F I L M & V I D E O
|
NIEUWSSELECTIE
|
In: Rialto, Amsterdam; Haags Filmhuis; 't Hoogt, Utrecht Vier uitverkoren zoutmannen
Door BIANCA STIGTER
Het duurt lang voor we de foto in Die Salzmänner von Tibet bewegend tegenkomen. Ulrike Koch, een sinologe uit Zwitserland, begint bij het begin in de documentaire waar ze acht jaar aan werkte, als een groep nomaden uit het noorden van Tibet de voorbereidingen treft voor hun jaarlijkse reis naar de zoutmeren verderop in de Himalaya. Voor hen is zout een belangrijke bron van inkomsten. Ze ruilen het tegen gerst en thee en verzekeren zich zo van voldoende voedsel. Aan de voet van de Nyenchen Tanglha naaien de reizigers zakken van leer, stellen een kudde yaks samen en drinken thee. De vier uitverkorenen leggen hun eigen namen af en worden voor de duur van de tocht Margen, de oude moeder die kookt, Pargen, de oude vader verantwoordelijk voor het uitvoeren van de rituelen, Zopon, de Hoeder der dieren, en Bopsa, de zoon, die voor het eerst meegaat. Als de vier een bepaalde rotsformatie gepasseerd zijn, spreken ze geen Tibetaans meer, maar Zouts, een speciale taal die alleen aan zoutmannen geleerd wordt. Voor vrouwen is het doel van de veertig dagen durende reis des te aantrekkelijker omdat ze het in werkelijkheid nooit zouden kunnen bereiken, want hen wil de godin van het zoutmeer er niet bij hebben. Koch moest de zoutwinning van grote afstand gadeslaan. Ulrike Koch, die eerder een film maakte over traditionele geneeskunst in China en meewerkte aan onder meer Little Buddha van Bernardo Bertolucci, is in haar tweede film ook op andere momenten zo afwezig mogelijk. Haar vragen krijgen we nauwelijks te horen. Soms merk je wel dat een zoutman antwoord geeft op een directe vraag, maar vaker is het alsof je gewoon mee mag trekken naar het meer, waar een van de mannen als offer kleine yaks van deeg kleit. De vaak haast per ongeluk mooi lijkende opnames - iets lelijks lijkt hier moeilijker - werden met een kleine videocamera gemaakt en het land uitgesmokkeld omdat de Chinese autoriteiten voor het filmen geen toestemming wilden geven. Zonder veel nadruk brengt de film de vooruitgang in beeld. Bij het meer zien we soms even een vrachtwagen van de Chinezen, die de zoutwinning wat moderner aanpakken. Voor de Tibetaanse nomaden die er nog over zijn, is dat bedreigend. Door het grotere aanbod zakt de prijs van het zout en kunnen ze hun tradities niet in stand houden. Zo wordt Kochs film een kalme ode aan iets dat verdwijnt. Het werk van de zoutmannen, zo verweven met het boeddhistische geloof, lijkt al bijna geen werk meer, maar kunst. De zoutkegels bij het meer doen denken aan de cirkels van Richard Long en de verpakte eilandjes van Christo en stemmen nu al net zo weemoedig.
|
NRC Webpagina's
27 MEI 1998
|
Bovenkant pagina |