U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.


NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Vrijheid voor de Papoea's

Nieuws

Brief

Documenten

Strijd voor vrijheid

Links

Gijzelaars veilig terug in Jakarta

JAKARTA, 17 MEI. Het Indonesische leger heeft vanmorgen de negen gijzelaars die ruim vier maanden gevangenschap in het binnenland van Irian Jaya en de militaire bevrijdingsactie van woensdag hebben overleefd overgedragen aan vertegenwoordigers van hun regeringen. De ceremonie had plaats in een hospitaal in Jakarta. Onder de negen zijn de Nederlanders Mark van der Wal (35), staflid van het Wereld Natuurfonds, en zijn vriendin, de hoogzwangere Martha Klein (32), medewerkster van UNESCO.

Dirk Vlasblom

Alle negen zijn in goede gezondheid, maar toonden zich diep verslagen door de gewelddadige dood van hun Indonesische medegijzelaars, de biologen Navy Panekenan en Yosias Lasamahu. Die zijn volgens het leger met kapmessen omgebracht door hun ontvoerders, leden van een strijdgroep van de Organisatie Vrij Papoea (OPM). De twee zijn vanmiddag, in aanwezigheid van de andere ex-gijzelaars, in Jakarta begraven.

Woensdag, even na twaalven in de middag, Oostindonesische tijd, raakten de honderd Indonesische commando's die de OPM'ers en hun elf gijzelaars sinds vorige week met honden en helikopters najoegen in gevecht met de ontvoerders. Daarbij zijn, volgens generaal Soeyono, acht rebellen omgekomen. In eerste instantie werden acht gijzelaars, onder wie Klein en Van der Wal, ontzet. Enige uren later troffen de commando's de Britse biologe Anna McIvor aan, die getuige zou zijn geweest van de moord op Navy en Yosias. Hun lichamen werden gisterochtend aangetroffen door zoekende militairen. Kelly Kwalik, de commandant van het OPM-legertje in het Centrale Bergland, zou nog voortvluchtig zijn.

Gezien de slechte weersomstandigheden in het bergland konden de ex-gijzelaars niet meteen via de lucht worden afgevoerd, zodat zij nog één nacht moesten doorbrengen in het bos. Gistermiddag werden ze via Timika, een stadje in het zuiden van Irian, naar Jakarta overgevlogen. Tijdens de vliegreis naar Jakarta werden ze vergezeld door brigade-generaal Prabowo Subianto, commandant van het Korps Bijzondere Troepen, die ruim vier maanden vasthield aan een onderhandelingsscenario en vorige week, na de mislukte bemiddelingspoging van het Rode Kruis, de opdracht kreeg om de gijzelaars met militaire middelen te bevrijden.


Steen in het stille water van Irian

JAKARTA, 17 MEI. Ruim achttien lange weken in het dicht beboste, moeilijk begaanbare hoogland van Irian Jaya moeten sporen hebben nagelaten bij de negen overlevende gijzelaars. De twee Jakartanen die de beproeving hebben overleefd, beiden leden van de hoofdstedelijke Biological Science Club, bleken gisteren het meest verzwakt. Adinda Saraswati en Jualita Tanasale verschenen vanmorgen tijdens het overdrachtsritueel in het militaire hospitaal Gatot Subroto in een rolstoel. Martha Klein en Mark van der Wal, volgens vrienden getrainde woudlopers, oogden sterk, maar aangeslagen.

Nauwelijks bekomen van hun gevangenschap, aanvankelijk in het gehucht Mapnduma, daarna heel lang in een grot vlakbij het dorpje Geselama, een paar zware dagmarsen, en met de sidderingen van vijf dagen militaire klopjacht nog in de benen, stonden ze vanmiddag aan het graf van twee dode vrienden. Navy Panekenan en Yosias Lasamahu, collega-wetenschappers, die het gelag hebben betaald. Als we de legerversie mogen geloven, zijn deze twee - de enige mannelijke, niet-Irianese Indonesiërs onder de gijzelaars - in de allerlaatste fase van het gijzeldrama door hun ontvoerders met de parang, een soort kapmes, afgemaakt.

De actie heeft niet alleen bij de hoofdrolspelers van het drama sporen nagelaten. De ontvoering op 8 januari van 26 mensen, onder wie dertien natuurvorsers uit Indonesië, Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland, bleek vanuit media-oogpunt een steen in het ogenschijnlijk zo stille water van Irian Jaya. Daniel Yudas Kogoya, een Nduga-Papoea uit het hoogland en plaatselijke commandant van de Organisatie Vrij Papoea (OPM), die de ontvoering begon, heeft wereldnieuws gemaakt.

Het is heel goed mogelijk dat de Amungme-Papoea Kelly Kwalik, hoogste commandant van het OPM-legertje in het centrale bergland, betrokken was bij de voorbereidingen van de actie. Hij is al jaren verwikkeld in een uitzichtloze krachtmeting met het Indonesische leger en met de Amerikaanse kopergigant Freeport, die de 'verblijfplaats' van zijn voorouders afgraaft. Het is ook denkbaar dat hij zich het mediamieke potentieel van dit avontuur pas later realiseerde en toen de politieke teugels in handen nam.

Na enkele bemiddelingspogingen van protestantse en katholieke geestelijken uit Irian, met toestemming van het Indonesische leger, leek op 23 januari een doorbraak bereikt. Adriaan Van der Bijl, een dominee van Nederlandse afkomst, die al dertig jaar zielzorger is onder de Nduga, had via de radio van de zending Kogoya voor het blok gezet. De volgende dag zouden zendingshelikopters invliegen om de gijzelaars op te halen. Kogoya had zich eerder bereid getoond zijn gevangenen in een traditionele ceremonie over te dragen aan vertegenwoordigers van Nederland en Groot-Brittannië. Een Duitse gijzelaar, de geograaf Frank Momberg, had hij al op 15 januari laten vertrekken.

Op 24 januari ging het aldus ontwikkelde momentum echter verloren. Die ochtend stond niet Kogoya aan de radio, maar een andere OPM-strijder, met een schriftelijke boodschap van Kelly Kwalik, die zich tot dat moment had schuil gehouden. “Wij, bevelhebber Kelly Kwalik”, las diens adjudant in het Indonesisch voor, “willen op donderdag 25 januari beraadslagen in Mapnduma met bisschop H.F.M. Münninghoff van Jayapura.” Van der Bijl zei alleen akkoord te gaan als alle gijzelaars zouden klaarstaan. “Eerst beraadslagen”, was het antwoord.

Op 25 januari verscheen Kelly Kwalik in Mapnduma voor de bisschop, die hem ooit les gaf aan het seminarie van Jayapura maar zijn ex-leerling niet meer herkende. Kwalik zei niet van zins te zijn deze troefkaart - liefst zes buitenlandse gevangenen - uit handen te geven en stelde opnieuw de doelstellingen van de OPM aan de orde: zelfbeschikkingsrecht voor de Papoea-bevolking van Irian Jaya, herstel van traditionele landrechten, beëindiging van de milieuvervuiling als gevolg van de koperwinning door Freeport en respectering van de mensenrechten der Papoea's.

Het deed de bisschop denken aan de redevoering van Kogoya, tijdens hun eerste ontmoeting op maandag 15 januari, en hij kreeg het gevoel terug bij af te zijn. Na deze vergeefse bijeenkomst verdween Kwalik weer uit beeld en Daniel dwong zijn gevangenen tot een zware mars van enkele dagen naar het westen. In de buurt van Geselama, op de grens tussen de traditionele gronden van Kogoya's Nduga-volk en Kwaliks Amungme, werden ze ondergebracht in een grot.

Begin februari gaf de legertop het Internationale Rode Kruis (ICRC), via diens vertegenwoordiger in Indonesië Henri Fournier, toestemming om de bemiddelingsdraad weer op te pakken. Fournier en zijn staf legden via per helikopter verspreide brieven contact met de ontvoerders. Na enkele weken mocht dr. Mayer van het ICRC de gevangenen bezoeken.

Kwalik en de zijnen hebben het Rode Kruis maanden aan het lijntje gehouden. Eerst zei Kwalik alleen akkoord te gaan met vrijlating na consultaties met zijn 'politieke leider', de zelfbenoemde OPM-voorzitter Mozes Weror, die als balling leeft in het buurland Papoea Nieuw Guinea (PNG). Fournier c.s. togen naar de hoofdstad Port Moresby, waar zij een onderhoud hadden met Weror. Die gaf hen een brief mee voor Kwalik en Kogoya, waarin hij hun gelastte de gevangenen in vrijheid te stellen.

Dat de OPM een effectieve commandostructuur mist, bleek toen de adressanten het schrijven naast zich neerlegden. Begin vorige week zeiden zij - opnieuw - in te stemmen met een ceremoniële overdracht op woensdag 8 mei, een datum die Fournier had bedacht, omdat dan het Rode Kruis zijn verjaardag viert. Er was voor varkens gezorgd, Rode Kruismedewerkers uit Nederland en Engeland verschenen in Geselama en het vlees werd verorberd. De gijzelaars stonden klaar voor vertrek en toen gooide Kwalik opnieuw roet in het eten. Hij las een onafhankelijkheidsverklaring voor en riep een 'Vrij Papoea' uit, voorlopig alleen voor zijn operatiegebied in het bergland, met Kwalik zelf als staatshoofd. Om Kogoya aan zich te binden, benoemde hij hem tot vice-president. De gijzelaars stonden aangetreden voor vertrek, maar zagen de helikopters leeg vertrekken.

Toen vond het Indonesische leger het welletjes. De militairen hadden nooit eerder zoveel geduld betracht met rebellen. De 'speciale militaire operatie ter bevrijding van de elf gijzelaars', heet het nu officieel, is vorige week donderdag, 9 mei, ingezet. Toen gaf de chef-staf van de strijdkrachten, generaal Feisal Tanjung, de order aan de commandant van de speciale troepen, brigade-generaal Prabowo Subianto, een schoonzoon van president Soeharto. Tot dat moment was Prabowo de belangrijkste militaire pleitbezorger geweest van de 'overredingsaanpak'. Na een aanvankelijk echec - bij een verrassingsaanval met helikopters op Geselama bleek het gehucht verlaten - werden woensdagmiddag negen van de elf gijzelaars ontzet. Acht rebellen en twee gijzelaars vonden de dood en Kelly Kwalik bleek verdwenen.

NRC Webpagina's
17 mei 1996

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad