Moeten VN media beschermen?
Welke rol hebben internationale
organisaties als de VN bij de bescherming van journalisten tijdens
vredesmissies? De vraag is weer aktueel na de moord op de verslaggever
Sander Thoenes in Dili, eergisteren.
Door onze redacteur KEES VERSTEEGH
ROTTERDAM, 23 SEPT. "Misschien moeten we voortaan maar bodyguards gaan
meesturen met oorlogsverslaggevers, want de VN kunnen hun veiligheid
blijkbaar niet garanderen", verzucht Pieter Broertjes, hoofdredacteur
van De Volkskrant en voorzitter van het Genootschap van
Hoofdredacteuren naar aanleiding van de dood van de Nederlandse
verslaggever Sander Thoenes. "Maar dat was natuurlijk maar een losse
gedachte." Wat kunnen internationale organisaties zoals de VN en de
NAVO, kranten en journalisten zelf doen om tragische incidenten zoals
dat van gisteren op Oost-Timor te voorkomen? Is het eigenlijk wel de
taak van militairen om journalisten te beschermen? Nemen free-lancers
zoals Thoenes niet te veel risico's? Het zijn allemaal vragen die dezer
dagen op redacties en voorlichtingsafdelingen van defensie-organisaties
worden gesteld, maar die vrijwel nooit tot eensluidende antwoorden
leiden. Daarvoor zijn de situaties te verschillend, de belangen vaak te
tegenstrijdig, en bieden de weinige regels die er zijn, in de praktijk
te weinig garanties.
Om met dat laatste te beginnen: de Geneefse conventie die zich
uitspreekt over juridische rechten en plichten van oorlogsvoerders,
biedt alleen oorlogsverslaggevers bescherming als het gaat om
internationale gewapende conflicten, niet om burgeroorlogen zoals in
Bosnië, of burgeroorlogen met een internationaal aspect zoals nu
op Oost-Timor. "Nu dit soort conflicten steeds meer voorkomt, wordt het
misschien noodzakelijk op verdragsniveau of anderszins structureel
nadere afspraken te gaan maken", zegt Broertjes. Onder meer door de
afwezigheid van internationale verdragsregels zijn betrokken
organisaties zelf afspraken gaan maken. Zo verplicht het Nederlandse
handboek Militaire Doctrine aan legercommandanten om journalisten
regelmatig te informeren over de actuele stand van zaken, en een
"positieve relatie" met media op te bouwen "bijvoorbeeld door het
aanbieden van transport en leef en werkruimte en door het geven van
enige training en bescherming". Hoe deze , ,enige bescherming" gestalte
krijgt moet toch weer de praktijk uitwijzen. Aan het begin van
vredesoperaties geeft de betreffende VN- of NAVO-commandant meestal een
persconferentie of briefing over 'does en donts' voor
journalisten, iets dat op Oost-Timor overigens niet is gebeurd. Deze
briefings zijn echter geen wonderen van duidelijkheid, zo herinnert
Petra de Koning zich. Zij versloeg in juni voor deze krant de intocht
van de NAVO-troepen in Kosovo. "De persconferentie in Skopje werd door
2000 journalisten bezocht en verliep chaotisch. De journalisten, van
wie de meesten niet eerder in Kosovo waren geweest, gedroegen zich
nerveus. Ook de militairen waren zenuwachtig. Het was erg duidelijk en
zeer voorstelbaar dat de horde journalisten hen in de weg zou zitten.
Het zou bijzonder klungelig overkomen als de intocht minder
triomfantelijk zou worden omdat de pers blokkeerde. Aan de andere kant
kon de intocht natuurlijk geen triomf worden zonder journalisten."
Vervolgens liep in de praktijk de militaire bescherming van journalisten
zeer uiteen, afhankelijk van nationaliteit. Britten waren aardig en
behulpzaam en wekten de indruk dat bescherming van journalisten tot hun
taken behoorden, aldus De Koning, "Italianen daarentegen vonden ons
vooral lastig". De Konings collega Yaël Vinkx die met de Duitsers
meereisde, herinnert zich hoe deze na een dag rijden door Kosovo, 's
avonds een verlaten fabrieksterrein opreden. "Daarna ging het hek
dicht, terwijl Kosovo nog altijd was gevuld met tienduizenden Servische
para-militairen. Na kritiek van journalisten kwam er een compromis, en
mochten ze hun auto's tegen het hek van het kamp parkeren." Pas na de
dood van drie Duitse journalisten, een dag later, veranderde die
houding, aldus Vinckx.
"Het UÇK bood mij destijds meer veiligheid dan de NAVO", zegt
Volkskrantverslaggever Michel Maas per satelliet-telefoon vanuit Kosovo.
Nog voor de intocht van de NAVO was hij met twee buitenlandse collega's
de Servische provincie ingetrokken. "Het Kosovo Bevrijdingsleger wilde
alles doen om mijn veiligheid te garanderen. Bij de NAVO was dat geloof
ik meer een kwestie van samenloop van omstandigheden; als journalisten
in de buurt waren wilde ze wel wat doen. Maar ja, als ze meer hadden
gedaan hadden we weer gezegd dat ze betuttelend bezig waren. Je komt er
nooit helemaal uit." Maas roert daarmee een ander verschijnsel aan die
de taak voor organisaties als de NAVO en VN er niet gemakkelijker op
maakt: uit nieuws-oogpunt is het soms veel interessanter op militairen
ter plekke te vertrouwen dan op de officiële instanties. Zo
vertelt Hans Nijenhuis, oud-correspondent voor deze krant in Moskou:
"Verslaggeving van de oorlog in Tsjetjenië (1994-1996) was
onmogelijk geweest zonder hulp van de strijdende partijen. Al was het
maar omdat zij tijdens het heetst van de strijd over de meeste
transportmiddelen beschikten. Zo fungeerden Russische pantserwagens
regelmatig als taxi voor correspondenten. Onderdak werd journalisten
evenmin geweigerd. Aan Tsjetjseense zijde werd de buitenlande
journalist geheel volgens Kaukasische traditie zelfs onthaald als een
eregast, waarvoor het lekkerste (beschikbare) eten te voorschijn werd
gehaald." Eenmaal op het slagveld kreeg die gastvrijheid wel een
eigenaardige vorm: "Tsjetsjenen hadden geen vrees voor de dood en
slechts minachting voor wie dat wel had. Mee in de loopgraaf was dus
geen probleem, maar dan verder niet zeuren."
Tenslotte maakt ook de enorme diversiteit van media-organisaties en
journalisten de situatie er niet overzichtelijker op. Zo was Thoenes
freelancer voor Vrij Nederland en The Financial Times.
Nemen freelancers als Thoenes, onderworpen aan de tucht van vrije
markt, meer risico's dan journalisten in vaste dienst, bijvoorbeeld
toen Thoenes tegen de ongeschreven code onder journalisten in,
eergisteren in zijn eentje op onderzoek uitging? Broertjes gelooft er
niets van: "Karakter, persoonlijkheid en psychologie spelen hier een
veel belangrijkere rol dan het dienstverband. Je moet op een bepaalde
manier in elkaar zitten wil je de rol van schietschijf riskeren."