UPC politiek Monster van Frankenstein
De rel rondom UPC maakt
duidelijk dat klachten van consumenten over de kabel of de trein de
Tweede Kamer alarmeren. Wanneer de politici aan de bel trekken,
ontdekken zij hun eigen onmacht en een openstaande rekening.
Door onze redacteur KAREL BERKHOUT
AMSTERDAM, 18 OKT. Nagenoeg op hetzelfde moment dat de Consumentenbond
bij de kabelmaatschappij UPC een schadevergoeding loskreeg voor de
klagende klanten, debatteerde de Tweede Kamer gisteren met
staatssecretaris Van der Ploeg (Media) over UPC. De commotie over
falende dienstverlening en slechte internetverbindingen maken UPC
exemplarisch voor de moeizame wijze waarop de liberalisering en
privatisering van de nutssectoren in Nederland gestalte krijgt.
Zodra de schaduwzijden van de marktwerking zichtbaar worden, vertonen de
politieke reacties steeds hetzelfde patroon. Consumenten en bedrijven
klagen over bijvoorbeeld de dure treinkaartjes, de elektriciteit die
maar niet goedkoper wordt en tv-kanalen die niet meer doorkomen. De
Tweede Kamer schiet overeind om de verantwoordelijke minister aan te
spreken en ontdekt vervolgens dat de minister niet meer verantwoordelijk
is. De overheid heeft namelijk de verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld
de spoorwegen, de energie en de kabel al grotendeels afgestaan aan de
marktpartijen.
Dit openbreken van de nutssectoren kent naast successen - zoals de
liberalisering van de telecommarkt die bijvoorbeeld de mobiele telefoons
binnen bijna ieders handbereik heeft gebracht - ook mislukkingen. De
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft dit voor de
zomer in beeld gebracht in een rapport. De kabelsector werd daarbij een
belangrijke illustratie voor de conclusie, dat de overheid "te vaak te
ondoordacht en te onvoorbereid" heeft gekozen voor de privatisering van
overheidsbedrijven.
De politici beginnen nu ook te ontdekken dat er enige openstaande
rekeningen uit het verleden zijn. Een Kamermeerderheid wil nu dat UPC nu
al de kabel openstelt voor andere aanbieders van internet dan UPC-
dochter Chello, zodat de kabelklanten straks kunnen kiezen voor een
andere partij. Jaren geleden is echter al de politieke zegen
uitgesproken voor de overgang van het kabelnetwerk naar enkele
monopolisten waaronder UPC. Van der Ploeg denkt nu dan ook pas over twee
jaar het internetmonopolie op de kabel te kunnen breken, zoals de Kamer
deze zomer ook nog wilde. Overigens wordt juist bij internet het
monopolie niet zo gevoeld, omdat klanten daarvoor ook de telefoonlijn
kunnen gebruiken; er is, anders gezegd, een alternatieve infrastructuur.
Dat geldt eigenlijk niet voor de televisie. Toen de privatisering van de
kabelbedrijven in Nederland indertijd begon met de verkoop van het
kabelbedrijf in Amsterdam, was de politieke gedachte dat er voor de
kabel een alternatief zou komen in de vorm van satellietschotels,
waarmee iedereen de gewenste tv-kanalen zou kunnen binnenhalen. Toen CNN
van de Amsterdamse kabel werd gehaald, ontdekten de consumenten echter
dat de dure schotelantennes geen alternatief waren.
Het Amsterdamse debacle met de kabel inspireerde het kabinet niet alleen
tot het maken van een notitie over de kabel, maar leerde de politiek ook
enige lessen. Een daarvan is dat bij de privatiseringen van de
nutssectoren de infrastructuur misschien beter in handen van de overheid
kan blijven. Zo wil de PvdA bij de privatisering van Schiphol alleen de
exploitatiemaatschappij verkopen en de start- en landingsbanen in handen
houden. De Kamer doet nu ook verwoede pogingen om het landelijk
hoogspanningsnet - de cruciale infrastructuur voor de elektriciteit -
volledig overheidsbezit te laten worden. Overigens heeft de Kamer wel
toegestaan dat de regionale elektriciteits- en gasnetten in particuliere
handen komen.
Bij de Nederlandse Spoorwegen is de infrastructuur, het spoorwegnet,
getrapt in overheidshanden gebleven, maar er speelt een ander probleem.
De NS is monopolist op het spoorwegnet, omdat concurrentie op het spoor
niet mogelijk is. De NS is nog in overheidshanden, maar de zeggenschap
van de overheid is sinds de verzelfstandiging beperkt. De NS valt onder
het structuurregime en heeft een raad van commissarissen die wettelijk
verplicht is om het belang van de onderneming te behartigen. Een duurder
treinkaartje kan in het belang zijn van de NS, maar past weer niet in
het streven om meer mensen in de trein te laten rijden.
Het geweeklaag van de Tweede Kamer enkele jaren terug over de
tariefstijgingen in de trein had alleen tot resultaat dat de politieke
partijen weer eens ontdekten dat zij niet meer gaan over de
treinkaartjes. Minister Netelenbos (Verkeer) heeft eerder dit jaar haar
greep op de NS versterkt en de verzelfstandiging gedeeltelijk
teruggedraaid. Het is de vraag of dit zal leiden tot meer en langere
treinen in de spits, waarvan de NS zelf al heeft uitgerekend dat dit
bedrijfseconomisch niet rendabel is. Dezelfde vraag kan worden gesteld
bij het 'treintribunaal' dat de klachten van treinreizigers moet gaan
behandelen.
Vooralsnog belichaamt de NS net als UPC de onmacht van de politici om de
klachtenregen van consumenten te stoppen. Vooral met private monopolist
UPC lijkt de politiek een Monster van Frankenstein te hebben geschapen.