|
|
|
NIEUWSSELECTIE
'Strategies of John D. Rockefeller and the Standard Oil Company 1863-1911'
|
H O O F D A R T I K E L :
In de olie
In de jaren zeventig deed het OPEC-kartel van olieproducerende landen een aanval op hun machtspositie, maar ook tijdens de oliecrises bleef de greep van de traditionele Westerse oliemaatschappijen groot. Nieuwe namen kwamen op, van andere Europese en Amerikaanse olieconcerns, van de genationaliseerde olieconcerns in het Midden-Oosten, de staatsbedrijven van de grote Latijns-Amerikaanse landen en, in de jaren negentig, de opgesplitste en gedeeltelijk geprivatiseerde ex-Sovjet-olieconglomeraten. Met de trotse zeven zusters en andere grote namen in de olie-industrie is het gegaan zoals met het verhaal van de tien kleine negertjes. Sommige zijn enkele jaren geleden opgeslokt en de afgelopen weken is hun aantal door fusies verder geslonken. Toen waren er nog maar vijf en het gonst van geruchten over verdere samenvoegingen in de oliemarkt. In 1911 dwong een besluit van het Amerikaanse Hooggerechtshof de opsplitsing af van Standard Oil, het olie-imperium van John D. Rockefeller. Oude afsplitsingen van Standard Oil, zoals Exxon en Mobil, komen nu weer bij elkaar. 'Big oil' is bezig met een reusachtig proces van herconcentratie.
DE DIRECTE AANLEIDING hiertoe vormt de internationale olieprijs. Dit jaar is de prijs van een vat ruwe olie ongeveer gehalveerd en deze bedraagt nu zo'n tien dollar. Dat is zelfs nominaal minder dan na de eerste oliecrisis in 1973, toen de OPEC de prijs opdreef tot 12 dollar per vat. En ook al is de prijs door de Irak-crisis even opgeveerd, olie is weer de spotgoedkope brandstof die het eens was. Dat Nederlandse (en Europese) automobilisten hiervan vrijwel niets merken als ze hun tank vullen, ligt aan de exorbitante nationale belastingheffingen. De lage olieprijs komt deels door ineenstorting van de vraag naar energie uit Azië, deels door de productie van nieuwe velden en deels door de onmacht van de OPEC om zijn leden in bedwang te houden en afspraken over productiebeperkingen na te komen. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat hierin veel verandering zal komen. De grote olieconcerns reageren daarom met haastige fusies. Die hebben tot doel om de kosten te drukken, activiteiten te stroomlijnen en de winstgevendheid zo in stand te houden. Nu is het de vraag of megaconcerns daartoe goed in staat zijn. Shell kwam enkele jaren geleden al tot de ontdekking dat het bedrijf onbeheersbaar groot gegroeid was en begon met ingrijpende reorganisaties om de bedrijfscultuur op te schudden. Het resultaat daarvan was tot nu toe zo mager dat verdere ingrepen zijn aangekondigd.
ER SPELEN OOK ANDERE elementen een rol bij de fusiegolf. De aandelen van de traditionele oliemaatschappijen zijn de laatste jaren fors achtergebleven bij de beurshausse, die wordt gevoed door de koersstijgingen van de nieuwe bedrijven in de computer- en informatietechnologie. Daarnaast zijn de productiekosten buiten het Midden-Oosten (waar zich driekwart van de bewezen oliereserves bevindt) hoog. Met de lage aandelenkoersen van oliemaatschappijen is het goedkoper om de oliereserves van de concurrent te kopen op Wall Street dan om zelfstandig nieuwe oliebronnen aan te boren. De saneringen en concentraties in de olie-industrie zullen nog wel enige tijd doorgaan. Maar ondertussen wordt het hoog tijd om de lage olieprijzen met de nodige zorg te volgen. Goedkope olie heeft minstens zoveel verstorende effecten als de explosie van de energieprijzen in de jaren zeventig. Het beste zou zijn om een deel van de productie voor onbepaalde tijd stil te leggen. Noch de OPEC-landen, noch de niet-OPEC producenten, noch de gefuseerde olieconglomeraten zullen daartoe vrijwillig bereid zijn. Maar als de oliemarkt niet uitsluitend op prijsaanpassingen wil leunen, zal op een andere wijze het aanbod in overeenstemming met de vraag moeten worden gebracht.
|
NRC Webpagina's
19 DECEMBER 1998
|
Bovenkant pagina |