Troetelkind van de Verenigde Naties
Precies een jaar geleden koos
Oost-Timor voor onafhankelijkheid. Langzamerhand ontstaan de contouren
van een nieuwe staat.
Door onze correspondent DIRK VLASBLOM
JAKARTA, 30 AUG. Een half eiland, 50 bij 300 kilometer groot, bevolkt
door 750.0000 zielen, van wie de helft analfabeet - kan zo'n landje op
eigen benen staan? Jawel, zeggen de Oost-Timorezen. Een jaar geleden
kozen zij voor uitbraak uit het repressieve Indonesische staatsverband.
De wil om uit het niets een staat te scheppen is er, en de wereld helpt
mee. Want Oost-Timor is het troetelkind van de internatonale gemeenschap
en de Verenigde Naties voeren er een experiment uit in staats- en
natievorming. Het fundament is zwak, want de Portugezen hebben in drie
eeuwen weinig werk gemaakt van deze oosthoek van hun rijk en wat de
Indonesiërs daarna in 25 jaar opbouwden, lieten ze vorig jaar in
enkele weken slopen.
Nadat de Oost-Timorezen, onder toeziend oog van de VN, op 30 augustus
1999 hun stem hadden uitgebracht, raasde een furie door het eilanddeel.
Wraaklustige pro-Indonesische milities, bewapend en bijgestaan door
Indonesische militairen, maakten de steden voor 85 procent met de grond
gelijk, verwoestten oogsten, slachtten vee, vermoordden enkele honderden
voorstanders van onafhankelijkheid en joegen 150.000 burgers naar het
aangrenzende West-Timor. In oktober maakte een internationale
troepenmacht met VN-mandaat (Interfet), gedomineerd door
Australiërs, een einde aan het militiegeweld en accepteerde
Indonesië de uitkomst van het referendum. Interfet is in januari
vervangen door een vredesleger van de VN (PKF), met een kleiner
Australisch contingent en meer manschappen uit Azië. Het landje in
wording wordt al zo'n driekwart jaar geleid door het Overgangsgezag van
de VN in Oost-Timor (UNTAET). Het bestuursapparaat wordt aangestuurd
door een 'kabinet' van acht personen, onder leiding van de Braziliaanse
VN-functionaris Sergio Vieira de Mello. Deze voorlopige regering telt
vier Oost-Timorezen: een voormalige gouverneur onder Indonesië en
drie ex-ballingen uit het verzet. UNTAET heeft krap twee jaar gekregen
om Oost-Timor klaar te stomen voor een zelfstandig staatkundig leven.
Eind 2001 zullen verkiezingen worden gehouden voor een grondwetgevende
vergadering en begin 2002 zal de bestuursmacht worden overgedragen aan
een gekozen regering.
De Oost-Timorezen verwachtten aanvankelijk alle heil van de VN en dat
moest wel tegenvallen. 'New York' kwam traag af met de fondsen, VN-
functionarissen leefden er goed van, terwijl de bevolking in de rij
stond voor voedsel en bivakkeerde in tenten en ruïnes. Onder
Indonesisch bestuur was de overheid de grootste werkgever en dat
apparaat is door UNTAET tot eenderde teruggebracht. In januari betoogden
jonge, werkloze Oost-Timorezen tegen het uitblijven van nieuwe banen.
Sindsdien is de onvrede geluwd, het besef is gegroeid dat wederopbouw
tijd vergt, er komt steeds meer werk en voedseldistributie is niet meer
nodig. Buitenlanders trainen politiemannen, brandweerlieden en ander
overheidspersoneel. De rechtbanken worden nu voor het eerst bemand door
jonge Oost-Timorezen.
Aan mankracht en middelen ontbreekt het niet. Honderden miljoenen
dollars van Wereldbank en donorlanden stromen binnen en internationale
hulporganisaties hebben zich energiek geworpen op herstel van verwoeste
wegen, scholen en markten. De lonen voor lokale werkploegen komen uit de
donorenpot. Tussen de ruïnes van de hoofdstad Dili ontstaat nieuwe
bedrijvigheid. Ondernemende Oost-Timorezen hebben met donorleningen
restaurants en cafés geopend en vlakbij het voormalige paleis van
de gouverneur is een supermarkt verrezen met de wenkende naam 'Hello
Mister'. Het aanbod - cappuccino's op de terrassen en Franse kazen in de
schappen - is peperduur en afgestemd op de smaak van buitenlandse
hulpverleners. Woordvoerders van de Wereldbank vrezen dat deze
economische luchtbel uiteenspat als de gasten straks huiswaarts keren.
Intussen is ook het politieke leven in Oost-Timor op gang gekomen. De
Nationale Raad van het Timorese Verzet (CNRT), een twee jaar geleden
opgerichte koepel van oude politieke partijen, congresseerde deze week
en gaf blijk van verdeeldheid. De CNRT wordt alleen bijeengehouden door
het charisma van José Alexandre ('Xanana') Gusmão, die 25
jaar lang leiding gaf aan het gewapende verzet tegen Indonesië. Hij
zat zeven jaar gevangen in Jakarta, keerde vorig jaar terug naar Dili en
is de gedoodverfde eerste president van een onafhankelijk Oost-Timor.
Wie ook terugkwam, was José Ramos Horta, die jarenlang in
internationale fora stem gaf aan het Oost-Timorese vrijheidsstreven en
in 1996 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Ramos Horta ligt niet goed
bij het links-nationalistische Fretilin, dat is aangesloten bij de CNRT
en de ex-balling verdenkt van politieke ambities. Gusmão en Ramos
Horta boden de CNRT hun ontslag aan als voorzitter en vice-voorzitter,
maar dat hebben ze onder druk van het congres ingetrokken en vandaag
zijn beiden herkozen. Gusmão, die eerder deze maand het
opperbevel over het voormalige verzetsleger Falintil overdroeg, zegt
geen president te willen worden, maar dat kan gespeelde bescheidenheid
zijn. Volgens Ramos Horta is de rol van de CNRT uitgespeeld en zal deze
oude verzetscoalitie binnenkort plaats moeten maken voor verschillende
politieke partijen. De kans bestaat dat in de aanloop naar de
verkiezingen oude politieke vetes, die dateren uit de korte, maar hevige
burgeroorlog van 1975, de kop weer opsteken. De Oost-Timorezen, een
amalgaam van stammen en een kleine, door Portugese missionarissen
opgeleide elite van gemengdbloedigen (assimilados), zijn nooit
een natie geweest. Oude tribale tegenstellingen en de afstand tussen de
stedelijke elite en het Oost-Timor van de dorpen zijn in de
vrijheidsroes even vergeten, maar nooit overbrugd.
De rust die intrad na de uittocht van de Indonesiërs dreigt te
worden verstoord door infiltratie van pro-Indonesische milities vanuit
de kampen in West-Timor, waar nog steeds 100.000 vluchtelingen huizen.
Jakarta heeft onlangs aangekondigd dat deze kampen dichtgaan en dat de
vluchtelingen moeten kiezen tussen Indonesië en Oost-Timor.
Inmiddels opereren zo'n 150 militieleden op Oost-Timorees grondgebied.
Bij recente schermutselingen zijn twee militairen van de PKF, een Nieuw-
Zeelander en een Nepalees, gesneuveld en de PKF-eenheden in het
grensgebied zijn in staat van paraatheid gebracht. De milities kunnen de
wederopbouw frustreren door een langdurige guerrillastrijd in het
ontoegankelijke berggebied. In dat geval zal de jonge staat nog lang
beschermd moeten worden door vredeshandhavers van de VN.
