager had zij als minister van Justitie moeten aftreden tijdens het Kamerdebat over de kwestie-Van Randwijck in oktober 1995. De Tweede Kamer uitte toen kritiek op de ruime afvloeiingsregeling voor de Amsterdamse procureur-generaal, die in opspraak was geraakt tijdens de IRT-affaire. In haar boek Een verantwoordelijke minister, dat vandaag verschijnt, schrijft Sorgdrager: "Achteraf gezien was het misschien toch beter geweest om op te stappen. Nu lijkt het er inderdaad op dat ik als minister niet weg te branden was, ook gezien wat er daarna allemaal bij Justitie is gebeurd. De uitkomst van het Van Randwijck- debat was, gezien de kamerbrede opstelling, denk ik het moment in mijn ministersperiode dat het meest voor aftreden in aanmerking kwam."
|
NRC Webpagina's
16 JUNI 1999
|
Bovenkant pagina |