Volendam kopieert Zweeds model van hulpverlening aan
brandslachtoffers
Samen verder
Volendammers willen geen hulp,
zeker niet van buitenstaanders. Rond de slachtoffers van de
cafébrand wordt naar Zweeds voorbeeld een netwerk van
dorpsgenoten gespannen. 'Over een half jaar wil ik weer lachende koppies
zien. '
Jannetje Koelewijn
Twee politieagenten houden tussen zich in een oude man overeind. Zijn
ogen zijn wijd open, zijn mond schreeuwt zonder geluid. Hij kijkt naar
een metershoge muur, bovenin zijn smalle ramen. Daar komt rook uit. Om
hem heen lopen brandweermannen met in hun armen de slappe lichamen van
tien, twintig, dertig jongens en meisjes. Het lichaam van zijn dochter
is er niet bij. Zijn dochter is binnen.
"Hier begint ons werk", zegt Lars Lilled. Hij kijkt naar de mensen om
hem heen. Ze zijn stil, ze staren naar het televisietoestel. Lars
Lilled drukt op de afstandsbediening en laat de scène nog een
keer zien. "Deze man heb ik wel honderd keer bij me gehad," zegt hij.
"Hij kon er niet mee leven dat zijn dochter was verbrand. Maar hij kon
er ook niet mee leven dat deze beelden over de hele wereld waren
uitgezonden. Iedereen had hem gezien in zijn totale ontreddering."
De mensen om hem heen zuchten. Ze komen uit Nederland, ze zijn
psychiater, verzekeraar, GG&GD-directeur, directeur van de thuiszorg,
directeur van het club- en buurthuiswerk, projectcoördinator van
het ministerie van VWS. Ze zitten aan de blankhouten tafels van de
Beredskapsenheten van Göteborg in Zweden, het centrum voor rampen
en noodtoestanden. Ze willen horen wat Göteborg heeft gedaan na de
grote discotheekbrand, oktober 1998. Ze willen leren wat zij kunnen doen
na de cafébrand van Volendam.
Het is vrijdagmiddag 16 februari, een halfuur na de lunch. (Witbrood met
garnalen, krab en zalm, water en bier zonder alcohol.) De wethouder en
de rector van het Don Bosco College in Volendam zijn naar een school in
de buurt om met vier meisjes te praten die de discobrand hebben
overleefd. De anderen zitten bij elkaar om 'ervaringen uit te
wisselen'. Lars Lilled heeft met viltstift who is a victim op
het bord geschreven, en costs, en the right to receive
support versus the right to support. Het recht om hulp te krijgen
tegenover het recht om hulp te geven. Het gesprek zal straks, als
right to support aan de beurt is, nog een beetje pijnlijk
worden. Maar nu is het, voor het eerst die dag, vooral onderdrukt
emotioneel. Lars Lilled laat beelden zien van de discotheek zoals die
nu is en van de uitstalling van memorabilia op het parkeerterrein.
Vanmorgen vroeg zijn de Nederlanders er zelf geweest. Ze waren gegrepen
door de foto's van de drieënzestig overleden jongens en meisjes,
van de plastic bloemen, de knuffelbeertjes, de ingelijste briefjes.
Lars Lilled is voor de gemeente Göteborg de coördinator van
alle hulpverlening na de discotheekbrand. Hij heeft er, bijna
tweeënhalf jaar later, nog steeds een dagtaak aan. Negen dagen na
de cafébrand in Volendam kwam hij samen met Claes Lind naar
Nederland. Claes Lind is het hoofd van de psychologen van het
universiteitsziekenhuis van Göteborg. Lilled en Lind waren gebeld
door een bevriende psychologe uit Denemarken die weer was gebeld door
een bevriende psycholoog uit Purmerend. Ze waren meteen in het
vliegtuig gestapt. Twee jonge mannen op snelle schoenen en met
overhemden zonder stropdas. Ze spraken zo goed Engels dat de wethouder
die in Volendam verantwoordelijk is voor de hulp, Martijn Smit, er
onzeker van werd. Wie had ook ooit kunnen denken dat Volendam nog eens
te maken zou krijgen met de gevolgen van een paar aangestoken
sterretjes onder de kerstversiering in een café vol jongens en
meisjes van vijftien, twintig jaar. Hij was geschokt door de aanblik
van de slachtoffers die hij was gaan opzoeken in de ziekenhuizen. En nu
kreeg hij, net een jaar wethouder in Edam-Volendam met
zevenentwintigduizend inwoners, ook nog te maken met twee geroutineerde
professionals uit een stad in Zweden met bijna de omvang van Amsterdam.
Maar Martijn Smit, PvdA, jonger dan Lilled en Lund, in zijn oor een
gaatje zonder ringetje, vroeger milieu-ambtenaar en nu bijna jurist
(zijn scriptie is net af), vond dat de Zweden 'een verhaal' hadden waar
ze in Volendam 'iets mee konden'. De Zweden hadden rond alle
slachtoffers van de discotheekbrand 'netwerken' gemaakt van leraren van
scholen, sportinstructeurs, huisartsen, jongerenwerkers, vrienden en
vriendinnen. Zoiets moesten ze in Volendam ook hebben. Martijn Smit, de
enige niet-Volendammer in het college van B&W van Edam-Volendam, wist
wat het grootste probleem bij de hulp aan de Volendammers zou worden.
Volendammers willen geen hulp, zeker niet van buitenstaanders.
Volendammers willen alles zelf doen.
Bingoavond
Matty Hakvoort, psychiater en stafvoorzitter in De Heel, het ziekenhuis
in Zaandam, had dat ook bedacht. Hij woont op Marken, maar hij kent de
Volendammers goed. Zijn vader had een scheepswerf in Monnickendam, een
paar kilometer naar het zuiden. De timmermannen kwamen uit Volendam, de
dienstmeisjes ook. Volendammers bij hem in het ziekenhuis, weet Matty
Hakvoort, hebben altijd iets ernstigs. Anders waren ze nooit gekomen.
Zand erover, doorgaan. Zo zou het nu ook wel weer gaan, dacht hij.
De nacht van de brand was hij meteen naar het ziekenhuis gereden. Hij
had het nieuws gehoord op de autoradio. Hij was gaan rondbellen voor
ouders die hun dochter kwijt waren. Ze bleek op de intensive care van
de Vrije Universiteit te liggen. De volgende dag was hij gaan bellen
met zijn collega's van de Riagg en van andere ziekenhuizen. Hij merkte
dat er weinig algemene kennis was over hulp na rampen. De Bijlmer was
anders, Enschede was anders, Volendam zou zeker anders zijn. Hij was
blij geweest toen de Zweden kwamen.
Matty Hakvoort, grote bos grijsbruin haar, spijkerbroek en stevige
laarzen, organiseerde daarna samen met wethouder Martijn Smit en Jaap
Schilder, de directeur van het club- en buurthuiswerk Pius X, een avond
in het Don Bosco College. "Kom op", had Jaap Schilder gezegd. "De beuk
erin. We kunnen niet blijven praten." Jaap Schilder is de enige
Volendammer in de groep die de hulp aan de Volendamse slachtoffers
volgens het Zweedse model aan het opzetten is. Op die avond in het Don
Bosco College meldden zich honderden Volendamse vrijwilligers die graag
supporter wilden worden van de slachtoffers. Informeel hulp geven onder
begeleiding van coaches die weer worden begeleid door professionals en
die bij elkaar worden gebracht door makelaars. Jaap Schilder,
afgestudeerd als psycholoog, is al weken bezig om de organisatie onder
te brengen in een model. Bij de lunch in de Beredskapsenheten laat hij
een vel papier zien waarop acht functies worden onderscheiden, met
elkaar verbonden door pijlen in vijf kleuren die ieder een andere
relatie weergeven. Nu nog een juridische status en een gegarandeerde
toevoer van geld. "En dan", zegt Jaap Schilder, "kunnen we echt aan het
werk".
Kort daarop organiseerde Johan Bond, vroeger bouwvakker en vrijwilliger
bij Pius X, nu manager van verenigingsgebouw Jozef in Volendam, een
avond voor alle jongens en meisjes die op oudejaarsavond in de Wirwar
en in 't Hemeltje waren geweest. Hij vond dat de avond die de Riagg
voor hen had georganiseerd was tegengevallen. De jongens en meisjes
waren weggelopen. Hij had gemeend dat het anders moest. Volendam, zei
hij, was een 'gemeenschap van mensen die met elkaar klikken'. Daar
moest de hulpverlening wel aan denken. Hij had grote ervaring met de
organisatie van bingoavonden, kaartavonden, avonden voor alleenstaande
ouderen, avonden voor dames die willen jokeren. Hij wilde nu een avond
waarop 'lekker informeel' over de brand kon worden geklets. Hij plaatste
een oproep: 'Samen Verder'. Er kwamen honderdtien jongens en meisjes op
af, tachtig meer dan Johan Bond had verwacht. Donderdag houdt hij een
avond voor 'alle ouderen die zich betrokken voelen bij de ramp'.
Bareigenaar
Op vrijdagmiddag even na tweeën steekt Matty Hakvoort zijn hand op
om een vraag te stellen aan Lars Lilled. Lars Lilled zit aan het hoofd
van de tafel, Claes Lund, de psycholoog, zit aan de andere kant precies
tegenover hem. "Hoe gaan we om", zegt Matty Hakvoort, "met een
bareigenaar die zelf hulp gaat organiseren?"
"Ah", zegt Lilled. "Heel Volendams."
Hakvoort: "Ik probeer hem te betrekken in ons systeem."
"Natuurlijk", zegt Lilled. "If you can't beat him, join him."
Hakvoort: "Maar hij is dominant."
Lilled: "Hij zal eindigen als jullie baas."
Hakvoort: "Nee!"
Lilled: "Jawel. Promoveer hem elke keer dat hij lastig wordt."
"Bekend verschijnsel", zegt Claes Lind van de andere kant van de tafel.
" Hij wil vat op zijn omgeving hebben, waarschijnlijk om zijn eigen
crisis te bezweren. Als hij positief is, geef hem dan macht over een
deel van het werk. Is hij een destroyer, negeer hem dan."
"We gaan elke twee weken bij hem in het gebouw een supportersavond
houden", zegt Hakvoort.
"Als we hem niet laten meedoen, blijft hij zijn eigen avonden
organiseren", zegt Jaap Schilder van Pius X. "En dan hebben we twee
partijen in Volendam." "Vertrouwen jullie hem?", vraagt Lilled. "Ga dan
niet tegen hem vechten. Want dan vechten jullie tegen Volendam."
Hij heeft het zelf ook meegemaakt, vertelt hij. Op een van de scholen
die hij bij de hulp aan de slachtoffers van de discobrand wilde
betrekken zeiden ze: we doen het zelf wel en we doen het op onze eigen
manier. "Wij zeiden: oké, doe het." Hij buigt een beetje
voorover. "Jullie moeten op jullie eigen kracht vertrouwen. Wij werken
nu heel goed samen met die school." "Het gaat om leiderschap", zegt
Claes Lind. "Wie heeft bij jullie eigenlijk het mandaat?"
Lilled houdt het organisatiemodel van Jaap Schilder omhoog. Er is nu,
zegt hij, een 'harde kern' van vrijwilligers, omgeven door een 'zachte
schil' van professionele hulpverleners. "Die schil moet hard worden,
want de kern wordt moe en raakt over een tijdje minder gemotiveerd."
"Straks sluiten de supporters zich aan bij het informele systeem en dan
zijn wij ze kwijt", zegt Jaap Schilder.
"Zeker", zegt Lilled. "Zou ik ook doen."
Lars Lilled was al een paar dagen na de discobrand de baas van de hele
hulpverlenersorganisatie. Hij mocht ook zo veel geld uitgeven als hij
nodig vond. Er was, zegt hij, geen enkele beperking. De ouders van de
overleden jongens en meisjes, bijna allemaal immigranten uit Turkije,
Marokko, Iran, voormalig Joegoslavië en nog vijftien andere
landen, kregen vijfduizend gulden om de eerste kosten te betalen.
Daarna werd elke taxibon, elke behandeling bij de fysiotherapeut, elke
aanpassing van huizen en scholen voor de jongens en meisjes die gewond
waren geraakt (ruim tweehonderd) betaald door de overheid. In Zweden is
de gezondheidszorg gratis.
"En hoeveel heeft alles tot nu toe gekost", vraagt Teun van den Berg,
directeur van zorgverzekeraar PWZ waar tachtig procent van de
Volendamse slachtoffers is verzekerd.
"Zestig miljoen gulden", zegt Lars Lilled.
Goed besteed geld, vindt hij. Meer dan de helft van de jongens en
meisjes lijdt nog aan symptomen van posttraumatische stress, zegt hij.
Ze zijn in zichzelf gekeerd. Ze vertonen vermijdingsgedrag. Over een
paar jaar, verwacht hij, zal dertig procent daar nog last van hebben.
"Wonen ze gewoon thuis?", vraagt Theo van den Berg.
"Jazeker", zegt Lilled.
"En kunnen ze op zichzelf wonen? Een gezin stichten?"
"Jazeker."
P WZ betaalt nu ook alle kosten zonder limieten, zegt Van den Berg.
Voor de kosten die niet door de polissen worden gedekt gaat hij naar
'andere bronnen' kijken. De overheid. Particulieren.
Zwarte walm
Vijf dagen later is Johan Bond van verenigingsgebouw de Jozef officieel
de man die met hulp van supporters slachtofferavonden organiseert en
zijn zaal daarvoor beschikbaar stelt. De kosten mag hij declaren bij de
gemeente. Hij kijkt even vol argwaan als hij hoort dat er in
Göteborg over hem is gepraat. Maar hij vertelt snel verder over de
veertig reusachtig grote postkaarten die hij door een bevriend
reclamebureau heeft laten maken en waar de jongens en meisje op de
eerstvolgende avond iets op mogen tekenen of schrijven. Johan Bond zal
ze dan laten bezorgen in de ziekenhuizen waar hun vrienden en
vriendinnen nog liggen. Hij wil ook een jongerenraad oprichten die zelf
mag gaan vertellen wat er in Volendam moet gebeuren. De jongeren van
Volendam , zegt hij, moeten ook weer vrolijk kunnen zijn. Over een
halfjaar wil weer 'lachende koppies' zien. Zelf heeft hij het nog erg
moeilijk met de verwerking van de ramp. Hij kan al zeven weken niet
slapen, zegt hij. Op oudejaarsavond was hij om tien voor twaalf op het
podium van zijn eigen bomvolle zaal geklommen. Hij had gezegd dat het
jaar 2000 nu gelukkig voorbij was. Er waren grote rampen voorspeld, ze
waren niet uitgekomen. "Dus leg jullie ruzies bij en maak alle
verkeringen weer aan, want 2001 wordt geweldig."
Een uur later had hij tussen de meisjes en jongens gestaan bij wie de
zwarte walm uit de mond was gekomen. Een jongen was in zijn armen
gestorven. Hij had urenlang zijn dochter niet kunnen vinden. Een paar
dagen later had hij 's nachts een droom gehad, een stem die tegen hem
zei: "Johan, je moet nu in actie komen. Nu de beuk erin."