Archief covers
|
Een varend volkspaleis
Bernard Hulsman
Het Nederlandse architectenbureau VFD maakt naast keurige, functionele architectuur ook imposante cruiseschepen. Een bezoek aan de Amsterdam, waar Las Vegas en Ceausescu, Marilyn Monroe en Palladio hand in hand gaan.
Majestueus uitzicht over Venetië vanaf het cruiseschip de Amsterdam. Foto: Freek van Arkel
Het mooiste van een cruise is het binnenvaren van een stad. En als deze stad Venetië is, de mooiste waterstad ter wereld, dan wordt het stil aan boord. Zo gaat het ook in het kraaiennest van de ms Amsterdam, als dit nieuwste vlaggenschip van de Holland Amerika Lijn voor het eerst in zijn bestaan Venetië nadert. Eerder op de dag had het schip de werf van Ficantieri in Mestre verlaten voor de eerste tocht op volle zee. Het Kraaiennest, zoals de bar op ongeveer 30 meter hoogte heet, biedt het ideale standpunt om Venetië te zien. Zo moeten vroeger de passagiers van zeppelins Venetië ongeveer hebben ervaren: laag en langzaam genoeg om alle gevels van de gebouwen in detail te bekijken, hoog genoeg om bijna de hele stad met zijn kanalen, te overzien.
Even later, als de Amsterdam vlakbij het Biennale-terrein in de Giardini heeft afgemeerd, valt pas op hoe kolossaal een hedendaags cruiseschip is. Het 238 meter lange schip torent hoog uit boven de Venetiaanse huizen. Met zijn hutten, restaurants, theaters, bioscopen, bars, lounges, cafés, winkels, casino’s, zwembaden, tennisbanen en sportscholen voor 1378 passagiers en 650 bemanningsleden is het ongetwijfeld het grootste bouwwerk dat zich op dit moment in Venetië bevindt. Of eigenlijk is bouwwerk een woord dat de Amsterdam tekortdoet: een cruiseschip als de Amsterdam is niet minder dan een varende compacte stad. Er bestaan nóg grotere cruiseschepen dan de Amsterdam, maar erg veel groter kunnen ze niet worden. De maximale lengte van cruiseschepen wordt bepaald door de sluizen van het Panama-kanaal, die 300 meter lang zijn.
Routes als bospaadjes
Mooi kan een cruiseschip - althans van buiten - niet meer worden genoemd. De elegante lijnen van de oude schepen, die een architect als Le Corbusier in de jaren twintig nog in vervoering konden brengen, behoren tot het verleden. Een cruiseschip moet tegenwoordig zoveel mogelijk hutten bevatten en zijn silhouet wijkt dan ook nauwelijks meer af van dat van een hoekig vrachtschip waar de containers zo hoog mogelijk staan opgetast.
Maar tegenover de lompe saaiheid van het exterieur van hedendaagse cruiseschepen staat de uitbundigheid van de interieurs. Die zijn alleen te vergelijken met de buitensporige inrichting van de moderne casinohotels van de gokstad Las Vegas. Het interieur van schepen als de Amsterdam en de Rotterdam kent een weelde en overvloed die correspondeert met het ontzagwekkende budget van ongeveer 800 miljoen gulden dat voor de bouw van het schip beschikbaar was. Ter vergelijking: voor de verbouwing van het Rijksmu-seum, die in Nederland geldt als een grand projet, heeft de Nederlandse staat 450 miljoen gulden uitgetrokken. Van die 800 miljoen gulden voor de Amsterdam was ongeveer 250 miljoen gulden bestemd voor de interieurs. Alleen al het theater met duizend zitplaatsen kostte 37 miljoen gulden.
Per schip kan men zo’n drie miljoen besteden aan oude schilderijen, beelden en antiek.
De binnenkant van de Amsterdam is ontworpen door Frans Dingemans van het architectenbureau vfd in Utrecht. Eerder verzorgde hij al de interieurs voor oudere cruiseschepen van de Holland America Line (hal) als de Statendam, de Maasdam, de Rijndam en de Veendam en zeker tot 2005 is vfd bezig met nieuwe schepen.
Vfd staat in een lange Nederlandse traditie. Vanaf de oprichting in 1873 schakelde de hal architecten in bij het ontwerpen van haar schepen. Wijdeveld, Van Ravensteyn, J.J.P. Oud, Maaskant - allemaal hebben ze interieurs van hal-schepen ontworpen. Zo was de voormalige De Stijl-architect Oud in 1937 de ontwerper van het zwembad voor de eerste klas en van de lounge en de rooksalon van de toeristenklas van de Nieuw Amsterdam. Maar sinds er geen Nederlandse werf meer is die cruiseschepen bouwt, is vfd het enige Nederlandse architectenbureau dat zich met scheepsarchitectuur bezighoudt.
‘Bij scheepsarchitectuur is het de kunst om diversiteit en variatie te bieden en toch een zekere rust en geborgenheid te behouden’, zegt Dingemans in de Javabar, een van de vele door hem ontworpen bars op de Amsterdam. ‘Schepen hebben de neiging om saai en symmetrisch te zijn. Het is het gemakkelijkst om alle techniek in het midden te stoppen en de hutten en andere ruimtes daaromheen te leggen. Maar mijn schepen zijn niet symmetrisch. Ze hebben routes die als bospaadjes door het interieur heen kronkelen.’
Vijf miljoen voor kunst
vfd is een merkwaardig architectenbureau. Naast de interieurs van cruiseschepen ontwerpt het ook villa’s, kantoren en vooral ook ‘ingenieurswerken’ als tunnels, geluidsschermen langs snelwegen en sluiswachtershuisjes. Maar Dingemans ziet zichzelf niet als een Jekyll en Hyde, die nu eens Las Vegas-achtige scheepsinterieurs ontwerpt en dan weer nuttige bouwwerken in de Nederlandse functionalistische traditie. ‘Ik benader een scheepsinterieur niet wezenlijk anders dan een bouwwerk voor Rijkswaterstaat’, zegt hij. ‘In beide gevallen ga ik op een Bauhaus-achtige manier uit van de functies van de te ontwerpen onderdelen. Maar een gang in een gebouw van Rijkswaterstaat heeft nu eenmaal een andere functie dan een gang op een cruiseschip. In een sluisgebouw dient een gang om zo snel mogelijk van de ene kant naar de andere te komen. Maar op een cruiseschip ben je op vakantie, daar wil je genieten en heb je de tijd om door een kronkelende gang te lopen.’
Hoewel de hal als cruisemaatschappij sinds 1989 deel uitmaakt van de Amerikaanse rederij Carnival, krijgen ook de nieuwe schepen van de hal nog altijd een ‘Nederlandse’ sfeer. Die uit zich in de eerste plaats in de scheepsnamen: alle hal-schepen worden genoemd naar al dan niet gefingeerde Nederlandse plaatsnamen met het achtervoegsel ‘dam’. ‘De uitspreekbare namen die eindigen op ‘dam’ beginnen op te raken’, stelt de leiding van Carnival aan boord van de Amsterdam vast.
Wat voorlopig nog niet opraakt, zijn de Nederlandse kunstwerken die naast de naam voor een Nederlands tintje moeten zorgen aan boord van de schepen. Vfd heeft vijf mensen in dienst die alle veilingen op de wereld afstropen voor Nederlandse kunst of kunstwerken die op de een of andere manier iets te maken hebben met het maritieme Nederland. Per schip kan het bureau zo’n 3 miljoen besteden aan oude schilderijen, beelden en antiek. Daarnaast geeft vfd voor 2 miljoen gulden opdrachten aan hedendaagse kunstenaars als Matthijs Röling, Marthe Koopman en Wout Muller. Dat maakt de Amsterdam tot een varend museum, maar dan wel een museum waar nieuw en oud, echt en namaak, mooi en afzichtelijk door elkaar hangen. Overal duiken oude zeegezichten en zeeslagen op, en Nederlandse-stadsgezichten, gevelstenen en andere trofeeën. Soms lijken ze alleen maar oud en zijn ze in werkelijkheid gemaakt door moderne schilders. Zo is het gezicht op het 17de-eeuwse Amsterdam van een meter of zes lang in de Explorers’ Lounge pas onlangs gemaakt door Peter Sterkenburg (1955-2000). Ook het pronkstuk van de Amsterdam, de Astrolabe, een negen meter hoge delirische toren vol klokken, tandraderen en een carillon dat twintig verschillende liedjes kan spelen, is niet oud, maar onlangs vervaardigd naar een ontwerp van Dingemans.
Overdaad van materialen
Uitgangspunt voor de vormgeving van de cruiseschepen is voor Dingemans dat de passagiers ‘nergens lastig worden gevallen door de techniek’. ‘Ik wil geen leidingen zien, ik wil ze netjes wegwerken. Anders is het wat mij betreft geen architectuur’, zegt hij. Bij schepen als de Amsterdam en de Rotterdam is dat Dingemans inderdaad gelukt. Nergens krijg je het gevoel dat je aan boord van een schip bent, ook niet in de hutten die sprekend lijken op de kamers van een luxe hotel van een of andere internationale keten. Vrijwel heel het stalen binnenwerk is aan het oog onttrokken. De stalen kolommen zijn bedekt met leer, trapleuningen zijn goudkleurig, de gangen hebben lambrizeringen van onder meer laminaat en bijna overal ligt dikke vloerbedekking. ‘In totaal gebruiken we 700 tot 800 materialen voor het interieur van een schip’, vertelt Dingemans. ‘In het blad van de bar waar we nu aan zitten, is bijvoorbeeld hout, bladgoud, paars natuursteen, leer en koper verwerkt. En de coating bestaat uit een materiaal dat veel in Amerikaanse ziekenhuizen wordt gebruikt. De hele wereld is onze winkel. Als het moet, dan halen we iets moois van de Filippijnen. En als we het nergens kunnen vinden, dan laten we het maken.’
Elke ruimte van de Amsterdam kent een andere sfeer, maar onveranderlijk is de ondertoon die van behaaglijke luxe. Geen middel wordt geschuwd om dit te bereiken. Zo heeft het Odessey Restaurant een vloer van marmer gekregen en is het behang, net als de bekleding van het meubilair, voorzien van een gouden bloemmotief. Boven de tafels hangen spiegels en aan de wanden werken van de Nederlandse kunstenaar Bart Sebus, die op Willink- achtige wijze curieuze ensembles schildert van bijvoorbeeld Marilyn Monroe en een villa van Palladio. Een wand van het restaurant bestaat uit erkers, waarvan de klassieke vormen zijn ontleend aan een voorbeeldenboek uit de renaissancetijd. ‘We leveren any style you want’, zegt Dingemans grijnzend. Buiten, in de gang, wordt het restaurant aangekondigd door beelden van engelen uit de 18de eeuw die vermoedelijk eens een groot orgel hebben gesierd. Vergeleken met de barokke weelde van het Odessey Restaurant is de bioscoop sober. Hier refereren de strakke, art-deco-achtige lijnen aan de scheepsarchitectuur uit de jaren ’20 en ’30. Maar in de showlounge wemelt het van de kariatiden die schijnbaar het plafond ondersteunen. Ook in het hoofdrestaurant La Fontaine, dat met meer dan 700 plaatsen een paar verdiepingen van het schip inneemt, heeft Dingemans elke terughoudendheid laten varen. Hier wordt gegeten onder een reusachtig ‘glas-in-lood-plafond’, ontworpen door de Nederlandse kunstenares Lia Koster.
Zo moeten de laatste Romeinse keizers, of de Roemeense dictator Ceausescu in zijn nadagen hebben gedineerd.
Dineren in deze immense ruimte met zo’n klein gezelschap als tijdens de eerste vaart van de Amsterdam aan boord is, heeft iets unheimlichs. Zo moeten de laatste Romeinse keizers of de Roemeense dictator Ceausescu in zijn nadagen hebben gedineerd. Het is alsof het plukje mensen zit te eten in een paleis dat eens een bloeiende hofhouding had, maar nu grotendeels is verlaten. De obers en gerants, die, zoals al het personeel op de Amsterdam, van Filippijnse of Indonesische afkomst zijn, versterken dit gevoel. Voortdurend fladderen ze om de tafels heen, waardoor het lijkt of elke gast drie privé-obers heeft die elke gang uitgebreid bepeperen met kolossale pepermolens.
Maar het is toch vooral de overdaad van de door Dingemans uitverkoren 700 of 800 materialen die de Amsterdam maken tot een varend hedendaags volkspaleis.
Bernard Hulsman is kunstredacteur bij NRC Handelsblad.
Freek van Arkel is freelance fotograaf en maakte voor M reportages over Bavaria Valley en Vinex-locaties.
|
NRC Webpagina's
3 februari 2001
|