Ook voorspellen is menselijk
De marges van de
voorjaarsramingen van het Centraal Planbureau zijn zó groot, dat
de Haagse discussie over meevallers van dit en volgend jaar op vrijwel
niets is gefundeerd.
Door onze redacteur MAARTEN SCHINKEL
AMSTERDAM, 21 FEBR. Commotie op het Binnenhof: dit jaar zijn er, volgens
de jongste ramingen van het Centraal Planbureau, tussen de 2,5 miljard
gulden en 3 miljard gulden aan begrotingsmeevallers te verwachten.
Volgend jaar loopt het bedrag terug naar 0,5 miljard. Reden genoeg voor
een flinke discussie over het begrotingsbeleid. Maar hoe hard zijn de
cijfers waarover wordt gediscussieerd?
Plannen gaat moeilijk zonder prognoses. Het voorspelde begrotingssaldo
van de overheid is het resultaat van ramingen van grootheden als de
economische groei, de inflatie en de loonstijging. Meer groei betekent
bijvoorbeeld meer belasting en minder uitgaven aan sociale zekerheid.
Meer inflatie heeft onder meer gevolgen voor de mate waarin ministers
hun jaarlijkse budget mogen verhogen. En de loonstijging zegt
bijvoorbeeld veel over de uitgaven aan ambtenaren en semi-
ambtenarensalarissen.
Het begrotingssaldo is dus een voorspelling op basis van voorspellingen.
Dat maakt het geraamde cijfer voor dit jaar boterzacht, en dat voor
volgend jaar vrijwel nietszeggend. Dat blijkt ook uit een toets van de
CPB-voorjaarsramingen sinds vanaf 1997. De gemiddelde voorspelfout voor
de economische groei in het jaar waarin de voorjaarsraming werd gedaan,
bedraagt 0,8 procentpunt over de jaren 1997-2000. De gemiddelde fout
voor de voorspelling van de economische groei voor het jaar na het jaar
waarin de voorjaarsraming werd gedaan, is zelfs 1,2 procentpunt over de
jaren 1997-1999. Grootste misser is de prognose in de voorjaarsraming
van 1999: 2 procent groei in 1999 en 2000. Dat werd 3,9 procent in beide
jaren.
Voor de inflatie zijn de foutmarges 0,5 procentpunt voor het jaar waarin
de prognose werd gedaan en 0,7 procentpunt voor het jaar daarop, met als
grootste misser de inflatievoorspelling van 1 procent die in 1999 werd
gedaan voor 2000: dat werd 2,6 procent. Voor de CAO-loonstiging,
waarover op voorhand meer bekend is, zijn de foutmarges geringer: 0,1
procent voor het zelfde jaar, en 0,7 procentpunt voor het volgende jaar.
Op basis van deze gegevens kan enkel worden gezegd dat de economie in
2002 groeit tussen de 1,55 en de 3,95 procent, de inflatie ligt tussen
de 1,3 procent en 2,7 procent en de loonstijging tussen de 2,5 en 4
procent bedraagt.
Deze baaierd van onzekerheden zegt veel over de geraamde omvang van het
voorspelde begrotingssaldo. Daar bedraagt de voorspelfout maar liefst
1,2 procent van het bruto binnenlands product over het huidige jaar, en
2 procent bbp over het jaar daarop. Dat wil zeggen dat er een kans is
dat minister Zalm (Financiën) volgend jaar zwemt in de extra
miljarden, maar dat er evengoed de hardste bezuinigingen moeten worden
doorgevoerd sinds de tussenbalansen van zijn voorganger Kok begin jaren
negentig.
Het CPB is dat nauwelijks aan te rekenen: met name begin 1999, in het
kielzog van de Azië-crisis, zat de gehele voorspelbranche,
inclusief internationale instituten en de grote banken, er mijlenver
naast. Ramingen moeten er zijn, en voorspellen is menselijk. De fout
wordt pas gemaakt als de prognoses door de buitenwereld als voldongen
feiten worden behandeld.