Rijksbegroting 2001
Nieuws
Plannen per departement
Troonrede
Algemene Beschouwingen
Paars: De tweede helft
Rijksbegroting: Hoe en wat?
Links
|
DE TWEEDE HELFT:
Borst - minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Els Borst is uit de gratie
Door onze redacteur
QUIRIEN VAN KOOLWIJK
DEN HAAG, 29 NOV. Minister Borst (Volksgezondheid) en staatssecretaris Vliegenthart (Welzijn en Sport) zullen wel nooit hartsvriendinnen worden, ofschoon hun relatie op dit moment beter is dan ooit. Beiden liggen de laatste maanden behoorlijk onder vuur - en dat schept een band.
Op het ministerie wordt niet meer zo veel geklaagd over de samenwerking tussen de twee, al blijft er natuurlijk wel het verschil in visie, of karakter, tussen de wat, des dokters eigen, arrogante maar overigens redelijk liberale Els Borst en de zeer gedreven, iets 'bureaucratische' sociaal-democrate Margo Vliegenthart. Ook buitenshuis spreken ze nu vaak dezelfde taal. Dat was wel eens anders, wanneer Borst bijvoorbeeld pleitte voor verwijdering van de huishoudelijke hulp uit het vergoedingenpakket, en Vliegenthart reageerde dat daar natuurlijk geen sprake van kon zijn. Maar ook nu nog zien ze er niet tegenop elkaar speldenprikken toe te dienen.
Voor Borst, voor de tweede achtereenvolgende keer minister, lijkt de tijd van de 'goede pers' nu definitief voorbij. Ondanks alle rumoer over bijvoorbeeld wachtlijsten was er lang geen sprake van dat dit haar persoonlijk werd aangerekend. Ook bij andere zaken die fout gaan in de zorgsector was dat niet het geval. Maar sinds een paar maanden lijkt de wind uit een andere hoek te komen. Was Borst tot voor kort voor de zorgsector nog 'één van ons', een 'vakvrouw' of degene die als minister de zorg weer op de 'politieke kaart' had gezet, tegenwoordig zijn de kwalificaties heel anders. Uitspraken als 'Borst visieloos', 'Zorg onder Borst failliet', 'Borst spoor bijster' typeren de koppen in de bladen van de zorgsector. En managers in de zorg die op andere momenten bij haar op de stoep staan om meer geld te eisen, schromen niet om voor de camera aan te geven dat de gezondheidszorg beter af zou zijn als zij zou vertrekken.
Toch hebben Borst en Vliegenthart het nodige werk verricht. Zo lukte het de minister om er sinds haar aantreden, in 1994, voor de zorg ruim twintig miljard gulden bij te krijgen, wat betekent dat de zorg in zes jaar eenderde meer is gaan kosten. Ook nam het aantal arbeidsplaatsen met zo'n 50.000 toe, wat ruim 100.000 mensen een baan opleverde. In de loop van 2000 lukte het beiden om met het grootste deel van de zorgsector afspraken te maken over de aanpak van de wachtlijsten - een onderwerp dat al enige jaren als een donkere schaduw over de zorg ligt. Dit is overigens geen garantie dat de wachttijden, ondanks de miljarden guldens die de bewindslieden daarvoor van het kabinet hebben gekregen, al op korte termijn tot aanvaardbare proporties zullen zijn ingekort. De zorgsector beseft dat het hebben van wachtlijsten de afgelopen jaren veel geld heeft opgeleverd. Dit weten Borst en Vliegenthart ook. Daarom kan het op orde brengen van de administratie in de zorg (nodig om te kunnen achterhalen wat er precies met het extra geld is gedaan) wel eens een grotere klus blijken dan de simpele aanpak van de wachtlijsten. Volgens insiders zowel rond de bewindslieden als in de ziekenhuiswereld komt de economische voorspoed voor de zorg eigenlijk twee jaar te vroeg: die tijd had goed kunnen worden gebruikt om de administratie in de zorg op orde te brengen, iets wat veel moeilijker is nu er weer gemakkelijk meer geld beschikbaar is.
Inmiddels is het vooral Vliegenthart die, ondanks haar elf jaar parlementaire ervaring, de afgelopen tijd een paar keer haar neus heeft gestoten in de Tweede Kamer. Zo is het haar nog niet gelukt het parlement ervan te overtuigen dat haar manier van moderniseren van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (die onder meer thuiszorg, verpleeghuizen en gehandicaptenzorg regelt) juist is.
Borst lukte het daarentegen om de omstreden wet die de euthanasie en hulp bij zelfdoding regelt, ongeschonden door de Tweede Kamer te loodsen. De minister, die in de vorige kabinetsperiode ook al enkele moeilijke ethische onderwerpen door het parlement loodste, wachten overigens nog enkele andere gevoelige onderwerpen. Zo is er het wetsvoorstel over proeven met menselijke embryo's dat pas halverwege de parlementaire behandeling is en ligt er ook nog een regeling voor onderzoek met materiaal van foetussen. Met spanning wordt ook uitgezien naar de al enige tijd geleden aangekondigde regeling voor het doden van wilsonbekwamen, zoals niet zelfstandig levensvatbare kinderen.
Maar de grootste klus die beide bewindslieden nog wacht is ongetwijfeld het in goede banen leiden van de discussie over de toekomst van het zorgstelsel. Over één ding zijn ze het in elk geval eens: niet langer moet het aanbod aan hulp bepalend zijn voor de inrichting maar de vraag. Vooruitlopend op de uitkomsten van een brede discussie zijn ze al op weg die omslag van aanbod- naar vraagsturing te regelen. In feite vormt de sturing van het zorgstelsel de kern van de discussie en zou de manier van financiering daarvan moeten worden afgeleid. In de politiek zijn echter juist dat verzekeringsstelsel en de omvang van het 'basispakkket' de belangrijkste onderwerpen. Daarmee is dat laatste ook voor Borst en Vliegenthart een gevoelig thema geworden. Ze waren het er de afgelopen tijd immers niet over eens of de 'zorg', de hulp die nu in de AWBZ wordt geregeld, wel of niet in de discussie over het pakket moet worden betrokken. Vliegenthart vond van niet, Borst van wel. Inmiddels lijken de twee op een gemeenschappelijke uitkomst af te koersen: de AWBZ kan bij de discussie worden betrokken, maar het kan nog wel een paar jaar wachten voordat deze zorg naar het basispakket wordt overgeheveld, zo hebben beiden op bijeenkomsten van D66 en PvdA gezegd.
Vergeleken hiermee lijken andere kwesties, zoals de modernisering van de ziekenhuiszorg, een 'makkie'. In de zorgsector betekent dat vooral worstelen met de vele belangengroepen. Want willen Borst en Vliegenthart iets veranderen, dan moeten ze de betrokkenen 'mee hebben': ze hebben niets te zeggen over de ziekenhuizen, verpleeghuizen en inrichtingen. Op een paar ziekenhuizen na zijn dat allemaal particuliere organisaties. De lobby's maken vaak snel gebruik van de emoties die deze sector kan oproepen. Voortdurend staan ze op de stoep om meer geld. En als dat niet lukt, zijn er nog altijd de camera's. Daar is soms niet tegenop te werken.
|
NRC Webpagina's
29 november 2000
|