Met de zedenagent keert het specialisme weer
terug
De politiekorpsen moeten weer
opgetuigd worden met een afdeling zedenzaken. Generalisme is uit,
specialisatie is in.
Door onze redacteur YASHA LANGE
AMSTERDAM, 20 JULI. "Die mogelijk gedwongen verhuizing van
zedendelinquenten, dat is echt nieuw" zegt Gert Ras, hoofd van de
afdeling jeugd- en zedenzaken van de Amsterdamse politie. "Dat zwengelt
ook het recidive-vraagstuk weer aan. Daders van zedendelicten treden
vaak in herhaling. Als je ze gedwongen laat verhuizen, stel je de buurt
gerust, maar je verplaatst ook het probleem. Wij hebben daar niet echt
een antwoord op." De andere plannen die gisteren door minister Korthals
(Justitie) naar de Tweede Kamer werden gestuurd verrassen Ras niet. Het
zijn voorstellen die al worden genoemd in een dit jaar verschenen
richtlijn van het college van procureurs-generaal en aanbevelingen van
de Inspectie voor de politie. Zedendelicten - verkrachting, incest,
gedwongen prostitutie - moeten beter worden aangepakt.
Korthals wil de terugkeer van speciale zedenrechercheurs bij de korpsen,
een gespecialiseerde officier van justitie bij elk parket van het
Openbaar Ministerie, de keuze tussen een mannelijke en een vrouwelijke
rechercheur bij aangifte, en het 'klachtvereiste' afschaffen - nu kan
seks met jongeren tussen de 12 en 16 jaar alleen worden vervolgd na
aangifte. Dat maakt de aanpak van kinderporno en kinderprostitutie,
waarbij vaak geen aangifte wordt gedaan, heel moeilijk.
De plannen van Korthals zijn een terugkeer naar de oude situatie. In
1993 werden de rijkspolitie en de gemeentepolitie opgeheven en verdeeld
over regionale korpsen. De regiokorpsen mochten zelf bepalen hoe zij
hun taken verdeelden. "Er was toen een trend van generalisme. Daardoor
verdween ook het specialisme zedenzaken, of de regiokorpsen vonden een
soort tussenvorm", zegt Ras.
De meeste korpsen kozen voor een tussenvorm, zo blijkt uit het onderzoek
door de Inspectie voor de politie. Er is dan een speciale rechercheur
die erbij wordt gehaald als er een lastige zedenzaak is. Daarna zit hij
of zij weer in de auto. 'Taakaccent', noemen ze dat bij de politie.
Neem Zeeland. Jan Koppenhol is 'taakaccenthouder' jeugd- en zedenzaken.
Als er aangifte wordt gedaan, meldt het wijkteam dat bij hem. Koppenhol
coördineert, maar is zelf meestal niet bij het onderzoek
betrokken. "En in een recente nota werd hier zelfs voorgesteld om die
taakaccenten los te laten, zodat alle rechercheurs generalisten zijn.
Maar dat zal wel bijgesteld worden, want dat was voordat de minister
zijn plannen bekend maakte. Lijkt mij een goede zaak", aldus Koppenhol.
Daar zal de Inspectie het mee eens zijn. In haar rapport werd
geconcludeerd: zedendelicten is specialistenwerk. En al hebben de
meeste korpsen wel een 'aanspreekpunt', dat is nog niet voldoende. De
korpsen in Amsterdam, Hollands-Midden, Zaanstreek-Waterland en Gooi- en
Vechtsstreek vonden dat altijd al. Zij hielden, ook na de
reorganisatie, een afdeling zedenzaken in stand. Het levert, zo menen
zij, een aantal voordelen op. Het is beter voor de slachtoffers, die te
maken krijgen met ervaren rechercheurs. Dat wekt vertrouwen waardoor
het aantal aangiften ook hoger zou uitvallen. Bovendien hebben de
rechercheurs meer inhoudelijke kennis, zodat vaker tot een veroordeling
kan worden gekomen. Ras: "Een seksueel misdrijf is ook in juridisch
opzicht iets anders dan een vermogensdelict." De gespecialiseerde
afdelingen onderhouden contact met hulpverleners (Raad voor de
Kinderbescherming, GGD, Slachtofferhulp). "En de rechercheurs hebben er
affiniteit mee. Dat is belangrijk, want het zijn meestal zware,
moeilijke zaken, waarvoor niet iedereen even geschikt is", aldus Ras.