|
|
|
NIEUWSSELECTIE OESO
'Onderwijs en kennis'
|
H O O F D A R T I K E L :
De prijs van onderwijs
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Nederland in de meest recente studie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wederom in de lagere regionen voorkwam als het gaat om uitgaven aan onderwijs. Waar de OESO-landen gemiddeld zes procent van het bruto binnenlands product aan onderwijs besteden, komt Nederland niet verder dan 5,4 procent. In de Europese Unie geven alleen Griekenland en Italië nog minder uit. Het Nederlandse onderwijs is sober maar doelmatig, concludeerde het ministerie van Onderwijs naar aanleiding van de OESO-studie. Maar het is de vraag of dit iets is om trots op te zijn. Als het om resultaten gaat kan Nederland zich nog steeds behoorlijk meten met het buitenland, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek. Zo bezien is er dus geen reden drastische wijzigingen in het naar internationale begrippen bescheiden uitgavenniveau aan te brengen. Er is echter meer dan het cijfermateriaal van de OESO. Al jaren achtereen heeft het onderwijs te maken met een imagoprobleem. Een baan als leraar of onderwijzer valt tegenwoordig in veel gevallen onder de categorie 'vuil en onaangenaam werk'. De arbeidsomstandigheden in het onderwijs, zich ondermeer uitend in een hoge werkdruk, zijn de belangrijkste reden voor jongeren om niet voor het leraarschap te kiezen. Bovendien valt elders meer te halen.
DE JAREN VAN private rijkdom en publieke soberheid hebben in het onderwijs hun sporen nagelaten. Terwijl het bedrijfsleven en de daarmee samenhangende studies lonkten, liepen de pedagogische academies en lerarenopleidingen leeg. Het gevolg? Scholen hebben bij gebrek aan docenten steeds meer moeite vacatures te vervullen. Aan het begin van dit schooljaar had vijftien procent van de basisscholen te maken met openstaande vacatures. In het voortgezet onderwijs meldde vorig jaar oktober 33 procent van de scholen nog met onvervulde uren te zitten. Vooral voor de vakken economie, wiskunde, scheikunde, klassieke talen, Duits en beroepsgerichte vakken voor het voortgezet beroepsonderwijs, bleken onvoldoende mensen beschikbaar. Het probleem zal in de toekomst alleen maar nijpender worden. Uit onderzoek van het ministerie van Onderwijs is gebleken dat in 2004 in vergelijking met dit jaar elfduizend leraren meer nodig zullen zijn. Niet voor niets heeft minister Hermans van Onderwijs vorige maand een plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd om het beroep leraar weer onder de aandacht te brengen. Maar wie wil er nog een baan in het onderwijs? De jongste ontwikkelingen rondom de nieuwe CAO voor de werknemers in het onderwijs zullen in elk geval niet aan de gewenste imagoverbetering van het vak hebben bijgedragen. Vandaag kwam, voorzover de kerstactivteiten het toelieten, het onderwijs voor het eerst in actie. Volgende maand zullen, als het aan de bonden ligt, estafette-stakingen volgen.
TUSSEN DE EISEN VAN de bonden en het aanbod van de minister gaapt nog een enorm gat. Toch zullen, zoals bij alle CAO-onderhandelingen, beide partijen elkaar vroeg of laat wel ergens vinden. Maar daarmee zal het structurele probleem niet zijn weggenomen. Het vak valt of staat niet met een loonsverhoging van enkele procenten meer of minder. Van veel meer belang is een algehele herwaardering van het onderwijs. De beloningskant speelt daarbij zonder meer een rol. Maar het loopbaanperspectief van leraren blijft in Nederland vergeleken bij omringende West-Europese landen gering. Daarnaast zijn de mogelijkheden om gedifferentieerd te belonen als gevolg van CAO-rigiditeiten nog uitermate beperkt. Het ene vak is niet hetzelfde als het andere vak, zoals ook de ene school niet dezelfde is als de andere school. Dat zal op de een of andere manier in de beloning tot uitdrukking moeten worden gebracht. Maar belangrijker is het beroep van leraar zelf. Met het steeds kennisintensiever worden van de samenleving, wordt eveneens veel meer van de onderwijsgevenden verwacht. Voor de illustere 'lesboeren' van vroeger die hun lessen slechts aan de nieuwe drukken van hun favoriete leerboek hoefden aan te passen, is geen plaats meer. Leraren zullen zelf permanent moeten worden geschoold. Ook hier loopt Nederland achter bij het buitenland, waar leraren relatief minder lesuren geven voor veelal kleinere klassen.
IN HUN REGEERAKKOORD onderstrepen de drie coalitiepartijen de noodzaak van goed onderwijs. ,,Zeker in een tijd waarin technologische ontwikkelingen en kennisgroei zo snel gaan als nu, is het cruciaal om in alle opzichten bij te blijven'', aldus de paarse partners. Een dergelijke doelstelling vergt een prijs en een mentaliteit. De bewindslieden van Onderwijs kunnen nog veel verbeteren.
|
NRC Webpagina's
16 DECEMBER 1998
|
Bovenkant pagina |