Rondetafeldiscussie over Shells gedragscode
Om de gunst van de civil society
De wereldeconomie globaliseert, gestimuleerd door een razendsnelle ontwikkeling van de communicatie. Maar de internationale samenwerking tussen regeringen houdt het tempo van de Global village niet bij. Grote verschillen blijven bestaan in nationale regelgeving, in sociale mores en de bescherming van mensenrechten. Multinationals worstelen daardoor met sociale en politieke dilemma's. Recente voorbeelden: Shell in Nigeria, de Brent Spar; Heineken in Birma en Burundi; Nederland en China.
Tegelijkertijd volgen kritische consumenten en actiegroepen het handelen van deze concerns in alle uithoeken van de wereld via Internet. Ze willen dat Westerse normen overal worden toegepast, maar in veel landen wordt dat niet geaccepteerd. De Koninklijke / Shell Groep, een van de grootste ondernemingen ter wereld, stak de hand in eigen boezem nadat er de laatste jaren fouten en onjuiste beslissingen waren gemaakt. Het plan om de Brent Spar af te zinken kreeg groen licht van de Britse regering maar werd op het Europese continent met een kopersstaking beantwoord. Het optreden van Shell in Nigeria ontmoette felle kritiek. “Wij hebben de omvang van de veranderingen onderschat”, aldus de concerntop. Het gezag van maatschappelijke groepen was sneller gegroeid dan Shell in de gaten had, terwijl dat van regeringen en instanties tanende was.
In tien maanden tijd heeft Shell in 14 hoofdsteden een dialoog met milieu- en consumentenorganisaties en mensenrechtengroepen gevoerd, en zich intern met alle dochtermaatschappijen, die in meer dan 130 landen actief zijn, beraden. Het resultaat: een aangepaste Verklaring van algemene beleidsuitgangspunten (gedragscode) waaraan het concern zich overal ter wereld belooft te houden. Binnenkort geven de aandeelhouders hun oordeel.
Over dit thema organiseerde NRC Handelsblad onder leiding van hoofdredacteur mr. F.E. Jensma een rondetafelgesprek onder de titel Belang en Moraal. Deelnemers: president-directeur drs. C.A.J. Herkströter van Shell, drs. R.F.M. Lubbers, hoogleraar Globalisering aan de Katholieke Universiteit van Brabant en de Harvard University in Boston, en P. Rosenmöller, fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer.
Wanneer moet welk belang voorgaan? Gedragscodes van ondernemingen worden steeds belangrijker, zegt Lubbers, omdat “de rol van overheden door vervaging van grenzen en globalisering zwakker wordt”. Voor Rosenmöller heeft een gedragscode “alleen meerwaarde” als de onderneming “externe toetsing toestaat van je feitelijke gedrag”. Herkströter acht dit “een vanzelfsprekendheid”.
Jensma: Meneer Herkströter, hoe heeft de gedragscode tot nu toe gewerkt? Mijn indruk is dat Shell lang het imago van de multinational uit de jaren zeventig behield: het arrogante bastion.
Herkströter: Onze gedragscode, die voor iedereen openbaar is, bestaat al meer dan twintig jaar. Zij heeft ons altijd goed geholpen. Bijvoorbeeld als een general manager van Shell in Afrika of in Zuidoost-Azië het verzoek kreeg geld te storten op een bankrekening, om een vergunning of iets dergelijks te verkrijgen. Dat komt helaas voor. Dan werd dat boekje tevoorschijn gehaald en zei hij: 'Mijnheer, kijkt u eens wat hier staat, dat mogen wij niet en dat doen wij ook niet.' Met zekere regelmaat is de code getoetst aan de omstandigheden van het moment. Dit keer was het een lang en zorgvuldig proces, waarin we een goede indruk kregen hoe men er in de wereld tegenaan kijkt. Op basis daarvan hebben we andermaal die code op een aantal punten bijgesteld. Het verbaasde me dat ze op hoofdlijnen nog steeds bleek mee te kunnen. Dat zeg ik eerlijk, want als je zo'n breed proces aangaat weet je tevoren niet wat de uitkomst is. Ik ben trots op het resultaat.
Lubbers: Ik denk dat de relevantie van deze codes van grote ondernemingen sterk toeneemt omdat de rol van overheden door de vervaging van grenzen en de globalisering zwakker wordt. Dan wordt die van marktpartijen krachtiger. Bedrijven leunen minder op overheden en kunnen niet meer alleen zeggen: 'we houden ons aan de wetten van ieder land'. Ook treden non-gouvernementele organisaties (NGO's) en politieke partijen sterker op als er iets mis gaat in de wereld met bijvoorbeeld de mensenrechten of het milieu. Juist de ontmoeting van die partners geeft profiel aan het zoeken naar de beste oplossing voor conflicten. Een gedragscode is een goede wegwijzer. In de Verenigde Staten gaat het proces snel. Ondernemingen zien dat ze kwetsbaar zijn als ze niet voldoen aan bepaalde normen, zoals bij milieuschade en gezondheidsrisico's. Consumentenorganisaties en groepen burgers dagen bedrijven voor de rechter. Daar worden nogal eens stevige boetes opgelegd.
Het is dus mede dankzij actiegroepen dat bedrijven strenger worden voor zichzelf?
Rosenmöller: Je kunt deze ontwikkeling van de jaren negentig niet los zien van processen als de ontzuiling van de maatschappij en de val van de Muur in 1989. In Europa is daardoor de wijze van met elkaar omgaan veranderd. De consument is kritischer en de positie van maatschappelijke organisaties is veranderd. Ik ben het met Lubbers eens dat dit ook geldt voor politieke partijen. Wil je het beeld helder bezien, dan moet je het hebben over de klant, het bedrijf, de maatschappelijke organisatie en de overheid. Mijn stelling is dat de overheid zich de laatste jaren te sterk terugtrekt op wat 'kerntaken' en ook vaak marktwerking wordt genoemd. Die marktwerking slaat door, vind ik. Bedrijven en organisaties zijn in dat gat gesprongen en dat heeft onmiskenbaar geleid tot meer aandacht voor het 'maatschappelijk ondernemen'.
Lubbers: Grote veranderingen voltrekken zich, met name in de technologie, en mogelijkheden om te communiceren. Dat betekent grensvervaging en een sterkere rol van ondernemingen, maar ook dat maatschappelijke organisaties veel gemakkelijker dan vroeger wereldwijd ontwikkelingen volgen. Ze zijn even actief met Internet als Shell-employés communiceren om hun bedrijf goed te laten lopen. Dat heeft een revolutie teweeggebracht. Het bedrijfsleven komt daardoor inderdaad in een moeilijker positie. Ze worden kritisch gevolgd door de samenleving. Terecht.
Herkströter: Overheden hebben per definitie een taak binnen hun landsgrenzen, terwijl Internet geen grenzen kent. Voor multinationals is dat een probleem, omdat je wordt geacht overal datgene te doen en te laten wat nodig wordt geacht door maatschappelijke groepen. De rol van de overheid komt daarbij niet voldoende uit de verf. Er is geen internationale overheid, wel een hele stapel nationale wetten. Daardoor krijg je bijna een noodzaak voor overheden om op bepaalde gebieden terug te treden. Voor het vullen van dat gat hebben we met z'n allen nog geen modus gevonden. Onze gedragscode is zeker niet bedoeld om de plaats van de overheid in te nemen.
Lubbers: Wij zijn opgegroeid met de begrippen democratie, de grondwet en wetten. Minder bekend is dat mensen zich ook houden aan regels die niet in de wet vastgelegd zijn, maar omdat ze zich verbonden weten met organisaties en verbanden. Die regels zijn dus niet bij organen van rechtspleging af te dwingen, maar spelen wel een enorme rol. Met de Shell-code legt het bedrijf zichzelf verplichtingen op. Dat heeft het bedrijf gemeen met maatschappelijke groepen, die zich verbinden om bepaalde waarden te bevorderen. Die 'vrijwillige' regels zijn erg belangrijk en sterk in opkomst. Dat is maar goed ook, want we komen er niet met een streven naar een werelddemocratie. Dus moeten we het hebben van de discipline die bedrijven en maatschappelijke groepen zichzelf opleggen, en de interactie daartussen. Die zorgen voor het waarborgen van de kwaliteit van de samenleving waar regeringen dat niet voor elkaar krijgen.
Herkströter: Dat betekent dat daar ook sprake is van wat minder discipline, om begrijpelijke redenen, dan bijvoorbeeld binnen een overheid of een bedrijf. Dat bepaalt mede het spanningsveld waarin we leven. Bepaalde groepen in een handjevol Westerse landen willen bepalen hoe bedrijven ergens in een uithoek van de wereld, waar velen nog nooit zijn geweest, moeten opereren. Bedenk daarbij dat misschien die landen een dergelijke benadering niet op prijs stellen, en dat het wordt misverstaan. Vaak wordt nu van multinationals verlangd dat ze bij overheden iets bewerkstelligen dat nooit tot hun taak is gerekend.
Dan doelt u op bijvoorbeeld het beïnvloeden van de rechtsgang in een land?
Herkströter: Precies.
Kiest u, wat morele kwesties betreft, voor de positie: 'laat het over aan lokale omstandigheden'?
Herkströter: Nee, dat kan een multinational zich zeker ook niet permitteren. Een belangrijke leidraad vind ik dat we met onze activiteiten een constructieve bijdrage leveren aan de lokale ontwikkeling.
Maar is het mogelijk om constructief bij te dragen aan een dictatuur?
Herkströter: Nee, maar wèl aan het veranderen van dictatoriale inzichten. Dat hebben we nu in onze code opgenomen, mede omdat onze eigen mensen daarom vroegen. Een bedrijf behoort zich niet met partijpolitiek te bemoeien, dat kan niet. Dan zegt men wel: je praat wèl met de politiek. Natuurlijk doen we dat. Al was het alleen maar omdat overheden vaak onze partners zijn. Ze zijn immers eigenaren van de grondstoffen die wij winnen. Je kunt je wel in zekere zin bemoeien met de politiek, namelijk daar waar die politiek je dreigt dingen voor te schrijven die niet in overeenstemming zijn met je gedragscode. Dan moet je in het geweer komen. Als je dat niet heel zorgvuldig doet brengt het grote spanningen teweeg.
Rosenmöller: Essentieel acht ik in hoeverre die code jullie helpt om die constructieve bijdrage te leveren. Dan moet je onderscheiden wat zich binnen de onderneming afspeelt en wat er naar buiten blijkt. Ik denk dat zo'n code alleen meerwaarde heeft als het bedrijf zich ook kwetsbaar durft op te stellen door externe toetsing toe te staan van je feitelijke gedrag. Mij zegt het te weinig dat de Shell-managers elk jaar een verklaring tekenen dat ze conform de code hebben geopereerd. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming houdt niet op bij de fabriekspoort. Waar overstijgt de code het niveau van public relations naar een instrument dat de samenleving het vertrouwen verschaft dat Shell 'maatschappelijk onderneemt'? Zolang jullie daarin vrij terughoudend zijn, denk ik: de PR heb je binnen, de rest wil ik voor een deel wel geloven maar ik kan het niet beoordelen. Dan is mijn gezonde scepsis: eerst zien en dan geloven.
Herkströter: Daar heb ik geen moeite mee. We doen ons best om heel open te opereren. De perceptie van de buitenwacht is in de loop der jaren veranderd van: 'ik geloof je want je hebt een goede naam' naar: 'je kunt zeggen wat je wilt, toon het eerst maar, dat is het enige wat telt'. Maar ik acht het niet constructief om in het openbaar te zeggen dat mijnheer A of B, hoofd van de regering waar dan ook, zus zou moeten doen of zou moeten nalaten. Dat werkt averechts, het is ook onze taak niet. Onze taak is wèl om je stem te laten horen als je dingen ziet die je als bedrijf, je mensen en zelfs de gemeenschappen waarin je werkt, negatief beïnvloeden.
Rosenmöller: Toch vraag ik me af in hoeverre Shell bereid is de samenleving meer vertrouwen te geven en inzicht te geven in de werking van dat proces, door je gedrag ook extern te laten toetsen. Op Nijenrode bekwamen zich mensen om onafhankelijk te beoordelen wat de uitwerking van gedragscodes is.
Herkströter: Het feit dat we tien maanden lang de wereld hebben afgereisd om commentaren te verzamelen, duidt erop dat je bereid bent serieus te nemen wat er leeft ten aanzien van die gedragscode. Er is wel een belangrijke 'maar': het behouden van de eigen identiteit. Want je moet staan voor de onaantastbare waarden die je in je bedrijf hebt verankerd. Wij hebben drie waarden die fungeren als kapstok waar alles aan hangt: integriteit, oprechtheid en respect voor mensen. Er is wel een enorm verschil tussen die waarden en je vermogen om dat te allen tijde tot tevredenheid van iedereen in de praktijk te brengen.
Lubbers: Democratieën worden door de vervaging van grenzen minder krachtig. Maar elementen van de democratie die waardevol en relevant zijn voor ondernemingen en maatschappelijke groepen moeten we koesteren. Ik bedoel de tradities van openheid en verantwoordingsplicht. Verantwoording afleggen is wezenlijk. Ik zeg niet dat het niet gebeurt, maar de traditie is er nog niet. In eerste instantie is de gedragscode beschouwd als een intern proces. Het gaat nu een stap verder. Bij de verspreiding van waarden spelen ondernemingen een enorme rol. Hoe hun sociaal gedrag is, hoe ze het milieu behandelen, dat heeft uitstraling. Ik beschouw dat niet als een PR-activiteit. Door de uitstraling is de winst altijd groter.
Die meerwaarde ontstaat op het moment dat zo'n onderneming haar gedrag onafhankelijk van buitenaf laat toetsen. Dat heb ik nog nooit bij Shell gehoord, omdat men vooral beoordeelt wat intern plaatsvindt.
Herkströter: Daar ben ik het mee eens. Maar je moet dan ook aan de andere kant, dus bij de actiegroepen die legitiem kritiek uitoefenen, weten wat hùn optreden bepaalt. Wij hebben de actiegroepen geadviseerd ook een gedragscode te ontwerpen, maar dat is hier in de pers meteen neergeschoten. Terecht wordt van ondernemingen verlangd dat hun beleid voorspelbaar is. Maar dan mag je ook aan actiegroepen eisen stellen, zodat je een discussie hebt die inhoudelijk juist is en die erop gericht is om inderdaad vooruitgang te boeken. Niet om het onmogelijke te willen en dat af te dwingen door middel van acties.
Rosenmöller: Dat instrument voor actiegroepen kunt u niet op voorhand beperken. Ze zullen dat altijd tot hun tools willen rekenen.
Lubbers: Elke organisatie staat voor een bepaalde waarde. Dat moet ook, anders brengen ze er niets van terecht. Zowel de politiek als de onderneming zit per definitie altijd in een afweging. Soms is het duidelijk. De onderneming zal bijvoorbeeld zeggen: we zijn tegen dwangarbeid. Er is een heel grijs gebied, waarin de actiegroep of sociale beweging er keihard tegenaan moet en de plicht heeft om te overdrijven. Dat is niet erg, als er maar een open debat over is.
Rosenmöller: Een plicht tot overdrijven hoort niet tot de reputaties van actiegroepen in Nederland. Ze vertegenwoordigen een deelbelang, maar dat is nog wat anders dan dat ze per definitie zouden overdrijven. Gedragscodes voor actiegroepen acht ik niet nodig, want als zij de mist ingaan verliezen ze representativiteit en raken hun invloed op de onderneming kwijt. Ze zullen hun goeie pers zelf te grabbel gooien. Dat effect kan groter zijn dan het hebben van een code. Cruciaal vind ik een externe toetsing van de code, dat Shell zich daarvoor openstelt.
Herkströter: Dat vind ik een vanzelfsprekendheid.
Tot nu toe heeft u benadrukt: wij willen dat vooral toetsen door medewerkers zelf te laten verklaren dat zij zich eraan houden.
Herkströter: Dat gaat voor mij heel ver. Je doet dan een serieuze poging om verschillende culturen en zienswijzen die niet allemaal zijn zoals in Nederland, in algemene zin voor het bedrijf op één noemer te brengen. Als je in een bepaald land zaken gaat doen en je legt daar de normen aan die thuis van toepassing zijn, ga je de mist in. Dan krijg je verwijten. Zaken doen in bijvoorbeeld Duitsland gaat heel anders dan hier. Dat is een uiting van cultuur die je niet uit het oog mag verliezen.
Was dat ook uw ervaring met de issues Nigeria en Brent Spar? Toen had u al een code, zij het een verouderde.
Herkströter: We zijn toch allemaal mensen. De code als zodanig, ook een aangepaste versie, garandeert niks. Het gaat om de juiste toepassing en daar moet je voortdurend mee bezig zijn, bij elke situatie die zich voordoet en elke beslissing die je neemt.
Kan de code ook betekenen dat je ergens niet gaat ondernemen?
Herkströter: Absoluut.
Dus zo'n code mag ook geld kosten.
Herkströter: Maar die kost geld, dat kan ik u verzekeren.
Lubbers: In eerste instantie was de code vooral een instrument om werknemers te beschermen tegen vreemde dingen als corruptie. Langzamerhand kreeg het een actievere rol, omdat het gewicht voor ondernemingen in de machtsbalans tegenwoordig groter is. Een voorbeeld is de actie-Van Mierlo in het voorzitterschap van de Europese Unie jegens China. Ik zie dat nu op afstand en denk: dit is ineffectief. Het werkt kennelijk absoluut niet. EU-lidstaten marcheren uit elkaar en de Chinezen zeggen: zoek het maar uit, maar als het zo moet dan niet dus. Die arme minister kon misschien niet anders. Het is in zekere zin een vertoning die zijn betekenis nationaal heeft, maar niets betekent in China. Heb je dan geen mogelijkheid om jegens China bepaalde waarden te expliciteren? Jazeker, via het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ik ben ervan overtuigd dat hun stellingnames doorwerken. Bijvoorbeeld de beweging destijds op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking, en recentelijk in Belgrado. De verspreiding van waarden gebeurt meer en meer vanuit de civil society.
Hoe kan het bedrijfsleven een sterkere rol spelen als het gaat om mensenrechten? Bijvoorbeeld hoe de dissident Harry Wu in China werd behandeld en de schrijver Ken Saro-Wiwa en zijn mede-actiegenoten in Nigeria. Moeten ondernemingen in dat soort gevallen krachtiger stelling nemen?
Rosenmöller: Zeker. Ik denk dat Shell op basis van de gebeurtenissen in Nigeria en wat zij daar later over gezegd hebben, moet concluderen dat het beter was geweest dat in een eerder stadium te doen. Welke weg bewandel je: de openbare aanklacht of de diplomatieke weg? Dan moet de samenleving maar van jou aannemen dat je druk op het regime hebt uitgeoefend. Dan heb je als multinational wel de plicht daar openlijk voor uit te komen.
Herkströter: Dat was niet het probleem, daar zijn we open over geweest, zij het mogelijk niet open genoeg. We hebben om clementie voor Saro-Wiwa verzocht. Ook is bepleit dat Shell zich uit Nigeria zou moeten terugtrekken. Dat is een discussie van een heel andere orde. Er waren ook pleidooien dat Shell zijn 'macht' meer moest gebruiken. Dat had in dit geval alleen kunnen betekenen: je terugtrekken.
Als Shell zich terugtrekt, of een groot investeringsproject afblaast, komt er onmiddellijk een andere maatschappij die het overneemt. Je moet proberen de situatie in zo'n land op een constructieve manier te beïnvloeden, en tegelijk accepteren dat je daar kritiek voor kunt krijgen. Shell heeft in Nigeria een kleine 6.000 mensen aan het werk, waarvan slechts 250 mensen van buiten het land. Als je vertrekt, gooien de Nigeriaanse werknemers er echt niet het bijltje bij neer. Je kunt niet zover gaan om tegen het bewind te zeggen: wat je daar gedaan hebt is fout. Je kunt niet op de stoel van de overheid gaan zitten. Je hebt als bedrijf geen enkele mogelijkheid om dat af te dwingen. Je kunt wel een mening geven. Een van de redenen waarom de actie van Ken Saro-Wiwa begon was dat er te weinig van de olie-opbrengsten van de staat werd besteed aan ontwikkeling van de deelstaten, en dat hebben we openlijk beaamd. Maar als dat niet verbetert sta je er machteloos tegenover.
Lubbers: We hebben het nu over een dramatisch probleem als Nigeria, de ontwikkeling van een land waarmee we economisch verbonden zijn via Shell. De praktijk bewijst dat het effect van politieke druk uitoefenen buitengewoon beperkt is als het niet om een constructieve dialoog gaat die stap voor stap bijdraagt aan verbetering. Dat geldt ook voor ondernemingen.
Herkströter: Kijk naar de pragmatische aanpak van de Verenigde Staten. In het Congres gaan stemmen op om Birma in de ban te doen, maar China? Ik denk dat dat niet zal gebeuren. Het zou ook geen effect hebben, verwacht ik. Dat geeft al aan dat je als bedrijf daar nooit in verzeild kunt raken.
Rosenmöller: Dus uw handelen wordt bepaald door het opportunisme van concurrenten?
Herkströter: Nee, door onze gedragscode.
Tot blijkt dat u die code in een bepaald geval niet tot in de puntjes kunt uitvoeren en Shell dus een belangrijk olieland moet verlaten.
Herkströter: Dat kan. Als een overheid ons zou gebieden dingen te doen die niet in overeenstemming zijn met de code is er maar één consequentie: weggaan. Zuid-Afrika is een goed voorbeeld. Daar heeft apartheid in onze onderneming nooit bestaan. Daarbuiten bestond zij wel en werd ze ook afgedwongen. Maar de overheid is zo verstandig geweest ons niet te dwingen. Dat zou averechts gewerkt hebben. Dan zouden we onze mensen, waaronder zeer veel Zuidafrikaners, in de kou hebben laten staan. Nu is het langzaam maar zeker toch op z'n pootjes terechtgekomen. Ik denk dat wij daaraan, ik zeg dat met grote voorzichtigheid, een constructieve bijdrage hebben geleverd.
Rosenmöller: Leidraad voor uw handelen is dus de code. Maatschappelijke organisaties kunnen een andere opvatting hebben over de manier waarop de code dient te worden geïnterpreteerd. Wat gebeurt er nu als je daar niet uitkomt. Je kunt de confrontatie aangaan. Ik bepleit een andere weg: laat beide partijen zo'n conflict ter arbitrage voorleggen aan externe deskundigen.
Lubbers: Je ziet internationaal steeds meer dat rechters rekening houden met wat in het jargon genoemd wordt: soft law-verklaringen. Zoals we nu tribunalen kennen, zullen er instanties komen zoals onze Ombudsman, aan wie kwesties voorgelegd kunnen worden. Zij baseren zich niet op internationale verdragen, wel op erkende internationale opvattingen. Soms kan dat een bemiddelingskarakter krijgen, soms een beschuldigend karakter. Zo'n uitspraak legt een zekere druk. Geleidelijk aan zullen er meer institutionele bevoegdheden voor zulke instanties ontstaan.
Herkströter: Een constructieve manier van deze zaken ontwikkelen verwelkom ik. Constructief hoeft niet te betekenen het met elkaar eens worden. Het moet ook mogelijk zijn om met erkenning van elkaars mandaten te zeggen: We agree to disagree, met respect voor elkaars standpunt. Wat ik nu nog vaak zie, is dat die twee (onderneming en maatschappelijke organisatie) automatisch tegenover elkaar komen te staan.
Met Amnesty International heb ik jaren geleden veel gesprekken gehad, die ik als uitermate constructief heb ervaren. We werden het niet eens, maar het helpt wel om een onderneming aan het denken te zetten.
Rosenmöller: Acht u het denkbaar dat Shell de uiteindelijke besluitvorming bij een conflict over de interpretatie van de gedragscode overlaat aan arbitrage, dus aan onafhankelijke deskundigen die op afstand van de onderneming staan?
Herkströter: Op dit moment acht ik het beter dat we dat zelf op een open manier doen. Met behoud van eigen identiteit staan voor de zaken waarvan je zegt: dit kan ik als bedrijf, dit wil ik, andere dingen kan ik niet. Wel ben ik het met Ruud eens dat dit soort processen in de toekomst zal veranderen.
Rosenmöller: En als de wet u gelijk geeft, maar u kunt dat niet aan de samenleving duidelijk maken? Legaliteit is immers nog geen legitimiteit.
Lubbers: Je weegt eerst zelf af, dat is de trots van je bedrijf. De volgende stap is de analyse die in de samenleving wordt gemaakt. Consumenten zijn als kritische burgers te mobiliseren als het echt te grijs wordt. Die zijn belangrijk voor het bedrijfsleven. Als er consumentenacties dreigen, zal het bedrijfsleven erg geïnteresseerd zijn. Dan zullen ze een club van wijze mannen inschakelen en zich kwetsbaar opstellen vanuit de redenering: we dachten gelijk te hebben, maar hoe kunnen we daar zeker van zijn als de consument ons geen gelijk geeft?
Herkströter: Zeker, als het niet alleen gebeurt uit vrees dat er klanten weglopen. Mede door de Brent Spar hebben wij veel dingen geleerd en zijn ontwikkelingen waarmee we bezig waren versneld. Binnen Shell waren er ook veel mensen die er niet zo over dachten, toen ik dat vorig jaar zei. Ik heb zelfs kreten gehoord van: je laat ons in de steek. Dat is nu over. De mening van onze mensen, zo'n 100.000, en het dubbele als je toeleveringsbedrijven meeneemt, telt natuurlijk.
Rosenmöller: Werknemers worden steeds mondiger. In het verleden was hun loyaliteit aan het bedrijf vaak zo sterk dat ondernemers zich daar weinig zorgen over maakten. Maar dat is veranderd. We hebben meegemaakt dat Shell-werknemers zich op de televisie afzetten tegen standpunten van de directie. Dat gaf tegenstellingen binnen het bedrijf en een verzwakking van de positie van de ondernemer. Open communicatie leidt ogenschijnlijk tot kwetsbaarheid, maar zal uiteindelijk winst betekenen.
Lubbers: De geschiedenis leert dat nieuwe gedragsregels voor arbeidsveiligheid, milieu of andere aspecten als openbaarheid, die vaak in het begin worden ervaren als een 'kosten-handicap', na een zekere tijd bijdragen aan de efficiency en de kwaliteit. Daarover ben ik optimistisch. Bedrijven zullen inzien dat het voordelen oplevert.
Dus een gedragscode biedt een concurrentievoordeel?
Lubbers: Met een zekere vertraging. Je kunt niet zeggen dat iedere milieu-ambitie het bedrijf meteen een betere positie brengt. Wel zit er winst in de enorme confrontatie over het naleven van maatschappelijke waarden in de wereld, die gaande is. Degenen die druk uitoefenen worden misschien wat onevenwichtig beoordeeld omdat ze lijken te overdrijven. Maar op den duur zullen zij die de maatschappelijke waarden naar waarde schatten aan het langste eind trekken.
Rosenmöller: Dat spreekt mij aan. Maar dan in combinatie met de rol van de overheid. Ik denk dat bijvoorbeeld in het milieuvraagstuk de overheid een veel belangrijker rol moet spelen. Die moet het bedrijfsleven blijven voorhouden: 'Vrienden, wij willen in 2025 dit bereiken, die stap gaan we maken. Dit verstaan wij onder een duurzame samenleving.'
Als er een duidelijke en consequente relatie wordt gelegd met bijvoorbeeld lagere lasten op arbeid en hogere op energieverbruik en grondstoffen, zullen werkgevers daar handel in zien. Zo ontstaat een optimale interactie tussen een sterke overheid en het bedrijfsleven.
Herkströter: Daar zie ik veel in. Een samenleving waarin de overheid het bedrijfsleven en andere partijen bij haar beleid betrekt. Uiteindelijk moet die overheid wèl zelf haar verantwoordelijkheid als wetgever nemen.
Ter afronding, hoe moeten gedragscodes er over tien jaar uitzien?
Rosenmöller: De code is een te beperkte aanpak, de discussie daarover moet meer in een maatschappelijk perspectief worden geplaatst. Hoe bedrijven uitvoeren wat ze beloven moet objectief door buitenstaanders getoetst worden.
Herkströter: De code is een instrument met langetermijnwerking, een kernachtige samenvatting van je huisregels die ruimte laat voor aanpassing aan de cultuur en aan maatschappelijke ontwikkelingen.
Kan er ook een expliciete verwijzing naar de Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties in komen te staan?
Herkströter: Ik zeg niet ja en niet nee. Je zult steeds mee moeten gaan met de ontwikkelingen. De Universele verklaring is een breed document waarmee veel overheden nog worstelen. Dan zeg ik: schoenmaker blijf bij je leest, doe niet alsof je in één klap taken kan vervullen die je niet aankunt.
Lubbers: Een nieuwe ontwikkeling is dat bedrijven niet alleen gedragscodes opstellen, maar ook mission statements. Die zijn uitdrukkelijk naar buiten gericht, ze worden constant aangepast en maken onderdeel uit van de bedrijfsstrategie. De beoordeling van geschillen tussen bedrijven en maatschappelijke groepen zal door gezaghebbende buitenstaanders zoals een Ombudsman worden gedaan. Aan zo'n uitspraak zullen bedrijven zich houden. Dat zie ik eerder gebeuren dan een juridisch bindende arbitrage.
Herkströter: Dat mission statement is interessant. Wij zijn vorig jaar begonnen met iets vergelijkbaars: het Shell Business Frame Work. Dat is een document waarin uitgebreider staat wat we zijn, wat we willen en willen worden. Een living document, waarop we iedereen in het bedrijf vragen te reageren. Die reacties proberen we in de volgende editie mee te nemen. We zeggen niet dat we de beste oplossing voor alles hebben, maar betrekken wel constant de hele onderneming bij het vinden daarvan.