Shell woedend op EU-commissaris
Oliemaatschappij Shell reageert
heftig op kritische opmerkingen van Eurocommissaris Palacio, die
gisteren in Brussel de olieconcerns verweet de baas te spelen op de
markt voor brandstoffen.
Door onze redacteur KAREL BERKHOUT
AMSTERDAM, 7 SEPT. De oliemaatschappij Koninklijke/Shell Groep toont
zich "verbaasd" over de kritiek van de Europese Commissie op de hoogte
en de snelle stijging van de 'kale' benzineprijs in Nederland. Het is
een heftige reactie van de marktleider op de Nederlandse benzinemarkt op
de uitlatingen van Eurocommissiaris Palacio (Energie en transport).
'Verbaasd' betekent in de Nederlandse polder namelijk 'woedend', terwijl
het persbericht ook termen bevat als 'aantoonbaar onjuist' en 'twijfels
aan huiswerk' van Commissie.
De heftigheid van Shell wijst erop dat de oliemaatschappij de druk voelt
toenemen, dan wel dat Shell zoals de onderneming zelf zegt "ten onrechte
in de beklaagdenbank" zit. Bij het dispuut over de snel gestegen
brandstofprijzen, dat in Frankrijk op straat wordt uitgevochten, worden
beurtelings de hoge prijs voor ruwe olie, de accijnzen dan wel de
oliemaatschappijen als grote boosdoener aangewezen. Meer dan in het
verleden wordt echter de zwarte piet gelegd bij de oliemaatschappijen,
die door bijvoorbeeld consumentenorganisaties worden verdacht van
onderlinge prijsafspraken.
In Nederland is de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) inmiddels
een onderzoek begonnen naar een mogelijk benzinekartel, terwijl Palacio
via haar collega Monti de Brusselse speur- en waakhond DG4 nog aan het
werk moet zetten. "Ik neem aan dat dit wel gecoördineerd zal worden
met DG4", laat de NMa-woordvoerster weten. Bij het Openbaar Ministerie
ligt al bijna een jaar een rapport van de Economische Controle Dienst
(ECD), dat volgens Shell "geen strafbaar feit" vermeldt. Bij de
presentatie van de halfjaarcijfers riep vice-bestuursvoorzitter Van der
Veer dan ook op tot openbaarmaking van het rapport.
Gezien deze onderzoeken en de veel geuite klachten is de 'verbazing' van
Shell dan ook verbazingwekkend. Het is bovendien niet de eerste keer,
dat wordt beweerd dat de kale benzineprijs in Nederland hoger is dan
elders in Europa. Het adviesbureau Coopers & Lybrand kwam in een
onderzoek voor het ministerie van Economische Zaken tot conclusies die
volgens een EZ-woordvoerder vanmorgen "als twee druppels water lijken op
de opmerkingen van Palacio". Dit onderzoek was voor de toenmalige
minister van EZ, Wijers, destijds aanleiding om de benzinemarkt open te
breken onder de vlag van de zogeheten MDW-operatie.
Die operatie heeft geleid tot een convenant met de oliemaatschappijen,
dat de concurrentie op de benzinemarkt moet bevorderen. Zo wordt er een
eind gemaakt aan de eeuwigdurende concessies, die de marktposities van
de bestaande partijen afschermen. Zo'n 50 benzinestations langs de
snelwegen, waar de meeste benzine wordt verkocht, moeten worden
overgedragen aan nieuwe partijen - althans aan andere spoelers dan de
Grote Vier: Shell, Esso, BP en Texaco. Ook onbemande tankstations en
reclame langs de weg zullen worden toegestaan.
Dit convenant alleen is volgens EZ al voldoende bewijs dat de
Nederlandse overheid 'Brussel' niet nodig heeft om de concurrentie te
bevorden. "We zijn hier niet achterlijk", zegt een EZ-woordvoerder, die
ook wijst op de onderzoeken van de NMa en de ECD. Dat het ogenschijnlijk
niet erg snel gaat met de marktwerking komt volgens EZ onder meer
doordat de Tweede Kamer indertijd aandrong op verder overleg met de
benzinemaatschappijen. De voorgenomen wetgeving kreeg daardoor
uiteindelijk de gedaante van een minder dwingend convenant, dat als
voordeel had dat eindeloze juridsche procedures konden worden vermeden.
De Tweede Kamer werd indertijd bestookt door Shell, dat zelf een
adviesbureau had ingeschakeld om de onderzoeken van EZ door te lichten.
Het Britse Lexecon kwam tot andere conclusies dan Coopers & Lybrand,
KPMG, EIM en de MDW-werkgroep. "De marges [van de oliemaatschappijen]
zijn in Nederland niet hoger dan in andere landen", was een van de
conclusies van Lexecon, dat tevens vindt dat "geen overtuigend bewijs is
geleverd (...) dat de grote oliemaatschappijen mededingingsbeperkend
gedrag hebben vertoond".
Dat de conclusies van gezaghebbende adviesbureaus onderling zo afwijken
toont aan hoe moeilijk het is om aan te tonen dat sprake is van een
benzinekartel, zo dit er al is. Het verklaart wellicht de tijd die de
Rotterdamse officier van Justitie nodig heeft om te beslissen over het
ECD-rapport en het voospelt misschien niet veel goeds over de snelheid
waarmee de NMa het onderzoek kan afronden.