'Zalmnorm' handhaven
Waarschijnlijk sluit de
overheidsbegroting over het zojuist verstreken jaar met een overschot
van zeventien miljard gulden. De belastingmeevallers buitelen over
elkaar heen, terwijl minder geld nodig is voor rente op de staatsschuld
en voor uitkeringen aan economisch niet-actieven.
De florissante staat van de overheidsfinanciën leidt tot aandrang op schatkistbewaarder
Zalm om wat scheutiger te zijn en extra geld uit te trekken, met name
voor zorg, onderwijs en politie. De algemene verwachting is dat zodoende
wachtlijsten voor heupoperaties zullen verdwijnen, mensen eerder
thuiszorg krijgen, afbladderende schoolgebouwen kunnen worden opgeknapt,
en grote en kleine misdaden effectiever kunnen worden bestreden. Pressie
om de overheidsuitgaven op te schroeven weerspiegelt het breed gedragen
gevoel dat de collectieve sector op rantsoen staat, terwijl
tegelijkertijd sommige consumenten van gekkigheid niet weten aan welke
spullen ze hun geld zullen spenderen. De huidige pleidooien voor hogere
collectieve uitgaven berusten evenwel op een groot misverstand. Het is
niet waar dat méér geld de bij collectieve voorzieningen
bestaande problemen als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Bovendien
kan de doelmatigheid omhoog. Hierdoor krijgen belastingbetalers meer en
betere voorzieningen voor hetzelfde geld. De afgelopen jaren zijn
miljarden extra voor de zorg uitgetrokken. Dat geld lijkt in een
bodemloze put te zijn verdwenen. Wachtlijsten werden nauwelijks korter.
Hoe kan de zorgsector efficiënter werken? Personeelstekorten zijn
grotendeels opgelost zodra ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid worden
teruggebracht tot het niveau dat elders in de economie gebruikelijk is.
Huisartsen kunnen eerder beginnen wanneer hun nodeloos lange opleiding
wordt bekort. Nog een voorbeeld. In zijn nieuwjaarstoespraak benadrukt
de Amsterdamse hoofdcommissaris hoeveel mankracht de politie kwijt is
aan begeleiding van grote evenementen. Wanneer gemeenten een einde maken
aan de directe en indirecte subsidiëring van het betaalde voetbal
komen enkele honderden miljoenen vrij voor onderhoud van schoolgebouwen
en krijgt de politie meer tijd om aangiften van de burgerij serieus in
behandeling te nemen.
Pleitbezorgers van hogere uitgaven vergeten bovendien dat het
begrotingsoverschot van dit moment hoofdzakelijk te danken is aan de
gunstige conjunctuur. Het komend jaar zwakt de economische groei af tot
drie procent, mogelijk nog minder. Dat hangt mede af van het tempo
waarin de Amerikaanse economie afkoelt. Daarmee komt grotendeels een
einde aan de belastingmeevallers. Anderzijds stokt de daling van de
werkloosheid. Er is dus weer meer geld voor sociale uitkeringen nodig.
Daarenboven vergt verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het
overheidspersoneel de nodige extra middelen. De ambtenarenbonden
spiegelen zich aan loonsverbeteringen in de bedrijven en eisen ten
minste vijf procent extra. Onder deze omstandigheden verdampt het
overschot binnen de kortste keren. Anders gezegd, bij een neutrale stand
van de conjunctuur is de begroting in evenwicht, en staat zij niet
langer in de plus. Daarmee voldoet Nederland precies aan de budgettaire
afspraak die de lidstaten van de Europese Unie met elkaar hebben
gemaakt. Ruimte voor extra uitgavenverhoging is er dus niet. Zou
desondanks worden besloten de uitgaven nu te verhogen, dan zijn extra
bezuinigingen nodig zodra de economische bedrijvigheid in de nabije
toekomst wat minder wordt. De besluitvorming over de rijksbegroting
raakt dan gemakkelijk in een noodlottige cyclus waarbij het kabinet om
de haverklap tot nieuwe ombuigingen moet besluiten. De grote winst van
de in 1994 van kracht geworden 'Zalmnorm' is dat de tot dan
gebruikelijke hectiek rondom de begroting sindsdien tot het verleden
hoort. De Zalmnorm houdt in dat regeringspartijen bij het sluiten van
het regeerakkoord onder andere plafonds voor de uitgaven afspreken.
Volgens de in 1998 gemaakte afspraken stijgen de overheidsuitgaven in
deze kabinetsperiode met ongeveer acht miljard gulden. Reëel, in
volume. Voor dat geld kunnen méér ziekenverzorgenden en
agenten in dienst worden genomen, en wordt de financiële armslag
van gemeenten en provincies verruimd. De crux is dat de uitgaven
vastliggen, ongeacht schommelingen van de conjunctuur. In jaren dat de
economie nauwelijks groeit, gaan de collectieve uitgaven toch omhoog.
Omgekeerd blijven de collectieve uitgaven wat achter in jaren dat de
economische bedrijvigheid uitbundig toeneemt, zoals in de periode 1998-
2000 het geval is geweest.
Treden meevallers op, dan mag de hele ruimte die daardoor beneden het
uitgavenplafond ontstaat worden gebruikt om uitgaven voor andere posten
te verhogen. Vooral door meevallende rentelasten kon in de begroting
voor dit jaar - in aanvulling op de afspraken uit het regeerakkoord -
zeven miljard gulden extra worden uitgetrokken voor zorg, onderwijs en
zo meer. De Macro Economische Verkenning 2001 van het Centraal
Planbureau laat de resultaten van dit beleid zien (p.211): na correctie
voor loon- en prijsstijgingen groeit het onderwijsvolume in de periode
1999-2001 met ruim tien procent. Het volume van de zorg neemt zelfs met
ruim dertien procent toe, en loopt daarmee precies in de pas met de
volumegroei van de totale binnenlandse productie. Deze cijfers tonen aan
dat verhalen over publieke armoede te midden van private rijkdom
ongegrond zijn.
De minister van Financiën gaat zware maanden tegemoet. Hopelijk
weet de heer Zalm de hand op de knip te houden. Sectoren als zorg en
onderwijs beschikken dankzij de vastgestelde uitgavenplafonds en
sindsdien opgetreden meevallers over extra geld genoeg. Het gaat er
vooral om die extra middelen om te zetten in meer en betere
dienstverlening waar de burger direct iets van merkt.
Flip de Kam