F I L M & V I D E O
|
Bioscoopagenda Nederland www.bios.nl
|
In vierde film van Alex van Warmerdam vinden verbale en visuele boodschappen elkaar Luchtige zwarte komedie in zuinig landschap
Door BIANCA STIGTER
Een auto rijdt het erf van hun boerderij op, en als dat een paar scènes later weer gebeurt, voelt het alsof we het al honderd keer hebben gezien. Soms duurt het even voor twee mededelingen, vaak een visuele en een gesproken boodschap, elkaar vinden. Keet vraagt Brand waar hij gaat vissen. ,,Bij de Zet'', zegt Brand. Wat zou dat wezen? Een andere boerderij, een molen, een poldergemaal? Even later zien we Brand op een steiger zitten, naast zo'n geel, in de groene wallekant gepoot waterstaatbord waar een zwarte letter op staat. Een Z. Van Warmerdam is een zuinig verteller, zo zuinig als het landschap waarin hij zijn verhaal heeft geplaatst. Er is van weinig veel in de polder van Kleine Teun, en Van Warmerdam heeft er nog minder van gemaakt dan gebruikelijk is. Om zijn boerderij groeien maar twee bomen, waarvan er aan het begin van de film ook nog een wordt omgehakt. De boerderij en de schuur, die Van Warmerdam voor de film liet bouwen, eisen door hun eenvoudige doch buitenissige vorm - het huis te plat, de schuur te hoog - net zo plompverloren bestaansrecht op als de voorwerpen op tekeningen in een kleurboek, of op het leesplankje, waar het Teun uit de titel al naar verwijst. In deze vertrouwd wonderlijke wereld situeerde Van Warmerdam een machtsstrijd voor drie personen, voor twee vrouwen en een man. Keet (Annet Malherbe) heeft er genoeg van dat Brand (Alex van Warmerdam) niet kan lezen. Daarom haalt ze onderwijzeres Lena (Ariane Schluter) uit de stad. Tijdens de lessen op de boerderij wordt Brand verliefd op haar. Keet merkt het, maar ze houdt hem niet tegen. Ze moedigt hem aan. Eerst doet ze dat naar eigen zeggen in de hoop dat de verliefdheid snel over is als de lust even heeft mogen razen; later ontdekt Keet in de verhouding van haar man en het meisje de mogelijkheid om aan een kind te komen. Als kleine Teun er eenmaal is, wil ze Brand terug en Lena kwijt. Maar deze personages voegen zich niet meer helemaal naar haar wensen. Zoals te verwachten was, paste Van Warmerdam ervoor van zijn vierde speelfilm een psychologisch drama te maken. Net als in Abel (1986), De Noorderlingen (1992) en De jurk (1996) is de regisseur in deze luchtige zwarte komedie wars van verklaring en beschouwing. Hij houdt van actie - van moddergevecht tot moord -, en Van Warmerdam is een van die zeker in Nederland zeldzame regisseurs die ook een dialoog als actie kan laten ervaren. Er wordt bij Van Warmerdam bijna net zo veel gekletst als bij Quentin Tarantino, zij het in een volkomen andere, geserreerde stijl, en wat Van Warmerdam verzonnen heeft, wil je ook onthouden, al valt er buiten de film minder van te genieten dan je tijdens het kijken voor mogelijk hield. Keet: ,,Ik lik de poep van je kont als het moet.'' Brand: ,,Hou je verleidelijke praatjes maar voor je. Ik word heus niet geil.'' Woorden krijgen van Van Warmerdam ook de macht om hetzelfde anders te doen lijken. Wat gebeurt er als Keet en Brand geen man of vrouw zijn, maar broer en zus? Het kostelijk gespeelde drietal gaat voortvarend om met de vele visuele vondsten uit de film, die is gebaseerd op Van Warmerdams gelijknamige toneelstuk. Een zo'n vondst is het luikje met opengewerkt ijzerwerk in de deur van de wc, die in deze verzonnen boerderij rechtstreeks in de woonkamer uitkomt. De karakters kunnen er doorheen gluren, of niet. Keet slaat liever luid de voordeur open. Het bizarre gedrag van Van Warmerdams hoofdpersonen moet in Kleine Teun vanzelf spreken of raadselachtig blijven. Beschouw ons maar als kinderen, of als indianen, zegt Brand tegen Lena, en als zij op een keer moet huilen en zegt dat 'de situatie thuis' daarvan de oorzaak is, kapt Brand het gesprek af. Gezeur moet maar in de stad blijven. Zelfs het feit dat Keet geen kinderen kan krijgen, mag de kijker zelf aandragen; het wordt door niemand gezegd. Maar ontroerend is het dan wel wanneer ze Teun aan haar dikke maar lege tiet laat zuigen. Waarschijnlijk moeten in Kleine Teun, net als in een sprookje, de voor de hand liggendste dingen uitleg geven. Keet is bijna oud en al heel dik, Lena is nog jong en mollig en Brand is een man - de enige man. Van Warmerdam laat om het sprookjesachtige van zijn verhaal weer lachen door tegen het einde, als er van vergiftiging sprake is, even over een appel te laten kissebissen. Over dat einde moet verder niets verraden worden. Wel zakt Van Warmerdams sprookje vlak voor de afloop inzet, een beetje in. Dan verlang je al voor de film is afgelopen naar de snelheid en de rijkdom van het eerste deel. Meesterlijk waren bijvoorbeeld de wielrenners die het isolement van de drie kissebissers benadrukken. Een paar keer rijdt een heel peloton voor of achter ze langs, maar Keet, Brand en Lena kijken niet op of om. Ze hebben aan hun eigen strijd genoeg, en wij aan de hunne. In: 16 theaters
|
NRC Webpagina's
29 APRIL 1998
|
Bovenkant pagina |