U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Telecom

Nieuws

Achtergrond

Telecomaanbieders

Discussie

Cahier veiling mobiele-telefoniefrequenties

Organogram van de Nederlandse telecomsector

Links








Reacties

Concurrentie in telecom komt met slakkengang

Door STÉPHANE ALONSO
ROTTERDAM, 16 MEI. De opkomst van concurrentie in de telecommunicatie gaat niet bijster snel. Europa is zijn greep op de sector kwijt en consumenten zijn conservatief.

Het wil niet echt vlotten met de liberalisering van de Nederlandse telecommunicatiemarkt. Uit het gisteren gepubliceerde jaarverslag van toezichthouder OPTA blijkt dat het voormalige staatsbedrijf KPN nog steeds aanzienlijke marktaandelen bezit. Als het om lokale telefonie gaat, hoeft het vaak zelfs helemaal geen concurrentie te dulden.

Toch doet Nederland het niet slecht. De voorzitter van de OPTA, professor Jens Arnbak, haalde gisteren een tabel van stal met daarin de stand van zaken in verschillende Europese landen. En jawel, in Europees verband is Nederland een van de koplopers als het gaat om het opengooien van de telecommarkt. Alleen Groot-Brittannië doet het 'beter' als het gaat om zaken als regelgeving, toegang van telecombedrijven op elkaars netwerken en non-discriminatie.

De slakkengang waarmee de liberalisering voortschrijdt is in eerste instantie een Europees probleem, meent mr. Marcel Cools, zelfstandig juridisch adviseur op het gebied van telecommunicatie. De Europese Commissie heeft weliswaar besloten dat de markten moeten worden opengesteld, maar ze heeft nagelaten duidelijk te regelen hoe dit moet gebeuren. Dat is overgelaten aan de verschillende lidstaten.

,,Als je om je heen kijkt, zie je dat de liberalisering niet overal op gelijke wijze wordt doorgevoerd'', zegt Cools. Als meest actuele voorbeeld noemt hij de verdeling van de UMTS-frequenties, die video en internet op de mobiele telefoon mogelijk maken. Die frequenties moeten volgens Europees besluit uiterlijk volgend jaar zijn verdeeld. In het ene land veilt de overheid ze, waardoor ze in handen komen van de telecombedrijven die er het meeste geld voor over hebben. In het andere land worden de frequenties weggegeven aan de bedrijven die de beste dienstverlening beloven.

,,Deze situatie zorgt voor oneerlijke concurrentie'', zegt Cools. Het is volgens hem ,,een klassevoorbeeld'' van de moeite die op Europees niveau wordt gedaan om het frequentiebeleid te harmoniseren en hoe dit op nationaal niveau 'ongedaan' wordt gemaakt.

,,De Europese Unie'', aldus Cools, ,,is haar greep op de ontwikkelingen in de telecommunicatie kwijtgeraakt en holt nu achter de feiten aan.'' Het beleid is gericht op het achteraf controleren of de liberalisering in een bepaalde sector wel volgens de regels is uitgevoerd. En dan ben je eigenlijk al te laat, meent de jurist.

Volgens professor Arnbak is KPN's grote marktaandeel niet alleen toe te schrijven aan gebrekkige regelgeving. Zo is de Nederlandse consument, stelde hij gisteren, conservatief van aard. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het summiere gebruik van carrier-select, het bellen via een ander bedrijf dan marktleider KPN.

Wie via carrier-select belt moet eerst een viercijferig nummer intoetsen - in Nederland beginnend met de cijfers 16 - voor het eigenlijke telefoonnummer. Bedrijven die deze dienst aanbieden, zoals OneTel en Tele2, vangen die gesprekken op in hun eigen centrale en wikkelen ze doorgaans verder af via het telefoonnetwerk van KPN.

Slechts 16 procent van de Nederlanders zegt wel eens te bellen met carrier-select. ,,Dat is heel jammer'', zei Arnbak gisteren. Want bellen via een ander bedrijf dan KPN is in veel gevallen aanzienlijk goedkoper, verzekert de professor. Dat het niet meer gebeurt, hangt samen met ,,onkunde en onwetendheid'' van de consument. ,,Veel mensen vinden het blijkbaar ingewikkeld om via de concurrent te bellen.''

Rest de vraag of de Nederlandse overheid de lat voor concurrenten van KPN niet heel hoog legt door vele miljarden te verwachten voor de UMTS-frequenties. Arnbak begrijpt de commotie rondom 'de UMTS-miljarden' volstrekt niet. ,,De partijen zijn er zelf bij'', zei hij gisteren. ,,Als ze die bedragen te hoog vinden, moeten ze niet meedoen [aan de veilingen].'' Het is ,,een investeringskeuze'' die bedrijven al dan niet maken. Ook de stelling dat UMTS-veilingen de vrije concurrentie belemmeren verwijst Arnbak naar het rijk der fabelen. Het is niet aangetoond dat dure vergunningen leiden tot minder investeringen.

Arnbak is wel bezorgd over de tendens tot concentratie op de telecommarkt. Bedrijven die samengaan kunnen immers niet meer met elkaar concurreren.

Cools beschouwt de UMTS-veiling wel als een aderlating voor de telecomsector. De jurist vindt dat Europa er alles aan moet doen om haar voorsprong in mobiele telefonie op de Verenigde Staten te behouden. De prijskaartjes die overheden aan UMTS hangen helpen daar niet bij.

Dat Nederlands ondanks alle hindernissen een concurrend klimaat begint te krijgen, blijkt volgens Arnbak uit de verdere daling van de telefoontarieven in 1999. Vooral de 'veelbellers' hadden hiervan profijt. Zij gingen er met gemiddeld 140 gulden per jaar op vooruit. De 'gemiddelde' beller en de gebruikers van internet gingen er een paar tientjes op vooruit. Ook voor mensen die weinig belden was het een goed jaar: voor die categorie mensen daalde de telefoonrekening voor het eerst in jaren.

NRC Webpagina's
16 mei 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad