|
Cahier veiling mobiele-telefoniefrequenties Organogram van de Nederlandse telecomsector
|
'Toezicht op telecom moet los van politiek'
SCHEVENINGEN, 17 JAN. Een op een step balancerende man komt met groot elan het podium op, stelt de sprekers voor en rijdt vervolgens per ongeluk de bühne af. Zo begon gisteren in het Scheveningse hotel Kurhaus het jaarlijkse telecomcongres: duidelijker had de snelle opkomst en neergang van de sector niet kunnen worden uitgebeeld. Het gebruikelijke debat stond dit jaar in het teken van het toezicht op de telecom- en mediamarkt dat in Nederland op een erg ingewikkelde manier is georganiseerd. Het algemene toezicht wordt op dit moment gedaan door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Daarnaast zijn er enkele 'sectorspecifieke' toezichthouders voor de telecommarkt (Opta) en de mediasector (Commissariaat voor de Media). Andere belangrijke taken, zoals het toezicht op de verdeling van radiofrequenties, worden nog steeds door de overheid zelf gedaan. Door de toenemende vergroeiing van technologieën (digitale televise, internet via de mobiele telefoon) komen de toezichthouders steeds vaker op elkaars terrein. De eerste vraag die daarom gisteren rees, was of er nog behoefte is aan sectorspecifiek toezicht. Kan de NMa het niet alleen af? Opta-voorzitter Jens Arnbak vocht gisteren voor zijn hachje. Dit jaar beslist de regering of Opta nog bestaansrecht heeft. Bij de oprichting van het orgaan werd besloten om na vier jaar een evaluatie te houden. Die vindt op dit moment plaats. Aan goede bedoelingen heeft het Opta nooit ontbroken. Niet zelden heeft de toezichthouder ex-monopolist KPN aangesproken op laakbare gedragingen tegenover nieuwkomers op de markt. Maar Opta heeft amper instrumenten om een overtreder voelbaar op de vingers te tikken. Daarvoor moeten klagers uiteindelijk toch naar de NMa en die komt pas in actie nadat misstanden zijn geconstateerd. De algemene mededingingsregels van de NMa zijn van "reactieve aard", aldus Arnbak. "Brandblussen versus brandpreventie." Zoveel tijd hebben nieuwelingen op de 'snelle' telecommarkt meestal niet. Arnbak wil het liefst meer bevoegdheden, al zal hij dat nooit zo direct formuleren. Hij zegt het zo: "Waarom zou je ook niet eens kijken of het zo is te organiseren dat de algemene mededingingsregels door de specifieke toezichthouders kunnen worden toegepast, de één-loketbenadering." Een ménage trois - een nauwe samenwerking tussen de toezichthouders. Arnbak wil kunnen doen wat directeur-generaal A.W. Kist van de NMa nu al mag maar dan wel voordat de brand is uitgebroken. Kist typeerde het debat gisteren met bulderende stem als "een koddig en curieus discours". De ter zake doende toezichthouders zitten in Brussel (Europese Commissie) en in New York (de Wereldhandelsorganisatie) en zeker niet in "de Nederlandse provincie", zo chargeerde hij. Na deze opmerking kwam Kist in rustiger vaarwater en ontpopte hij zich als een geestverwant van Arnbak. "Wij toezichthouders moeten over de heggen heen kijken die door de politiek tussen ons zijn opgetrokken", zo vervolgde hij. Arnbak vond het begrijpelijk dat Opta de van buitenaf opgelegde grenzen opzoekt om goed zijn taken te kunnen uitvoeren. "Niet Opta, maar de regels zouden moeten worden geëvalueerd." In Nederland is toezicht op de mededinging "politiek bepaald". Kist zette Nederland tegenover Groot-Brittannië, dat een lange traditie van onafhankelijk toezicht kent. Egbert Dommering, advocaat en hoogleraar informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam, zei als laatste spreker zonder omhaal wat de rest voorzichtig had gezegd: haal de toezichthouders uit de politieke sfeer. Zo is de verdeling van radiofrequenties (voor mobiele telefonie) in Nederland de taak van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, terwijl dat in veel andere landen meestal door de toezichthouder wordt gedaan. Volgens Dommering is de Nederlandse situatie niet langer houdbaar. Vooral tijdens de omstreden frequentieveiling van vorig jaar juli was dat evident. Die zogeheten UMTS-veiling heeft "toch op z'n minst de schijn gewekt" dat de overheid niet onafhankelijk is, aldus de hoogleraar. Nieuwkomers op de markt klaagden dat bestaande marktpartijen werden voorgetrokken door het ministerie. Dommering trad op als adviseur van een van die klagers, telecombedrijf Versatel. De schijn van partijdigheid is - ook onbewezen - al reden genoeg om het frequentiebeleid bij de politiek weg te halen, aldus Dommering. Die schijn wordt verder versterkt door het staatsbelang van (toen) 43 procent in een van deelnemers aan de veiling: KPN. Arnbak en Kist knikten instemmend tijdens het betoog van Dommering, maar wilden liever geen hard oordeel vellen over de politiek. Wel zei Arnbak dat de drie ministeries in Nederland dbezighouden met informatie- en computertechnologie (OC&W, Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat) in de telecomwereld worden aangeduid als "de Bermudadriehoek" omdat bedrijven makkelijk verdwalen in Den Haag. Na afloop van het debat kregen de deelnemers een step cadeau. Kist, Arnbak en Dommering verlieten het podium, de step stevig onder de arm geklemd.
|
NRC Webpagina's 17 januari 2001
|
Bovenkant pagina |
|