Juristen: VN mogen ingrijpen in O-Timor
Militair ingrijpen. Wanneer mag
het juridisch gezien wel, wanneer niet? In Kosovo mocht het niet, maar
gebeurde het toch. In Oost-Timor mag het, maar gebeurt het niet. Voer
voor juristen.
Door STÉPHANE ALONSO
ROTTERDAM, 10 SEPT. Juristen zijn het erover eens: in juridisch opzicht
staat de Verenigde Naties niets in de weg om door militair ingrijpen een
einde te maken aan de moordpartijen in Oost-Timor. Maar de
internationale gemeenschap wil er voorlopig nog niet aan. Oost-Timor is
een Indonesische kwestie, zei de Amerikaanse minister van Buitenlandse
Zaken, Madeleine Albright, eerder deze week. Pas als Indonesië
akkoord gaat met een internationale vredesmacht, kunnen de VN actie
ondernemen.
Juristen bestrijden dat dit nodig is. In principe heeft Indonesië
niets te zeggen over Oost-Timor. De voormalige Portugese kolonie werd in
1976 door Indonesië geannexeerd, maar deze annexatie is door de
internationale gemeenschap nooit erkend. "Ze is zelfs herhaaldelijk
veroordeeld in de Veiligheidsraad van de VN", zegt John Dugard,
hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Leiden. Formeel
gezien is Portugal nog steeds soeverein over Oost-Timor en is de crisis
geen Indonesische aangelegenheid.
Nog een argument voor interventie: er is geen effectief gezag meer op
Oost-Timor. "De staatsstructuren zijn verdwenen", zegt de Nijmeegse
hoogleraar Karel Wellens, tevens adviseur van Buitenlandse Zaken.
Volgens Wellens, geen uitgesproken voor- of tegenstander van ingrijpen,
heeft Oost-Timor wat dat betreft veel gemeen met Somalië, waar in
1992 wel werd ingegrepen.
De VN hadden met Jakarta afgesproken dat Indonesië na het onlangs
gehouden referendum, waarbij ruim 78 procent van de Timorese bevolking
stemde tegen autonomie en daarmee vóór onafhankelijkheid,
zou zorgen voor orde en veiligheid op Oost-Timor. Afgelopen week echter
maakten pro-Indonesische milities jacht op de bevolking en buitenlanders
op het eiland. Dugard: "Indonesië heeft een kans gekregen en
gefaald."
Juristen vinden het vreemd dat het referendum toch werd gehouden,
terwijl de veiligheidsomstandigheden op Timor duidelijk te wensen
overlieten. Wellens: "De VN-Veiligheidsraad is in gebreke gebleven."
Kortom: naast het recht om in te grijpen, hebben de VN intussen ook een
morele verplichting om in te grijpen.
Het internationale recht is volop in beweging. Het concept van
soevereiniteit zoals dat in het verleden werd gehanteerd, is
achterhaald, menen Westerse juristen. Vroeger was er sprake van
'absolute' soevereiniteit. Maar de toegenomen aandacht voor de
rechten van de mens, voor milieu en de 'internationalisering' zijn het
oude soevereiniteitsbegrip aan het ondergraven, legt Dugard uit.
In Kosovo was dat duidelijk het geval. Daar stak een internationale
krijgsmacht (de NAVO) de grenzen over van een soeverein land
(Joegoslavië). Juridisch gezien mocht dat niet: het handvest van de
Verenigde Naties verbiedt interventies in soevereine staten, tenzij de
Veiligheidsraad hiervoor toestemming geeft. De NAVO had die niet.
Maar in de ogen van de NAVO was er in Kosovo sprake van een humanitaire
noodsituatie: een moreel argument. De Alliantie beriep zich daarom op
het juridische beginsel van 'nood breekt wet' en ging over tot
bombarderen. Dit beginsel is niet vastgelegd in het internationale
recht. Maar sommige juristen, onder wie Dugard, bepleiten dit wel omdat
het in uitzonderlijke situaties, zoals die in Kosovo, een 'legale'
uitweg kan bieden voor unilaterale interventie.
"Maar moet je voor een volk van minder dan een miljoen mensen problemen
riskeren met een volk van 200 miljoen mensen", zo omschrijft dr. Olivier
Ribbeling van het T.M.C. Asser Instituut in Den Haag het - politieke -
dilemma waarvoor de VN zich gesteld zien. Ribbeling is op juridische
gronden voorstander van ingrijpen, maar begrijpt dat dit grote
praktische problemen met zich meebrengt. "Bij ingrijpen zul je
bijvoorbeeld toch door Indonesische territoriale wateren moeten." En de
kans dat Indonesië hiervoor toestemming geeft, is klein.
Bovendien ligt Oost-Timor in Azië, waar anders wordt gedacht over
soevereiniteit dan in Europa. De Europese Unie is er het levende bewijs
van dat de Europese landen niet langer vasthouden aan een 'absoluut'
soevereiniteitsbegrip en bereid zijn om de eigen handelingsvrijheid te
beperken door het maken van bindende internationale afspraken. Volgens
Dugard bespoedigde dit 'denken' het ingrijpen in Kosovo. "De NAVO zei
herhaaldelijk dat de gebeurtenissen in Kosovo ontoelaatbaar waren omdat
ze in Europa plaatshadden."
In Azië is soevereiniteit nog steeds 'absoluut', meent Ribbeling.
Zo beroept China zich met betrekking tot de mensenrechtensituatie in dat
land voortdurend op de eigen soevereiniteit. Vooral China - dat over
vetorecht beschikt - zal zich in de Veiligheidsraad daarom verzetten
tegen een unilaterale interventie in Oost-Timor. Daarmee zou voor de
Aziatische regio namelijk een 'vervelend' precedent worden geschapen.