|
|
|
NIEUWSSELECTIE Lezers over de betekenis van nieuwe media: Als ik er maar profijt van heb
|
Vijf informatiekenners in debat over de betekenis van
nieuwe media
De poortwachters van de nieuwe macht
Monique Doppert
Oproep
Jo Groebel (49) is sinds 1991 als hoogleraar mediapsychologie verbonden aan de Universiteit Utrecht. Hij bestudeerde de relatie tussen media en geweld. Tegenwoordig doet hij vergelijkend onderzoek naar het gebruik van zowel 'oude' als nieuwe media. 'Begrippen als loyaliteit en trouw krijgen een andere betekenis in de informatiesamenleving.' Gijs ten Kate (45) is marketing consultant en partner bij het reclamebureau Schaeffer Wunsch Has te Amsterdam. Daarvoor was hij onder meer strategy director bij FHV/BBDO. Ten Kate publiceert regelmatig over nieuwe ontwikkelingen in marketing en nieuwe media. Hij is onder andere docent bij de Universiteit Nijenrode. 'Ondanks voorspellingen hebben nieuwe media nauwelijks beweging gebracht in de marketingomgeving of communicatiestromen.' Peter Kentie (38) is voormalig grafisch vormgever en auteur van het standaardwerk Website & Html in de praktijk. Tegenwoordig is hij manager Web Design bij Philips in Eindhoven en werkt hij onder meer aan projecten als de harmonisatie van Philips Internet en Intranetpresentatie. 'De opkomst van Internet betekent een vergaande democratisering van informatie. De vraag blijft, wat moet je met deze kennis?' Bert Mulder (46) was tot 1992 hoofd informatisering van de organisatie van de Tweede Kamer en zelfstandig consulent van bedrijfsleven en overheid. 'In de informatiesamenleving zijn vorm en inhoud relatief eenvoudig los te koppelen. Veel bedrijfstakken zitten nog te veel vast aan één vaste vorm-en-inhoud.'
Onderwijs GROEBEL: "Aan de basis van het leersysteem zullen altijd betrouwbare tussenpersonen, gekwalificeerde docenten, staan. Deze gatekeepers selecteren, structureren en interpreteren informatie en kennis. Een docent blijft nodig om leerlingen te leren met informatie om te gaan. Dat zal niet verdwijnen. Een docent wordt misschien meer een soort sociaal informatiemanager die het zoek- en communicatieproces van het leren stuurt. Docent en student bepalen samen wat en waar de beste bronnen zijn. Onderwijs zal nooit een puur digitale kwestie worden." KENTIE: "Beoordelingscriteria for muleren en het waarheidsgehalte van ingeleverde werkstukken toetsen vergt meer van de creativiteit van de docent. Ook van de leerling wordt verwacht dat hij creatief omgaat met de enorme hoeveelheid vrij beschikbare informatie die via Internet veel eenvoudiger wordt gedistribueerd. Vroeger werden uittrekselboeken uitgegeven, nu publiceren scholieren zelf boeken en uittreksels op websites." MULDER: "De rollen zullen ver schuiven. Een leerling zal veel meer zijn eigen leerproces structureren en daarmee wordt het onderwijs flexibeler. Kijk naar de komst van het Studiehuis waar leerlingen hun eigen leerproces coördineren en inrichten. Ze vragen een docent om hen te begeleiden. De vraag is: hoe kan iemand zijn leerproces voor het vak wiskunde inrichten als hij of zij helemaal niet weet wat wiskunde is? Bij die invulling heb je altijd docenten nodig. Mensen moeten leren leren."
Mobiliteit Met nieuwe media kan men onafhankelijk van tijd en plaats contact houden. We zullen steeds minder reizen om elkaar op te zoeken. Kostbare infrastructurele uitbreidingsplannen, zoals van Schiphol en hogesnelheidslijnen, zijn daarom overbodig. GROEBEL: "Ik leg vaak een eerste contact via Internet, waarna een persoonlijke ontmoeting volgt. En andersom. Zelf wil ik, voordat ik met iemand in een groot project stap, eerst degene ontmoeten. We eten een hapje en kijken of het klikt. Daarna kan de rest van de communicatie via telefoon, e-mail en fax verlopen. Misschien neemt op zakelijk gebied het reizen wel af." VAN DUSSELDORP: "Welnee. Men zal alleen maar meer reizen. Met nieuwe media kan iemands werkterrein heel snel veel groter worden. Werkend in internationale verbanden kom je in contact met leveranciers die niet om de hoek zitten. Daardoor word je betrokken bij projecten, werk, mensen die op veel grotere afstand zitten. Er is dus meer kans dat je op reis moet." TEN KATE: "Men voorspelt wel dat mensen minder reizen omdat ze gebruikmaken van Internet en bedrijfsintranetten. Maar het valt mij op dat mensen erg gehecht blijken aan hun plekje op de zaak. Het gevoel er ook fysiek bij te horen. Zowel werknemer als werkgever moet het psychisch aankunnen om het kantoor in te ruilen voor thuis. Het is de vraag of de mobiliteit zal afnemen als gevolg van thuiswerken. Wie weet gaat men de fysieke eenzaamheid achter het scherm compenseren met intensiever bezoek aan vrienden en evenementen. Mobiliteit is van veel meer factoren afhankelijk dan de invloed van computernetwerken met al hun virtuele mogelijkheden. Ooit voorspelde men de paperless office als gevolg van de komst van de computer. Niets blijkt minder waar."
Kenniskloof Het mediagebruik wordt steeds individueler. Internet maakt informatie op maat mogelijk. Men kan zelf beslissen wanneer men welke informatie tot zich neemt. Door dit gefragmenteerde media-aanbod wordt het publiek minder breed geïnformeerd. Nieuwe media werken eenzijdige ontwikkeling in de hand. KENTIE: "Nieuwe media zullen juist het breed geïnteresseerde publiek enorm stimuleren. De eenzijdige ontwikkeling van informatie heeft niets met een specifiek communicatiemedium te maken. Wel met het ontbreken van veelzijdige mediavormen! Een kennismaking met specifieke onderwerpen via Internet doen mensen juist grijpen naar andere media, bibliotheken, verzamelingen etcetera. Nieuwe media zijn zo een katalysator." GROEBEL: "We verliezen het ge meenschappelijk geïnformeerd raken. De kans dat ik en mijn buurman gisteravond hetzelfde hebben gezien op televisie of Internet is zeer klein. Aan de andere kant winnen we aan nieuwe gemeenschappen. Ik houd van een bepaald soort sigaren. Op Internet vind ik medestanders in het roken van die sigaren. We wisselen ervaringen uit en ik kom er achter waar ik ze het best kan bestellen. Dit soort gemeenschappen voegt iets toe. Zo kom ik toch weer aan mijn gezamenlijke ervaring." VAN DUSSELDORP: "Ach, ik gooi nu ook het sportkatern ongelezen weg. Tegelijkertijd is er een groot verlangen te weten wat er aan de hand is, gedeeltelijk bepaald door wat andere mensen lezen. Ik ben niet zozeer bang voor een eenzijdige maar voor helemaal geen ontwikkeling. De overdaad aan beschikbare informatie werkt verwarrend. Dat is voor sommige mensen reden om helemaal geen aandacht meer aan het nieuws te besteden. Dat is veel bedreigender." Volgens socioloog Manuel Castells is 'niet aangesloten zijn' het grootste gevaar van de netwerksamenleving. Tweederde van de wereldbevolking heeft nog nooit getelefoneerd. De kenniskloof wordt bij toenemend gebruik van nieuwe media steeds groter en zal op termijn hele regio's van de wereld buitensluiten. Ook in de Nederlandse samenleving wordt deze kloof steeds pijnlijker zichtbaar. Deze ontwikkeling is niet te stuiten. GROEBEL: "Ik maak me geen zor gen over een grotere kenniskloof binnen een goede, rijke economie als de Nederlandse maatschappij. Internationaal kun je wel spreken van een kloof. Ik deed eind 1997 onderzoek voor UNESCO naar de Internettoegang van kinderen. Toen bleek dat gemiddeld vijf procent van de kinderen op de wereld toegang heeft tot Internet. Het is geen natuurwet dat de kloof steeds groter wordt. Op een relatief eenvoudige en goedkope manier kunnen satellietverbindingen ook arme regio's toegang bieden. Dat is technisch niet moeilijk en ook niet duur. Het hangt af van de bereidheid van gatekeepers, zoals grote mediaconcerns en overheden, om toegang te bieden, om signalen aan te geven. Het is dus vooral de kwestie van infrastructuur waarover ik me zorgen maak." KENTIE: "Ja, een land als India met zijn indrukwekkende reputatie als programmeurswalhalla is een prachtig voorbeeld. Niet dat iedereen toegang heeft tot Internet, maar de Indiase overheid heeft tijdig stevig geïnvesteerd in informatica-opleidingen en onderwijs zodat het land nu hooggekwalificeerde specialisten aflevert. De reputatie van India is daardoor enorm gestegen. De kreet 'niet aangesloten zijn' lijkt overigens een eind negentiger-jaren variant van 'niet geletterd' zijn. De kenniskloof bestaat echter al veel langer en wordt door dictaturen en armoede alleen maar groter. Nieuwe media zullen zich eerder ontpoppen als bruggenbouwers." MULDER: "Castells komt uit Ameri ka. En daar is Internet al veel dieper en breder in de samenleving doorgedrongen. De gemiddelde Internetgebruiker is allang niet meer de hoger opgeleide veelverdiener, zoals in Europa. Nog vijf jaar en dan is het hier ook zo. Dan is ook hier vrijwel iedereen aangesloten op Internet, door alle lagen van de bevolking heen. Ik maak me meer bezorgd over een andere ernstige tweedeling. Op de werkvloer kan iedereen met een pc omgaan, beleidsmedewerkers kunnen nog net tikken, maar het topmanagement snapt er niets van. De toplaag van de Nederlandse samenleving, de mensen in de directiekamers, heeft geen tijd om met computers bezig te zijn. Achterblijvend management kan tot grote problemen leiden. Hun verantwoordelijkheid is niet zozeer het kunnen omgaan met de nieuwe mogelijkheden, maar er strategisch over na kunnen denken. Je hoeft niet om te kunnen gaan met een muis om te voorzien dat je bedrijf door nieuwe elektronische concurrenten uit de markt wordt gedrukt."
Privacy Van elke Nederlander zijn 150 kenmerken bekend en te koop. Internet en e-mail zijn goudmijnen van digitale sporen. De ontwikkeling van de elektronische snelweg zal echter alleen slagen als gebruikers zeker weten dat ze greep houden op hun persoonlijke gegevens. Zo is het ontbreken van een veilig en betrouwbaar systeem voor elektronisch betalingsverkeer de belangrijkste reden waarom de handel via Internet maar niet van de grond komt. MULDER: "Met wie communiceer je het best? Met degenen die het meeste van je weten. Dat is het dilemma van de privacykwestie. Ik moet mijn privacy kunnen bewaren als ik dat wil. Maar het opgeven van mijn privacy is het begin van communicatie. Belangrijk is de traceerbaarheid van gegevens. Wanneer, waar en hoe kan ik mijn eigen gegevens inzien?" KENTIE: "Extreem privacygevoelig zijn de hardcore Internetters. Deze mensen die al op het net zaten voor de komst van het world wide web in 1994 - hanteren sterke codes, zoals e-mail binnen 24 uur beantwoorden. Per maand betreden miljoenen nieuwkomers, de newbies, Internet. Zij kennen die codes niet en gedragen zich eerder tegenovergesteld." VAN DUSSELDORP: "Inderdaad, niet iedereen maakt zich zorgen om digitale sporen. Men geeft met plezier persoonlijke informatie weg als er korting of iets anders voor in de plaats staat. Kijk maar naar het AH-pasje. Ik ben zelf betrokken bij TRUSTe, een Amerikaanse organisatie die een zegel verstrekt aan websites, zodat klanten informatie kunnen inzien over het beleid dat een site voert, wat er gebeurt met persoonlijke informatie. Keurmerken en intermediairs op Internet zullen vertrouwen bieden en risico's verzekeren. De Europese regelgeving op dit terrein is bovendien streng en verbiedt bedrijven misbruik te maken van gegevens. Mijn vertrouwen in bancaire instanties is groot. Ik ga er vanuit dat ze mijn persoonlijke informatie, ook die op een Internetpasje, goed beschermen."
Commercie Op Internet kunnen consumenten relatief eenvoudig producenten worden. Denk bijvoorbeeld aan de levendige handel die is ontstaan in de verkoop van zelfgebrande cd's. Over tien jaar zullen particulieren via Internet bestaande bedrijven wegconcurreren. Niet alleen cd- en boekwinkels en computerzaken zullen de concurrentie voelen maar ook supermarkten, bloemenzaken, kleding- en cadeauwinkels. GROEBEL: "De consument is op Internet ook permanent in staat prijsvergelijkingen te maken. Hij kan nu al de beste aanbieding van een vliegticket uitzoeken en straks ook van vele andere producten. Een ander voorbeeld is dat kopers op Internet coöperaties vormen, ze kunnen direct bestellen bij de groothandel of de producent en de tussenhandel uitschakelen. Nog een voorbeeld: men kan al boeken op bestelling laten drukken. Dat is straks niet alleen voorbehouden aan de boekensector, maar kan dan ook met media, muziek enzovoorts." VAN DUSSELDORP: "Ik voorspel de opkomst van Internetveilingen. Consumenten krijgen door Internet vooral meer macht. Consumenten kunnen openbaar klagen over slechte producten en diensten en samen actie ondernemen. Gebruikers van een product kunnen mogelijke nieuwe kopers waarschuwen voor verborgen gebreken, maar ze kunnen ook hun prettige ervaringen delen. Dit soort informatie verspreidt zich via Internet razendsnel. Het gevolg zal zijn dat bedrijven veel meer nadruk op goede dienstverlening en goede producten leggen." TEN KATE: "De consument kan in de toekomst ook producent worden van digitale producten die ook digitaal worden gedistribueerd. Het gaat dan om alles wat geschreven, getekend of in beeld of klank kan worden omgezet. Dat kost binnenkort vrijwel niets meer, waardoor de grenzen tussen producent en consumenten zullen vervagen. Er ontstaan vormen van ketenomkering: de consument is in staat precies te laten weten wat hij wil. Producenten kunnen consumenten tot op individueel niveau leren kennen met behulp van digitale databestanden, zoals klantenkaarten." VAN DUSSELDORP: "Daarnaast biedt Internet individuen inderdaad mogelijkheden om zelf zaakjes op te zetten. Voor zeer weinig geld kun je de hele wereld informeren over je aanbod. Voor gespecialiseerde producten en diensten is een grote marketingcampagne niet altijd nodig, geïnteresseerden vinden elkaar toch wel. Voor de afhandeling van orders en de verdere faciliteiten die nodig zijn - verzending, drukwerk, afhandeling e-mail etc. - komen steeds meer bedrijven in de markt, zodat je als individu inderdaad via een netwerk van diensten toch je eigen product aan kan bieden. Met als gevolg: veel meer individuele aanbieders. "Het grote probleem zit in herkenbaarheid en vertrouwen. Er is vertrouwen nodig tussen koper en verkoper. Als ik een mooi paar schoenen vind op een Mexicaanse website, trek ik dan mijn creditcard? Misschien wel, als mijn mede-Internetters het aanbevelen. Er komt ruimte voor nieuwe lokale intermediairs. Bedrijven die voor de gebruiker op zoek gaan naar goede deals en garantie bieden bij levering. De afwikkeling van betalingen via Internet moet eenvoudiger. Dat gaat binnenkort ook gebeuren. Met de ontwikkeling van smartcards zoals de chipper, in combinatie met mobiele telefonie en andere op Internet aangesloten apparaten, loopt Europa voorop."
|
NRC Webpagina's
5 JUNI 1999
|
Bovenkant pagina |