De Zalmklem
HOEWEL DE GELUIDEN uit politiek
Den Haag anders doen vermoeden, gaat het met de economie nog steeds
boven verwachting goed. Dat wil zeggen: als wordt uitgegaan van de
economische veronderstellingen waarop het regeerprogramma van de paarse
coalitie in 1998 werd gebaseerd. Daarin wordt rekening gehouden met een
jaarlijkse economische groei van 2,75 procent.
In werkelijkheid zal dit percentage, volgens de jongste berekeningen van het Centraal Planbureau
alleen opgaan voor 2002, het laatste jaar van Paars II. Voor alle andere
jaren valt de groei hoger uit. Het gevolg is dat het kabinet baadt in de
financiële meevallers. Maar de stemming is anders. Omdat de
meevaller een beetje tegenvalt, overheersen de sombere gezichten.
Natuurlijk is het voor een belangrijk deel spel. In de aanloop naar de
onderhandelingen over de begroting moeten posities worden ingenomen.
Daar hoort nu eenmaal de nodige retoriek bij. En zodoende was het woord
crisisdreiging de afgelopen tijd weer regelmatig te horen. Aardig om aan
de kiezers uit te leggen als het echt tot een breuk zou leiden: we
konden het niet eens worden over de verdeling van onze weelde.
Dit neemt niet weg dat er aan de huidige onrust wel degelijk een
politiek meningsverschil binnen de coalitie ten grondslag ligt. Aan de
ene kant staan PvdA en D66, die stellen dat een deel van de
miljardenmeevallers best gebruikt kan worden voor extra
overheidsuitgaven. Daartegenover staat de opvatting van de VVD dat
nieuwe overheidsuitgaven alleen gedaan kunnen worden als elders van de
begroting geld wordt weggehaald. De liberalen beroepen zich hierbij op
de sinds 1994 gehanteerde 'Zalmnorm', die op de rijksbegroting een
strikt onderscheid aanbrengt tussen inkomsten en uitgaven. Meevallers
aan de inkomstenkant mogen alleen besteed worden aan lastenverlichting
en vermindering van de staatsschuld; meevallers aan de uitgavenkant
mogen worden gebruikt om andere overheidsuitgaven van te doen.
DEZE EVEN HELDERE als strenge regel heeft voor de nodi ge rust in het
begrotingsbeleid gezorgd. Het wekelijkse gepalaver in de ministerraad om
de miljoenen, wat toch hét kenmerk was van het derde kabinet
Lubbers, werd hierdoor hardhandig beëindigd. Er is dan ook veel
voor te zeggen de Zalmnorm te handhaven.
Maar daarbij moet wel worden voorkomen dat de norm gaat werken als klem.
Als politici over de Zalmnorm praten in termen van een 'afgesloten
contract' is er toch wat mis. Het zou betekenen dat er met deze
begrotingsregel een verbod op nadenken is afgekondigd. De regels van de
Economische en Monetaire Unie hebben de beleidsvrijheid van nationale
politici op het terrein van economische politiek al aanzienlijk aan
banden gelegd. Een ongeclausuleerd gehanteerde Zalmnorm op nationaal
niveau zou die ruimte vervolgens nog verder beperken. Wat dan resteert
is een armetierig debat over de zaken die nog niet voorzien waren ten
tijde van het afsluiten van het regeerakkoord en waarbij geen rekening
wordt gehouden met veranderde omstandigheden.
Die veranderde omstandigheden zijn er wel degelijk. Zo heeft
bijvoorbeeld geen van de politieke partijen in 1998 bij het opstellen
van de verkiezingsprogramma's voorzien dat het nationale
begrotingstekort al halverwege de nieuwe kabinetsperiode zou omslaan in
een overschot. Dit gegeven verschaft ruimte soepeler om te gaan met de
strenge begrotingsregels. Temeer daar er ook erkende problemen zijn op
terreinen waarvoor de overheid verantwoordelijk is. Meest genoemd in dit
verband zijn het onderwijs en de gezondheidszorg.
Het is onontkoombaar dat bijvoorbeeld de arbeidsvoorwaarden in deze
sectoren flink verbeterd worden, om te voorkomen dat er nauwelijks nog
personeel voor te vinden zal zijn. Maar tegelijkertijd moet ook hier
weer worden gewaakt voor dogmatiek. Het gaat immers niet alleen om het
louter verhogen van budgetten en dus extra financiële middelen. Het
onderwijs kan slechts enigszins concurrerend worden met het
bedrijfsleven op het moment dat ook de huidige starheid van de
onderwijs- CAO ter discussie komt te staan.
WIE WIL PRATEN over extra uitgaven (en daarmee de Zalmnorm ter
discussie stelt) moet met argumenten komen. Alleen meer geld overtuigt
niet. Het gaat om de plannen waaraan dat geld moet worden besteed. Aan
dat laatste ontbreekt het. En zo beperkt het debat zich tussen degenen
die krampachtig blijven vasthouden aan de 'regels' en hen die daar vanaf
willen. Een duidelijker bewijs van politieke bloedarmoede is nauwelijks
voorstelbaar.