|
|
You need a what?
Meneer P. tikt ongedurig op zijn formica bureaublad. "U heeft het document niet bij zich?" "Welk document?", vragen wij in koor. "De declaration of impediment. U wordt geacht het document bij uw huwelijksaanmelding mee te nemen. Zonder verklaring geen ondertrouw. Zonder ondertrouw geen huwelijk." Mijn aanstaande en ik tuimelen van onze roze wolk. Is het deze kleine bureaucraat echt menens? Kan hij ons voorgenomen huwelijk werkelijk torpederen? Ik kuch nadrukkelijk en kijk meneer P. nog eens diep in de blauwe ogen. "Dit meent u toch niet?" "Zeker wel." "Maar hoe bemachtigen wij zo'n document binnen 24 uur? Per straaljager?" Eerder die ochtend leek er geen vuiltje aan de lucht. De door de gemeente per brief aangevraagde bescheiden zaten allemaal in het mapje dat mijn aanstaande - als ware het een baar goud - stevig onder de arm geklemd hield. P. leek aanvankelijk een welwillende veertiger, maar bij de eerste oneffenheid in zijn computer verstarde hij op slag. Of een der huwelijkspartners soms in het buitenland had gewoond? Ja, zei ik, als student, in Ohio. Of ik daar soms gehuwd was? Nee, antwoordde ik nog grappend, daar had ik, gezien het zware studieprogramma, geen tijd voor gehad. Maar P. hield niet van grapjes. Hij duwt me het telefoonnummer van het Nederlands consulaat in Cleveland in handen. "Voor morgenmiddag 16.30 uur ligt er een document op mijn bureau dat bewijst dat u in Ohio niet gehuwd bent." "En anders?", vraag ik. "Wordt er niet getrouwd." "Maar het tijdsverschil dan?", sputtert mijn aanstaande nog tegen. "Om half vijf zijn ze in Ohio net aan de koffie." Maar P. wenkt al naar het volgende koppel - nummer 905. De race tegen de klok is begonnen. Het telefoonnummer van het consulaat blijkt niet te kloppen. "Er is geen Nederlands consulaat in Cleveland", verzekert de dame van de inlichtingendienst me. Geagiteerd draai ik het nummer van meneer P., maar die blijkt "voor onbepaalde tijd' in vergadering. Dan maar contact opnemen met het gemeentehuis in Mt. Vernon, Ohio. Daar heb ik mij tenslotte ooit voor een social security number aangemeld. Gale, mijn Amerikaanse gesprekspartner is welwillend, maar niet van cynisme gespeend. "You need a whát?", schatert ze, als ik haar de situatie uitleg. "Wat is dat voor een eis? Het is alsof je moet bewijzen dat je leeft!" Ik gniffel mee, maar voel me allesbehalve opgelucht. Ook de woordvoerder van de Amerikaanse ambassade in Den Haag kan geen uitsluitsel geven. Hij "kent het probleem", krijgt de vraag "wel vaker voorgelegd". Hij vindt het "een belachelijke regel, die bij mijn weten alleen in Nederland van kracht is". Maar helpen kan hij niet. "Zeker niet op die termijn." De volgende morgen krijgt meneer P. onaangekondigd bezoek van mijn aanstaande. Of hij ook buiten zijn werk zo'n naargeestig mannetje is? En waarom de gemeente in haar correspondentie geen melding maakt van het benodigde document. Ze eist een oplossing. Meneer P. loopt rood aan, zoekt houvast aan zijn stoel. Er volgt een niets verhullende stilte. Dan het verlossende woord - van een knoestige vijftiger. "P. ga jij maar lunchen", zegt de man die zich later zal voorstellen als meneer Van V. "Ik handel dit wel af." Het klinkt half sussend, half vermanend. P. druipt af, het schaamrood nog dieper op de weke kaken. "Er is één optie", zegt Van V. bemoedigend. "Uw vriendin legt onder ede een verklaring af dat ze niet gehuwd is." Aldus geschiedt. Met een 'ja dat beloof ik', want godvrezend ben ik niet. Na de ceremonie buigt Van V. samenzweerderig over tafel. "We hebben deze kwestie bij Burgerzaken besproken. Vanaf vandaag wordt ieder huwelijkspaar-in-spé per brief van deze regeling op de hoogte gebracht." Mijn aanstaande recht de rug en sneert: "Lang leve de Nederlandse bureaucratie."
|
NRC Webpagina's 6 juli 2000 |
Bovenkant pagina |
|