M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Paars moet publieke omroep serieus nemen
Volgens het nieuwe regeerakkoord mag de publieke omroep blijven uitzenden op drie televisienetten. En dat terwijl de VVD onlangs nog de behandeling van een voorstel voor een nieuwe omroepwet precies op dit punt liet struikelen. Volgens deze partij kon Hilversum best met een tv-net minder toe, terwijl PvdA en D66 een voortzetting wilden van de bestaande situatie. Al met al heeft de publieke omroep voor velen nog een bolwerk van verzuiling de paarse revolutie tot dusverre ongeschonden overleefd. Toch is er van alles veranderd binnen het publieke bestel: door nieuwe wetgeving, door Hilversum zelf, maar ook door een nieuw politiek klimaat in omroepland. Als politiek en NOS een duidelijke lijn trekken, ligt in de komende kabinetsperiode de zeggenschap over de publieke omroep niet langer bij de afzonderlijke omroeporganisaties, maar bij een centraal gezag. Zou de Hollandse BBC dan eindelijk binnen bereik komen? Het omroepbeleid van Paars I ging in 1994 van start met een stevige passage in het regeerakkoord: ,,In de komende kabinetsperiode wordt bezien of taak en functie van de publieke omroep in een veranderend medialandschap veranderingen in zijn organisatie, financieringsstructuur en omvang noodzakelijk maken.'' Na een lange radiostilte bracht de door staatssecretaris Nuis ingestelde Commissie-Ververs medio 1996 advies uit. Het werd een onverholen liefdesverklaring aan de publieke omroep, met een brede opdracht en globaal de huidige omvang en financiering. Een citaat uit het eindrapport: ,,Waar andere factoren van houvast en cohesie in de samenleving verdwijnen, moeten de instituties die op dit punt nog wel een mogelijke functie hebben, niet nodeloos en lichtvaardig worden afgeschaft. Een samenleving moet zeker zijn van een betrouwbare bron van informatie, mede gezien de functie daarvan voor het democratisch proces. Publiek debat, de maatschappelijke agendavorming, het functioneren van een pluriforme samenleving zijn alle aangewezen op de mogelijkheden die de publieke omroep biedt.'' Dat de commissie verder met weinig praktische oplossingen kwam voor de modernisering van de band tussen omroep en publiek en voor een nieuwe organisatiestructuur zorgde alleen maar voor een grotere opluchting in het Gooi.
Bij motie van VVD -leider Bolkestein oordeelde de Tweede Kamer echter dat de voorstellen van de Commissie-Ververs ,,niet tot de vereiste duidelijkheid en daadkracht'' leidden, en dat een centrale directie de programmering en organisatie in Hilversum moest sturen. Nuis koos, nu zijn grand oeuvre niet van de grond kwam, voor enige reparatiewetgeving op korte termijn en eventueel voor een nieuwe Concessiewet op de lange duur. De eerste wet is inmiddels van kracht; een voorzet voor de tweede is zoals gezegd te elfder ure door het eerste kabinet-Kok afgeblazen. De nieuwe Wet tot herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep kiest voor een scheiding van de 'professionele uitvoering van de programmering' en het 'toezicht van de zendgemachtigden'. De machtsbalans verschuift in het voordeel van de centrale, door de kroon benoemde Raad van Bestuur, waarbij de omroepen overigens wel een vinger in de pap houden. Verlichting van acute financiële problemen wordt gezocht in verhoging van het lidmaatschapsgeld, samen met de door D66 allang gewenste ontkoppeling van omroeplidmaatschap en gidsabonnement. Beide oplossingen botsen echter: wie het centrale gezag in de publieke omroep wil versterken moet niet gelijktijdig de inbreng van de leden van de afzonderlijke omroepverenigingen vergroten. Deze keuze voor dialectiek boven helderheid had tot gevolg dat de omroepverenigingen opnieuw hun profiel gingen oppoetsen en dat het momentum voor samenwerking in de publieke omroep verliep. Naarmate de grote plannen van Nuis verdampten, vatte Hilversum nieuwe moed. Nadat men het aanvankelijk niet eens had kunnen worden Nuis ontving drie voorstellen voor de toekomst in plaats van één kwam op het rapport van de Commissie-Ververs wel een eensgezinde reactie. En in mei jongstleden presenteerde de nieuwe Raad van Bestuur de nota Publiek in de toekomst, die zowaar nieuwe elementen bevatte en minder defensief was dan we de laatste jaren gewend waren. Zo wil de publieke omroep 'nieuwe stijl' naar voorbeeld van de BBC meer verantwoording afleggen aan zijn publiek en periodiek zijn prestaties laten beoordelen door een onafhankelijke visitatiecommissie. Verder belooft men scherpere netprofielen op de televisie, al is men het intern niet eens over de wijze waarop dat zou moeten. In ruil voor deze en andere vernieuwingen vraagt Hilversum rust in de tent via een concessieperiode van tien jaar. Ook wil het drie tv-netten en vijf radiozenders. De wens van drie netten wordt ondersteund door een bijgevoegd McKinsey-advies, waarvan de uitkomst bepaald lijkt door de inzet dat vermindering van het aantal tv-netten, gekoppeld aan een evenredige verlaging van de omroepbijdrage, tot verschraling leidt van programma's en financiën. Iedereen schijnt vergeten te zijn dat de komst van het derde net, tien jaar geleden, niet betaald is uit verhoging van de omroepbijdrage. Waarom zou dan bij het opheffen van een net geld aan de kijker terugbetaald moeten worden, zeker gelet op het internationaal gezien lage niveau van deze bijdrage? De nettendiscussie is echter een afgeleide kwestie. Het grootste gevaar voor een eventueel verlies van een net ligt voorshands in Hilversum zelf. Nederland 2 met de huidige programmering is een rommelnet, met EO, TROS, voetbal en cursussen, eigenlijk alles wat de publieke omroep zonder veel problemen zou kunnen afstoten. In het algemeen moet gezegd worden dat de publieke omroep een eigen programmatische koers vaart, die noch de rechtstreekse confrontatie met de commerciëlen aangaat (bijvoorbeeld door de uitzending van 'groot' amusement),noch uitsluitend niches als informatie en cultuur opzoekt die de commerciëlen laten liggen. Deze middenkoers is in veel Europese landen zichtbaar en leidt de laatste tijd weer tot toenemende publieke en politieke steun voor de publieke omroep als een typisch Europese verworvenheid. Ook in Nederland lijkt de steun voor de publieke omroep opnieuw toe te nemen. 'Hilversum' stond lang model voor een achterhaalde, verzuilde structuur en een verregaand 'vertrost' aanbod dat eerder het lagere dan het hogere in de mens naar boven of erger nog: op de buis bracht. Nu de commerciële omroep de maatschappelijke elite laat zien dat de onderbuik nog heel wat royaler bediend kan worden, wordt veel van het aanbod van de publieke omroep met terugwerkende kracht gecanoniseerd. Politiek en publieke omroep moeten in de komende periode van deze kentering gebruikmaken door te laten zien dat het hen ernst is met de vernieuwing. De politiek moet ophouden met een dubbelhartig beleid, waarin omroepen zowel onderling moeten samenwerken als zich afzonderlijk moeten profileren ten opzichte van hun leden. Ook de plannen in het nieuwe regeerakkoord waarin ,,op basis van een vijfjaarlijkse evaluatie door het Commissariaat voor de Media zal worden beoordeeld of een omroep nog past binnen het publieke bestel'' en ook ,,nieuwe omroepen zich voor erkenning kunnen aanmelden'' leggen nog te veel nadruk op de externe pluriformiteit van omroepinstellingen en te weinig op de interne pluriformiteit van de publieke omroep als geheel. Omroepinstellingen worden op deze manier gedwongen zich afzonderlijk te profileren, wat onvermijdelijk ten koste gaat van de onderlinge samenwerking en samenhang. De aangekondigde versterking van de Raad van Bestuur van de NOS kan zo een wassen neus worden. Er moet gewoon een publieke omroep komen waarin plaats is voor allerlei productiehuizen die zich onderscheiden op het gebied van inhoud en niet op dat van ledenaantal. De overheid moet ophouden te bepalen wie er tot het bestel mag worden toegelaten (de klucht rond BNN toont de onhoudbaarheid aan van dit beleid), maar toezien op de uiteindelijke programmering. Het voorstel van de nieuwe, veelbelovende Raad van Bestuur van de NOS dat de publieke omroep meer directe verantwoording aflegt aan de samenleving, moet in dit verband serieus worden overwogen. In Hilversum zelf verdient de Raad van Bestuur van de NOS alle kans om haar nieuwe bevoegdheden waar te maken. Dr. Jo Bardoel doceert communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam.
|
NRC Webpagina's
29 JULI 1998
|
Bovenkant pagina |