Slobodan Milosevic
Een cynische hypnotiseur
Door onze redacteur PETER MICHIELSEN
ROTTERDAM, 2 APRIL. En zo is
Slobodan Milosevic, dertien jaar lang autocratisch heerser, de
onnavolgbare manipulator, de aanstichter van vier oorlogen, de man die
miljoenen levens vernietigde of drastisch overhoop gooide, uiteindelijk
als een ordinaire dief en oplichter achter de tralies beland. Zijn
miljoenen Serviërs tellende aanhang is verdampt zoals zaterdag zijn
mini-legertje aanhangers voor zijn villa verdampte: uiteindelijk was er
niemand meer over. Zijn dochter Marija schoot nog vijf keer in de lucht,
als machteloos en pathetisch protest bij de arrestatie van de man die
jarenlang de Balkan op zijn kop had gezet en 's werelds grootmachten al
die jaren een heftige hoofdpijn had bezorgd. Hij heeft nu een hele
vleugel van de gevangenis tot zijn beschikking, een mooie vleugel vast
en zeker, maar hoe mooi ook: Slobodan Milosevic zit achter tralies.
Zijn magie is verdwenen. Servië-kenner Charles Simic noemde hem
eens "een sekteleider als Jim Jones" die zijn volk herschiep tot
"aanhangers die zich voorbereiden op een collectieve zelfmoord". Balkan-
kenner Ger Duijzings omschreef hem als een man die van Servië een
land had gemaakt "dat wordt gedomineerd door populisme, nationalistisch
ressentiment, paranoia, xenofobie en de bereidheid geweld te gebruiken".
Een kille cynicus die de kunst verstond de ziel van de Serviërs te
lezen en die kunst dertien jaar lang briljant toepaste zonder stil te
staan bij de consequenties - oorlog na oorlog, 263.000 doden in
Bosnië, 20.000 in Kroatië, 12.000 in Kosovo. En miljoenen
vluchtelingen. Hij heeft dat manipuleren moeten leren: Slobodan
Milosevic' talent kwam niet zomaar aan het daglicht. Milosevic (59) was
in zijn jeugd een stille, introverte, teruggetrokken jongen uit de
provincie, die beide ouders door zelfmoord verloor en die maar
één vertrouweling had: zijn even stille en introverte
vrouw Mira, die de moeder idealiseerde die in de Tweede Wereldoorlog als
partizane was vermoord door haar eigen mensen, wegens verraad. Mira
heeft haar hele leven gekookt van frustratie en verbittering en
verreikende ambities. Slobo deelde die ambities. Ze deelden ook
een bepaalde meedogenloosheid. Geen van beiden heeft ooit - ook niet in
kleine kring - enige vorm van medeleven aan de dag gelegd jegens het
leed van doden of nabestaanden of vluchtelingen. Sterker nog: de
zekerheid dat hij een oorlog zou verliezen heeft Milosevic er nooit van
weerhouden hem te ontketenen. Milosevic is de slachter van de Balkan,
zei gisteren een Serviër op de BBC, "maar hij is vooral de slachter
van de Serviërs". Hij heeft zijn eigen volk opgeofferd aan zijn
eigen privé-ambities.
Over de carrière van Milosevic vóór 1986, toen hij
partijleider van Servië werd door zijn grootste vriend en mentor te
verraden, valt weinig te zeggen: een onopvallende econoom, bankmanager
met ervaring in New York, een trouw partijlid. Een onopvallende man,
intelligent, maar zonder charisma, een slechte spreker met een baby
face. De carrière van Milosevic veranderde toen hij - als
partijchef - naar Kosovo werd gestuurd en er opeens letterlijk oog in
oog stond met Serviërs die hem hun peilloze frustratie in het
gezicht slingerden: over Albanese pesterijen, over het getalsmatige
oprukken van de Albanezen, over de autonome regering van Kosovo die het
vertrek van Serviërs aanmoedigde, over de 'genocide' waarvan ze het
slachtoffer waren.
Het was een uiting van nationalisme waarmee in het Joegoslavië van
die tijd een taboe werd doorbroken: ze was immers radicaal in strijd met
het beleid van Broederschap en Eenheid dat meer dan veertig jaar het
alfa en omega van Tito's beleid had gevormd. Veel mocht, in dat
Joegoslavië, maar nationalisme mocht niet. In 1986 had de Servische
Academie van Wetenschappen in een berucht Memorandum dat taboe al
doorbroken, met name ten aanzien van de 'genocide' tegen de
Serviërs in Kosovo. Het Memorandum - een wanstaltige catalogus van
vermeende misdrijven tegen de Serviërs - was nog door de
partijleiding, inclusief Milosevic, veroordeeld. Maar Milosevic wist:
wat die academici zowel als die Serviërs in Kosovo bezielde, dat
was een oergevoel dat veertig jaar was onderdrukt. De Serviërs
waren het grootste volk in de federatie, maar Tito had hun de eerste
plaats in de federatie ontzegd: hun zeggenschap was even groot als die
van de minder talrijke Kroaten, was zelfs niet groter dan die van de
minivolkjes, de Macedoniërs, de Montenegrijnen, de Slovenen, zelfs
de vanouds gehate Kosovo-Albanezen.
Dat oergevoel, die frustratie over veertig jaar vernedering, die angst
voor uitroeiing (genocide werd al snel een standaardterm), werd in 1987
door Milosevic ontdekt - en vervolgens cynisch gebruikt en opgezweept en
in dienst van zijn eigen carrière geplaatst. Dat was zijn grote
talent: hij herkende het potentieel van het decennia onderdrukte
nationalisme en wist hoe hij het kon manipuleren om de Serviërs -
naar hun gevoel - te geven waar ze recht op hadden en zijn eigen positie
te versterken. Hij bouwde het nationalisme uit tot een onaantastbare
burcht met zichzelf als alleenheerser: een heilige bijna, een mythische
figuur, die de botten van de heilige vorsten van het glorieuze Servische
verleden uit de kloosters liet halen en ze heel Servië liet
rondzeulen en die bij de 600ste verjaardag van de heilige Slag op het
Merelveld zelf als een mythische vorst per helikopter op het Merelveld
neerdaalde om anderhalf miljoen uitzinnige Serviërs voor te houden
dat "Servië is waar Servische botten rusten".
De consequenties waren verschrikkelijk, want hij joeg met dat door al
zijn propagandamedia opgezweepte hysterische nationalisme de andere
volkeren van de federatie in de gordijnen: zij holden van de
weersomstuit de burcht van hun eigen nationalisme binnen. Milosevic was
niet als enige verantwoordelijk voor de vier oorlogen die hij
ontketende, maar zonder zijn recept voor de Servische bevrijding had in
Kroatië die andere hoofdrolspeler, Franjo Tudjman, nooit een kans
gekregen, was er geen Radovan Karadzic geweest in Bosnië, geen
Arkan, geen Hashim Thaçi in Kosovo. Zonder Milosevic was
Joegoslavië óók uiteengevallen, maar wellicht zonder
oorlog.
De hysterie, en de daaruit voortvloeiende oorlogen, hebben dertien jaar
lang het politieke debat in Servië ingevroren. Servië was een
gehynotiseerde natie waar alles draaide om de vraag wat Serviërs
zijn, en waar ze wonen, en waar ze de baas mogen zijn. Die vraag
domineerde de politiek van alledag, en de mentaliteit van de burgers.
Hoorden de Serviërs in Kroatië en in Bosnië en in Kosovo
soms niet bij Servië? Hadden ze soms niet het recht in
één staat te wonen? Die 'kwestie' - opgeklopt,
gemanipuleerd, uitgebuit - verhinderde in Servië elk normaal
politiek debat, over hervormingen, de economie, wetten en maatregelen en
verordeningen, zaken die het debat in een normaal parlementen beheersen.
Servië raakte verstrikt in een soort permanente revolutie die door
Milosevic met alle middelen gaande werd gehouden. De rest van de
politiek paste zich aan, ook Milosevic' tegenstanders. Ze hebben
allemaal hun rolletje gespeeld in die permanente revolutie. Ze zochten
vrienden bij 'goede' Serviërs, en als Radovan Karadzic of Ratko
Mladic of Arkan een goede Serviër was, dan zochten ze hem op. Ze
probeerden elkaar in retoriek te overtreffen. Ze praatten in code. Ze
jongleerden met slogans, mythen en symbolen, die met alledaags beleid
niets te maken hadden maar wel een standpuntbepaling inhielden. De
Servische politiek werd een circus.
Boven dit circus presideerde, met een kliek vrienden en profiteurs,
Milosevic, een man zonder overtuiging: hij was noch communist, noch
nationalist, hij gebruikte die ideologieën alleen maar, hij trok
alleen maar aan de touwtjes, alle touwtjes, oorlog in, oorlog uit. Een
man zonder loyaliteiten. Hij liet de Kroatische Serviërs als een
baksteen vallen toen ze hem niet meer van nut konden zijn en deed
hetzelfde met de Bosnische Serviërs en de Serviërs in Kosovo.
Een cynicus die alleen waarde hechtte aan zijn eigen machtspositie.
Democratie was er alleen pro forma. Democratie - dat was de politieke
partij van hemzelf en die van zijn vrouw die niets anders waren dan
distributiecentra ter verdeling van privileges en geld - de miljarden
die zoek raakten nadat ze de bevolking door middel van de hyperinflatie
handig uit de zak waren geklopt. Een nomenklatoera van kleptocraten. Een
oligarchie van dieven, profiteurs, oorlogsmisdadigers en gewone
gangsters die de economie, de politiek, de rechtspraak en de media
beheersten met de methoden die gangsters eigen zijn: moord, desnoods.
Milosevic verloor in tien jaar elke slag: hij wilde de Serviërs de
eerste stem in de oude federatie geven, maar blies de federatie op. Hij
wilde daarna een Groot-Servië maar verloor de oorlogen om
Kroatië en Bosnië. Hij verloor uiteindelijk ook het heilige
Kosovo, en straks loopt ook Montenegro weg.
Heeft hij spijt, zo werd hem onlangs in zijn laatste vraaggesprek
gevraagd. Nee, geen spijt. Verduisterd heeft hij niets - dat zijn
verzinsels. Oorlogsmisdaden? Bij individuele acties misschien, want waar
gehakt wordt vallen spaanders. Hij, Milosevic, heeft slechts Servische
belangen verdedigd, niet meer en niet minder. "Ik heb een rein geweten
en ik slaap goed."
De manier waarop hij werd gearresteerd typeerde hem. Hij verzette zich,
dertig uur lang. Dertig uur lang toneel: hij "dronk rustig koffie met
vrienden", heette het eerst. Vervolgens de woede en de gespeelde
verontwaardiging over de "belachelijke" aanklacht, daarna de bluf en de
dreigementen: hij zou zich niet levend overgeven. Het waren weer die
pogingen iedereen te overbluffen en voor de gek te houden - om
vervolgens in te binden. Ook dat is déj vu: hij heeft zich altijd
met verbluffend gemak neergelegd bij elke nederlaag, als die eenmaal
onvermijdelijk was, jammer genoeg pas nadat de prijs was betaald, in
bloed en tranen. Zijn laatste nederlaag, die van gisteren, was voor
hemzelf ongetwijfeld het ergst, erger dan al die verloren oorlogen. Geen
wonder dat gerept wordt van zijn "uiterst labiele" toestand bij zijn
arrestatie.