Gusmão, beter bekend onder zijn krijgsnaam Kay Rala Xanana, werd om zes uur in de ochtend door Indonesische commando's van zijn bed gelicht in een kampong aan de rand van Dili, de hoofdstad van Oost-Timor. Het leger was twee uur tevoren op de hoogte gesteld van Xanana's verblijfplaats, naar later bleek door diens buurman. Op 21 mei 1993 werd hij door een rechtbank in Dili veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, een vonnis dat later op last van president Soeharto werd omgezet in twintig jaar.
De arrestatie en veroordeling van Xanana, symbool van het verzet tegen de 'integratie' van de voormalige Portugese kolonie Oost-Timor in Indonesië, betekenden een zware slag voor het guerrillalegertje Falintil. Deze Portugese afkorting betekent 'strijdkrachten voor de nationale bevrijding van Oost-Timor'. Bij zijn oprichting op 20 augustus 1975 was Falintil de gewapende arm van het Timorese Front voor Nationale Bevrijding (Fretilin), een trefpunt van sociaal-democraten en links-radicalen, één van de politieke partijen die ontstonden in Oost-Timor na de Anjerrevolutie in Lissabon (1974).
Fretilin, dat ijverde voor onafhankelijkheid van de kolonie en werd bewapend door het Portugese leger, bond in de zomer van 1975 de strijd aan met zijn voornaamste concurrenten, de Unie voor een Democratisch Oost-Timor (UDT) en de Democratische Volksassociatie van Timorezen (Apodeti), die respectievelijk opkwamen voor een blijvende band met Portugal en aansluiting bij Indonesië. Op 26 augustus gingen Lissabons laatste gouverneur en het voltallige garnizoen scheep naar Portugal, de kolonie achterlatend in een staat van burgeroorlog. Die werd gewonnen door het Fretilin, dat op 28 november 1975 de onafhankelijkheid uitriep. Indonesië, dat eerder bedekte steun had gegeven aan Apodeti, was beducht voor een tweede Cuba, ditmaal in de eigen archipel. Nadat Jakarta het groene licht had gekregen van de Verenigde Staten en Australië, vielen Indonesische troepen op 7 december 1975 Oost-Timor binnen. Falintil trok zich terug in de bergen, vanwaar het aanvallen uitvoerde op de Indonesische bezettingsmacht. Er volgde een bloedige oorlog die niet ophield toen Oost-Timor in juli 1976 een provincie van Indonesië werd. In een aantal grote campagnes - in 1976, 1979, 1983 en 1988 - dreef het Indonesische leger de Falintil-eenheden terug naar de meest onherbergzame districten.
Na ruim 21 jaar resten er van Falintil nog maar enkele kleine strijdgroepen, vijf tot tien man groot, elk met een eigen commandant, verspreid over het oostelijke heuvelland. De meesten beschikken over legergeweren, deels buitgemaakt bij overvallen op Indonesische patrouilles, deels verkwanseld door armlastige soldaten. Van gevechten op enige schaal is al lang geen sprake meer. Een enkele keer loopt een legerpatrouille in een hinderlaag en vallen er doden. Het Indonesische leger bemoeilijkt met regelmatige patrouilles het contact tussen de verspreid opererende eenheden. Van 'bevrijd gebied' - exclusieve controle over een stuk grondgebied - is geen sprake. Falintil is geen partij voor de Indonesische troepen, maar de psychologische betekenis van de 'mannen in de bergen' mag niet worden onderschat. Hun militaire speldenprikken en overlevingskunst vormen een inspiratiebron voor jongeren in de steden Dili en Baucau en voor Oost-Timorese studenten in universiteitssteden elders in de archipel. Deze generatie is naar Indonesische scholen geweest, kan echter geen werk vinden in zijn geboortestreek en schrijft zijn uitzichtloze toestand op rekening van de Indonesiëers.
Falintil, dat in de jaren tachtig onder leiding van Xanana brak met het linkse Fretilin-verleden en zichzelf nu afficheert als de gewapende arm van het voltallige verzet in ballingschap, staat via een clandestien netwerk van scholieren en studenten in contact met de Oost-Timorese diaspora in Australië en Portugal. Het is die connectie die voor de Engelse filmer Dom Rotheroe de weg baande naar de mannen in de bergen.