NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

Rijksbegroting 2001

Nieuws

Plannen
per departement

Troonrede

Algemene Beschouwingen

Paars: De tweede helft

Rijksbegroting:
Hoe en wat?

Links

Miljoenennota: strengheid in vele variaties

De minister van Financiën spreekt op Prinsjesdag plechtig over de toestand van 's rijks financiën. Meestal is hij bezorgd, altijd voorzichtig. Hoe kan minister Zalm (VVD) met de huidige florissante begroting nog somberheid voorwenden?

Kees van der Malen
Minister Zalm kon vanmiddag in de Tweede Kamer hosanna juichen. Bij de aanbieding van de Miljoenennota mocht hij een ‘historisch' overschot op de begroting melden. Zalm trad zo in de voetsporen van zijn illustere voorganger Lieftinck (PvdA). Deze minister van de naoorlogse geldsanering, bekend van het 'tientje van Lieftinck', was in 1950 de laatste minister van Financiën die een begrotingsoverschot wist te presenteren.

Tussen Lieftinck en Zalm loopt nóg een lijn. Lieftinck was in 1946 de eerste minister die in de Tweede Kamer bij de aanbieding van de Miljoenennota een korte toelichting gaf hoe Nederland er financieel-economisch voorstond. Sindsdien heeft iedere minister van Financiën de ‘Nota over de toestand van 's lands Financiën' in de Kamer kort in perspectief gezet.

De aanbieding van de Miljoenennota is een ceremonie. Het is de enige keer in het jaar dat de minister in jacquet in de Kamer verschijnt. En het is zo ongeveer ook de enige keer dat hij in de Kamer zonder tegenspraak het woord kan voeren. Eén keer kwam het wel tot een interruptie. In 1977 greep toenmalig oppositieleider Wiegel (VVD) naar de microfoon toen Duisenberg (PvdA) als demissionair minister zijn toelichting op de toestand van 's rijks financiën gebruikte om politiek te bedrijven.

Duisenberg noemde het als minister van het eerder dat jaar gevallen kabinet-Den Uyl ,,bijzonder teleurstellend'' en ,,nauwelijks verantwoord'' dat ,,wij politici er niet in geslaagd zijn een nieuw, daadkrachtig kabinet te vormen''.

Wiegel liet zich dat niet zeggen. Als er politici schuld hadden aan het uitblijven van het kabinet, waren het vertegenwoordigers van PvdA, CDA en D66, die toen nog in onderhandeling waren over de vorming van wat een tweede-kabinet-Den Uyl moest worden. De interruptie van Wiegel was ,,uiterst ongebruikelijk'', zo stelde de voorzitter van de Tweede Kamer vast.

Minister Van der Stee (CDA) kreeg in 1980 een andere, niet-gebruikelijke reactie van de Kamer. Van der Stee was de tweede minister van Financiën in het een jaar eerder aangetreden kabinet-Van Agt/Wiegel. De eerste, Andriessen (CDA), was begin 1980 opgestapt, omdat hij onvoldoende steun kreeg voor zijn bezuinigingsbeleid. En wat zei diens opvolger Van der Stee op de derde dinsdag in september tegen de Kamer: ,,De begrotingsstukken die ik u mag overhandigen, bevatten geen opwekkende boodschap. Het gaat niet goed met 's lands economie.'' Op de blijken van afkeuring die daarop uit de banken van de oppositie klonken, vervolgde de minister: ,,Zelfs het hoongelach dat ik nu hoor, kan daar weinig aan doen.''

Ministers van Financiën zijn zuinige mensen. Ze waken met een zekere gestrengheid over 's lands financiën. En spreken daar meestal ook in zorgelijke bewoordingen over. Als het slecht gaat, is hij sombermans, als het goed gaat, wil hij toch nog ernstig waarschuwen dat de natie niet te optimistisch moet zijn. Minister Lieftinck hield het Nederlandse volk in 1946 bij de eerste naoorlogse aanbieding van een Miljoenennota voor ,,in welk een deplorabelen toestand 's lands financiën zijn geraakt''.

Premier Drees (PvdA) kon vijf jaar later, mede dankzij de verleende Marshall-hulp, als waarnemend minister van Financiën melden dat het beeld van inkomsten en uitgaven ,,niet ongunstig'' was. De belastingtarieven waren echter hoog en aan de buitenlandse hulp kwam ooit een einde. Dus zei Drees: ,,Op beperking der uitgaven zal dan ook het streven van regering en volksvertegenwoordiging gericht moeten zijn.''

Vaak is een minister van Financiën gelukkig met zijn beleid, maar bezorgd over de toekomst. Minister Zalm signaleerde in 1995, bij de aanbieding van zijn tweede begroting, hogere groei, lagere inflatie en stijgende koopkracht. Maar hij waarschuwde tegelijk voor al te veel enthousiasme. ,,Staat hier een minister van Financiën zonder zorgen, zo zult u zich afvragen. Helaas, voorzitter, deze minister van Financiën heeft nog vele zorgen.'' Waarna Zalm uitweidde over het tekort dat nog te hoog was en over de schuldquote die niet snel genoeg daalde.

Het is dezelfde Zalm die vandaag een begrotingsoverschot presenteert. Met die toestand van 's Rijks financiën breken voor de minister barre tijden aan. Hoe kan hij nog overtuigend somberheid voorwenden nu alle seinen zo ongeveer op groen staan?

NRC Webpagina's
19 september 2000

Den Haag

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad