|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
'Ontwikkelingshulp'
De Indiër en de Costa-Ricaanse zijn deskundigen in hun eigen land, met ervaring in sociaal werk in volksbuurten. Nu zijn de problemen in de jhuggi's van Bombay of de barrios van San José anders dan die van een Arnhemse achterstandswijk, maar hun conclusies waren verfrissend. Doorbreek de afhankelijkheid van de bewoners van de overheid en bevorder het zelfrespect van de buurtbewoners als opmaat naar grotere sociale samenhang in de buurt. Een visie van deskundigen uit de 'derde wereld' over Nederlandse problemen, dat is weer eens wat anders. Niet alleen omdat dit het clichébeeld van 'ontwikkelingshulp' doorbreekt, maar vooral omdat in Nederland een groeiend aantal problemen ontstaat waarmee ontwikkelingslanden ruime ervaring hebben. Alfabetisatie van volwassenen, bevordering van kleinschalig ondernemerschap, micro-kredietverlening, integratie van plattelandsbewoners in steden: Nederland ondersteunt al decennialang ontwikkelingsprojecten met dergelijke doelstellingen. Hierbij is veel deskundigheid ontwikkeld, zowel bij Nederlanders werkzaam in dergelijke projecten als bij hun lokale partners. DEZE DESKUNDIGHEID wordt in Nederland niet aangesproken, ondanks de politieke aandacht voor het 'grote-stedenbeleid' (in feite een eufemisme voor de inburgering van veelal allochtone sociaal-economische achterstandsgroepen), waarvoor zelfs een aparte minister is aangesteld. Tussen de ervaringen van ontwikkelingssamenwerking en de aanpak van 'derde-wereldvraagstukken' in Nederland bestaat een gapende kloof. Dat is jammer, want het kan ook anders. En dan niet op de pretentieuze manier waarop minister Pronk indertijd vorm heeft gegeven aan het partnerschap met ontwikkelingslanden. Enige jaren geleden heeft Nederland met Benin, Bhutan en Costa Rica verdragen voor een 'duurzame ontwikkelingsrelatie' gesloten. Dit houdt in dat de vier landen geacht worden elkaar op voet van gelijkwaardigheid te behandelen en wederzijds inspraak bij elkaars beleid krijgen. Afgezien van het voornemen om de planologische kernbeslissing voor Schiphol in het Bhutanees te vertalen, is er nooit iets uitgekomen. Veel beter is het om gebruik te maken van gerichte deskundigheid uit ontwikkelingslanden die toepasbaar is in Nederland. Bijvoorbeeld als het om de kredietverlening aan beginnende kleine ondernemers in de grote steden gaat. Dan is het voorbeeld van de Grameen Bank uit Bangladesh interessant. Deze bank, die gespecialiseerd is in zogenoemde 'micro-leningen' (de gemiddelde omvang van een lening is 300 gulden) aan arme mensen, is succesvol. Zozeer zelfs dat de Grameen Bank onlangs naar Wall Street is gegaan om op de Amerikaanse kapitaalmarkt geld aan te trekken dat zal worden gebruikt om uit te lenen aan arme Bengalen. Waarom wordt er in Nederland niet aan dergelijke marktgerichte initiatieven begonnen? Misschien omdat het minderheden- en grote-stedenbeleid is ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en asielbeleid bij Justitie. Ambtelijke verkokering weerhoudt medewerkers er vermoedelijk van om eens hun licht op te steken bij de collega's van Ontwikkelingssamenwerking. Maar dit is niet de enige verklaring. Het is ook een verschil tussen het perspectief van hulpverlening en van ontwikkelingswerk. En het gaat om een verschil in perceptie: wat zouden wij nu kunnen opsteken van ervaringen in derde-wereldlanden? Ook al is de deskundigheid daar op specifieke terreinen veel groter dan hier. NEDERLAND KAN daarvan profijt trekken. Zoals in de Arnhemse wijk Klarendal is gebeurd door een beroep te doen op een Indiër en een Costa-Ricaanse armoededeskundige, of door het kredietmodel van de Grameen Bank uit Bangladesh te integreren in het nationale grote-stedenbeleid. Het is in ieder geval een vorm van ontwikkelingssamenwerking die het oeverloze politieke gepalaver over het verplichte percentage van het bruto nationale product voor buitenlandse hulp ruimschoots te boven gaat.
|
NRC Webpagina's
5 SEPTEMBER 1998
|
Bovenkant pagina |