De leugens van een non in Timor
Zuster Marlene had tot twee
weken geleden nooit echte angst gevoeld in Oost-Timor. Maar toen kwamen
de milities aan bij het klooster waar vluchtelingen en rebellenleiders
zich schuilhielden.
Door DOUG STRUCK
DILI, 25 SEPT. Vier keer kwamen leden van de gewapende milities het
klooster van de Dochters van Maria Hulp der Christenen in Oost-Timor
doorzoeken op leiders van de onafhankelijkheidsbeweging. Vier keer hield
zuster Marlene Bautista vol: "Er zijn hier alleen vrouwen en kinderen."
Dat was een leugen. Zuster Marlene en de andere nonnen van het klooster
huisvestten niet alleen 106 doodsbange vluchtelingen maar hielden ook
vooraanstaande leden van de Oost-Timorese onafhankelijkheidsbeweging
verborgen. Waren deze laatsten ontdekt, dan waren ze vrijwel zeker
gedood, en wellicht de nonnen ook. Achttien dagen lang, terwijl buiten
de kloostermuren het eiland brandde, behoedden de nonnen hun
onderduikers met list en koelbloedigheid. Een keer toen een razziaploeg
van de milities kwam, plensden de zusters water over de vloer en sloegen
ze aan het dweilen in de hoop dat een achterkamertje, waar de 'speciale
gasten' zich verstopt hadden, zou worden overgeslagen. Zodra de militie
weg was en de vloer weer droog, kwam het Indonesische leger onverwachts
op bezoek.
"We hadden alles net opgedweild, maar we gooiden de vloer weer nat en
grepen de dweilen", vertelt Marlene giechelend. Zuster Marlene (38),
geboren in de Filippijnen en opgegroeid in Californië, viert deze
maandag de komst van een internationale vredesmacht in Oost-Timor, door
samen met andere nonnen hun eerste verse voedsel sinds weken te gaan
halen. "We komen groente plunderen", lacht ze. Als het eerste konvooi
VN-trucks arriveert, juichen en applaudisseren de nonnen.
Zuster Marlene, sinds 1988 als missiezuster in Oost-Timor, wil de namen
van de activisten die in het klooster schuilen niet noemen, omdat dat
nog te gevaarlijk voor hen zou zijn. Het klooster zit nog vol vrouwen en
kinderen die hun toevlucht hebben gezocht bij de nonnen toen hun wereld
op zijn kop werd gezet. Het geweld begon op 4 september, toen bekend
werd dat bij het referendum op 30 augustus een overweldigende
meerderheid voor de onafhankelijkheid had gestemd. Die dag stroomden
zo'n vierhonderd angstige Oost-Timorezen naar de nonnenschool nabij het
vliegveld. Zuster Marlene dacht aanvankelijk dat hun angst overdreven
was. "We verwachtten serieuze problemen, maar dit beslist niet", vertelt
ze. "Deze mensen leven al 24 jaar onder Indonesisch bewind. Ze weten wat
doodsangst is. Ik had tot voor twee weken nog nooit echte angst
gevoeld."
Na zonsondergang verzamelden zich leden van de anti-
onafhankelijkheidsgezinde milities die door het Indonesische leger
worden gesteund, zich bij de school en riepen tegen de vluchtelingen:
"Aanhangers van de onafhankelijkheid, laat je gezicht eens zien!" De
vluchtelingen doken ineen van angst. De nonnen deden het licht in de
school uit en zagen rondom hen het vuur oplaaien.
"Ik zag hoe de militie van deur tot deur ging", vertelt zuster Marlene.
"Eerst sloegen en trapten ze ramen en deuren in. Toen roofden ze
alles - banken, tafels, stoelen, kleding. En toen staken ze het huis in
brand."
De volgende dag, terwijl het schieten voortduurde, brachten ze de
vluchtelingen over naar het mannenklooster naast de school, dat hogere
muren heeft. Onderweg werd zuster Marlene aangesproken door Elvis
Gusmao, een neef van Xanana Gusmao, de leider van de Oost-Timorese
onafhankelijkheidsbeweging.
"Hij zei: 'Ze zoeken me om me te vermoorden. Ik heb mijn vrouw en mijn
zoontje van vijf maanden al naar het leger gebracht en ze gevraagd om
hen te beschermen. Toen ben ik weggerend"', herinnert zuster Marlene
zich. "En hij zei: 'Wilt u me naar het VN-hoofdkwartier brengen?"'Hij
was echt in paniek. Hij ging achterin de auto zitten. Ik vond het maar
raar", vertelt ze. Maar toen kregen militieleden op een motor haar
passagier in het oog en gebaarden naar een vrachtwagen vol met hun
kameraden dat die hen moesten tegenhouden. "Gusmao zei: 'Zuster, u moet
gas geven.' Ik reed zoals ik nog nooit gereden had", zegt ze. "Ze
schoten op me. Ik wist niet wat me overkwam. Het was voor het eerst van
mijn leven dat er iemand op me schoot. Het is maar goed dat ze zo slecht
schieten."
Die dag verhuisde ze naar het klooster, in de overtuiging dat het maar
een paar dagen zou duren. "Ik nam voor twee dagen kleren mee." Maar
naarmate het schieten voortduurde en steeds meer huizen in vlammen
opgingen, meldden zich nog eens 400 vluchtelingen bij het klooster.
"We baden veel. Als het schieten begon, gingen wij bidden", vertelt ze.
Ze sliepen op de vloer uit vrees voor rondvliegende kogels. Om de
milities van zich af te houden, moest ze soms glashard zijn. Een
gewapende razziaploeg wilde de kloosterauto vorderen. "Ik zei: Nee, dat
gebeurt niet", herinnert ze zich. Ze had gezegd dat ze dat eerst maar
eens met hun plaatselijke legercommandant moesten bespreken. De
militiejongens dropen af.
Na vier dagen in het klooster vluchtten de meeste gezinnen uit wanhoop
de nabijgelegen bergen in. Enkele mannen probeerden 's nachts in de stad
nog wat te fourageren. De Indonesische militairen, die stellingen hadden
betrokken in huizen rondom het klooster, vuurden de hele nacht op elke
schim die ze zagen.
Zo doodden ze ten minste twee mensen, zegt zuster Marlene. Voordat de
militairen de huizen woensdag ontruimden, hebben ze een lijk in een zak
gestopt en meegenomen, vervolgt ze. Het andere lieten ze liggen, en
enkele uren nadat de soldaten waren vertrokken, bracht zuster Marlene
een journalist 200 meter de steile heuvel op. Daar lag in een rotsspleet
het lijk van een man - aangetast door honden en de tropische hitte, nog
gekleed in een Nike sweatshirt en sportschoenen. "Het is echt een wonder
dat we nog leven", zegt zuster Marlene. "We waren zo bang. De kinderen
waren zo bang dat ze geen woord zeiden. Pas nu beginnen ze weer rumoer
te maken. De kinderen waren fantastisch. Het is of ze een zesde zintuig
hebben. Ze huilden als de Indonesische soldaten kwamen, maar toen kwamen
de VN-soldaten en de kinderen strekten hun handen naar hen uit."
Maandag vroeg ze de kinderen iets te tekenen waarvoor ze dankbaar waren.
Alle tekeningen tonen, vol kinderlijk optimisme, een kleurig huis met
een gele zon. En op bijna allemaal staat iets geschreven, zoals: "Ik ben
dankbaar omdat ik nog leef. Ik ben dankbaar dat ik niet dood ben
gegaan."
COORDINATE.INDENT voided Copyright LA/WP-service