Montenegro weet nog lang niet wat het eigenlijk wil
De Montenegrijnse president Milo
Djukanovic wil zijn volk in juni 2001 naar de stembus sturen voor een
referendum over de onafhankelijkheid. Dat in Belgrado een nieuw bewind
is aangetreden verandert niets aan zijn plannen.
Door onze redacteur PETER MICHIELSEN
ROTTERDAM, 10 NOV. Er schuilt veel ironie in de plotselinge wens van de
Montenegrijnen - beter: veel Montenegrijnen - om uit de broederlijke
federatie met de Serviërs te treden. De Montenegrijnen hebben zich
altijd beschouwd als hele, driekwart of halve Serviërs. Volgens de
overlevering werd Montenegro gesticht door Servische ridders, die na de
nederlaag tegen de Turken in de Slag op het Merelveld in 1389 naar een
leeg land trokken om er een nieuw vorstendom te stichten: het land van
de Crna Gora, de Zwarte Bergen: Montenegro. Eeuwenlang hebben ze zich
verdedigd tegen de Turken en verlangd naar vereniging (of hereniging)
met de Servische broeders. En toen die er kwam, in 1918, na twee
Balkanoorlogen en een Wereldoorlog, zetten ze zonder aarzelen de
laatste telg uit hun heersersgeslacht van prins-bisschoppen aan de kant
en schurkten ze zich in het nieuwe Joegoslavië eindelijk tegen de
Serviërs aan.
In dat nieuwe land en in die aloude alliantie hebben ze zich, van 1918
tot het eind van de eeuw, ook heel prettig gevoeld, anders dan de
Kroaten en de Slovenen en de moslims die zich decennia lang ergerden
over de Servische overheersing. Zo tevreden waren de Montenegrijnen dat
ze in 1991 binnen Joegoslavië bleven, al konden ze er toen uit en
al werd dat Joegoslavië geleid door Slobodan Milosevic en al
raakten ze ook nog betrokken bij de verwoestende oorlogen in
Kroatië en Bosnië.
Het tij keerde pas begin 1998, toen de presidentsverkiezingen in
Montenegro werden gewonnen door Milo Djukanovic, een criticus van
Milosevic, een voorstander van hervormingen en democratisering en een
opening naar het Westen. Hij wees op de desastreuze gevolgen van de
Westerse sancties voor het economisch kwetsbare Montenegro.
Het resultaat was een ellenlange reeks van dreigementen uit Belgrado. En
het bleef niet bij dreigementen, er kwamen ook acties. Milosevic
weigerde Djukanovic als president van Montenegro te erkennen en trok
zich verder van de grondwettelijk voorgeschreven federatieve
verplichtingen niets meer aan: exit de invloed van Montenegro op
federaal niveau. Het Tweede Joegoslavische Leger, gelegerd in
Montenegro, werd een van afstand (Belgrado) te bedienen bom onder het
bewind van Djukanovic. Een elite-eenheid van de militaire politie, het
Zevende Bataljon, duizend Milosevic-getrouwen, werd naar Montenegro
gestuurd, als intimidatie, en om, mocht het tot geweld komen, als een
stormram de bezetting van Podgorica door het Tweede Leger voor te
bereiden. Montenegrijnen werden geweerd van de universiteit van
Belgrado, ook al staat daar een standbeeld van de Montenegrijnse
dichter, prins en bisschop Peter II Petrovic Njegos voor de deur. Begin
dit jaar sloot Milosevic zelfs de grens tussen Servië en
Montenegro. De economische boycot dwong Montenegro voedsel en
geneesmiddelen duur in landen als Albanië en Kroatië te kopen.
Uiteindelijk maakte Milosevic dit jaar met grondwetswijzigingen ook
formeel een eind aan de zeggenschap van de Montenegrijnse regering
binnen de federatie.
Maar Djukanovic bond niet in. Gesteund - moreel, politiek, financieel -
door het Westen kapselde hij Montenegro zelf zoveel mogelijk van
Servië af: de Duitse mark werd officiële munteenheid,
Montenegro opende handelskantoren in de wereld, het stelde een eigen
staatsburgerschap in en het trok zich zijnerzijds niets meer aan van
welk federaal gezag dan ook.
Een tweede ironie: toen een maand geleden Milosevic eindelijk werd
verslagen - de boeman die als enige dissonant een eind had gemaakt aan
een eeuwenlange broederlijke Servisch-Montenegrijnse idylle - en de
macht in Belgrado werd overgenomen door een bondgenoot van Djukanovic,
Vojislav Kostunica, zette Milo Djukanovic zijn streven naar volledige
onafhankelijk voort - alsof in Belgrado nog steeds de vijand aan de
macht was. Formeel wil hij nog altijd niets weten van het federaal
gezag. Hij heeft de eisen van Montenegro opgeschroefd tot ver boven het
niveau van autonomie dat Montenegro bezat voordat Milosevic met de
uitholling en afschaffing ervan begon: hij eist de vorming van twee
onafhankelijke staten, Servië en Montenegro, die allebei lid
worden van de VN, verbonden een losse unie die alleen hun munteenheid en
hun leger delen - maar alleen als die munt convertibel is en alleen als
dat leger gescheiden commando's krijgt.
Het resultaat van die hardnekkigheid is - alweer die ironie - een
serieuze handicap voor Kostunica bij het vestigen van zijn gezag op
federaal niveau. Hij werd uiteindelijk gedwongen een federale regering
te vormen met uitgerekend de Montenegrijnse aanhangers van Milosevic
(en de binnenlandse vijanden van Djukanovic). Die, verenigd in de
Socialistische Volkspartij SNP, zijn na de val van Milosevic haastig
naar diens tegenstander Kostunica overgelopen: Kostunica wil de
federatie redden, en dat willen zij ook. Djukanovic heeft aldus met
zijn weigering, het federale gezag te erkennen, zijn binnenlandse
vijanden aan veel macht in Belgrado geholpen. De vraag is of Djukanovic
het redt. Kostunica geeft vooralsnog de Montenegrijnen zoveel mogelijk
hun zin. De internationale steun die Djukanovic als enige
efficiënte opposant van Milosevic genoot, is op slag verdampt nu
de boze Slobo is gevallen: het Westen zit allerminst te wachten op de
stichting van weer een nieuw landje op de Balkan met een twijfelachtige
levensvatbaarheid en het zit ook niet te wachten op de zee van problemen
die op de nieuwe held Kostunica afkomen als Montenegro zich afscheidt.
Men kent Djukanovic nu liever niet meer. Missies van de Wereldbank en
het IMF gaan nu naar Belgrado en mijden Podgorica. Het Stabiliteitspact
heeft Joegoslavië als federatie verwelkomd, de OVSE deed dat
vandaag ondanks smeekbeden van Djukanovic om te wachten hebben de
Verenigde Naties Joegoslavië weer als lid toegelaten. Milo
Djukanovic staat plotseling heel alleen.
Ook binnenlands gaat het hem niet niet voor de wind. Binnen zijn eigen
Coalitie voor Beter Leven neemt de verdeeldheid toe. Zijn twee
coalitiepartners twijfelen over of zijn ronduit tegen de
onafhankelijkheid. Zelfs binnen Djukanovic' eigen Democratische Partij
van Socialisten (DPS) neemt de twijfel toe. Twee vice-voorzitters van
de DPS, premier Vukanovic en parlementsvoorzitter Marovic,
presenteerden onlangs in Belgrado de eisen van Montenegro, maar zeiden
erbij dat daarover nog kon worden onderhandeld. Dat laatste hadden ze
van de aanhangers van onafhankelijkheid nooit mogen zeggen, en ze
kregen dan ook, eenmaal terug in Podgorica, het verwijt van 'verraad'
naar het hoofd geslingerd.
En het volk? Die 600.000 Montenegrijnen zelf? Niemand die het weet.
Volgens de laatste opiniepeiling is 48 procent voor en 39 procent tegen
onafhankelijkheid. In juni waren die percentages 36 voor en 28 tegen.
Maar peilingen zijn in Montenegro zeer onbetrouwbaar. De voorstanders
van onafhankelijkheid zeggen gesteund te worden door zestig of zelfs
tachtig procent van de bevolking, de tegenstanders roepen zestig
procent van de Montenegrijnen achter zich te hebben. Zo blijft
Montenegro nog wel een half jaar een bom onder de Joegoslavische
federatie (en Kostunica's stoel), met een lont die klaarligt maar nog
niet is aangestoken.