M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Kranten verwijten justitie onrechtmatig handelen
Door een onzer redacteuren
De advocaat van NRC Handelsblad, het Nieuwsblad van het Noorden en de NVJ, H. Doeleman, stelt in een brief aan de voorzitter van het college van procureurs-generaal, A. Docters van Leeuwen, dat het openbaar ministerie het grondrecht dat in het geding is, de persvrijheid, onvoldoende op waarde schat. Het opvragen van de telefoongegevens houdt het gevaar in van 'bronnenopdroging' voor de journalist, aldus de raadsman. In het geval van NRC Handelsblad heeft justitie de 'telefoonprints', waarop alle uitgaande gesprekken staan geregistreerd, van het privénummer van redacteur F. Westerman opgevraagd naar aanleiding van publicaties in november 1995 over de val van de enclave Srebrenica in voormalig Joegoslavië. Justitie trachtte zo te achterhalen welke militair(en), die tijdens de val van de enclave werkzaam waren in de 'defensiebunker' aan het Plein in Den Haag, met Westerman hadden gesproken. De militairen werden verdacht van schending van het staatsgeheim. Bij het Nieuwsblad van het Noorden zijn in 1994 printergegevens van verslaggever J. Westera en van het regiokantoor Emmen van de krant opgevraagd. Aanleiding waren berichten over de zogenoemde 'Drentse Meren-zaak', waarbij een zakenman ervan werd verdacht fraude te heben gepleegd bij de financiering van een recreatieproject bij Emmen. Een rechercheur in deze zaak werd ervan verdacht te hebben 'gelekt'. Bovendien werd de rechercheur ervan verdacht tegen betaling informatie te hebben verschaft. Bij de loutere verdenking dat het ambtsgeheim is geschonden, is het niet toegestaan om printgegevens op te vragen. Volgens advocaat Doeleman is de verdenking van corruptie slechts gebruikt als ,,kapstok'' om inzage te krijgen in de telefoongegevens. Het onderzoek naar de rechercheur is inmiddels gestaakt wegens 'onvoldoende aanwijzing van schuld'. Minister Sorgdrager (Justitie) heeft per brief van 20 december 1996 aan de NVJ erkend dat achteraf bezien beter niet tot vordering van de printergegevens had kunnen worden overgegaan. Advocaat Doeleman neemt hier echter geen genoegen mee, omdat Sorgdrager volgens hem onvoldoende oog heeft voor de principiële kant van de zaak. ,,Het heeft er alle schijn van dat het openbaar ministerie zich er zeer wel van bewust is buiten haar boekje te zijn getreden, maar dat eenvoudigweg niet wil toegeven'', schrijft hij. Doeleman betoogt dat justitie beter had kunnen kiezen voor het afluisteren van de telefoon van de verdachte ambtenaar, dan was de uitingsvrijheid van de betrokken journalisten in veel mindere mate beperkt. Nu lopen journalisten het risico bronnen kwijt te raken die niet bekend willen worden bij justitie. Op 30 mei schreef Docters van Leeuwen aan Doeleman dat hij het afluisteren van telefoongesprekken van de ambtenaren niet als een minder vergaande maatregel beschouwde dan het opvragen van printergegevens van de journalisten, omdat bij afluistering ook informatie over de inhoud van de gesprekken bekend wordt. ,,(ik zie) voor een toezegging dat voortaan geen printergegevens van journalisten zullen worden opgevraagd als volstaan kan worden met het afluisteren van de verdachte geen ruimte'', schrijft hij. Volgens F. Jensma, hoofredacteur van NRC Handelsblad, gaat het om een principiële zaak. ,,Als justitie dergelijke dwangmiddelen mag toepassen tegen journalisten die zelf geen verdachte zijn, wordt het erg stil op de redactiezalen.'' D. Dalmolen, hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden, zegt dat er een ,,algemeen journalistiek belang'' mee is gediend als er heldere criteria komen voor het opvragen van printergegevens. Het OM onthoudt zich van commentaar.
|
NRC Webpagina's
20 AUGUSTUS 1997
|
Bovenkant pagina |