Politie klopt kinderporno niet op
J. Hoek en J.H.A. Steenbrink; Hoofdinspecteur van
politie J. Hoek is chef unit Kinderpornografie van de jeugd- en
zedenpolitie van de regiopolitie Amsterdam/Amstelland. Mr. J.H.A.
Steenbrink is officier van justitie te Amsterdam.
Rik Smits gelooft niet dat de cijfers
kloppen van het kinderporno-team van de Amsterdamse politie, zoals
gepresenteerd in het KRO-televisieprogramma Ongelooflijke verhalen van
begin januari. Hij schrijft onder de prikkelende kop 'Politie klopt
kinderporno enorm op', dat het allemaal reuze meevalt, dat politie en
justitie ,,een licht hysterische toon aanslaan'' en heeft het over
,,kwezelachtige overdrijving'' (NRC Handelsblad, 14 januari).
Smits stelt dit zonder enig nader onderzoek of fatsoenlijke
onderbouwing. Het had toch voor de hand gelegen bij ons om toelichting
te vragen.
Politie-onderzoeken over kinderporno starten dikwijls met een melding
van seksueel misbruik. Er is vaak sprake van een combinatie van seksueel
misbruik met de produktie van kinderpornografie. In 1993-1996 zijn in de
regio Amsterdam door het kinderpornoteam van de politie ruim 2.000
videobanden van grotendeels verschillende titels met kinderporno in
beslag genomen.
Daarop staan beelden van soms zeer grove seksuele handelingen met
kinderen. Te zien zijn masturbatie en anale, orale en vaginale
penetratie. In vrijwel alle gevallen zijn zogenoemde netwerken van vijf
of meer personen aangetroffen, die onderling kinderpornofilms en/of
kinderen uitwisselden.
In de periode 1993-1996 gaat het in de regio Amsterdam-Amstelland om 17
netwerken. Hoeveel kinderen exact hierbij zijn betrokken is lastig vast
te stellen. Een indicatie kan zijn dat in één onderzoek in
1994 op 475 videobanden ongeveer 2.300 verschillende kinderen zijn
geteld.
In een onderzoek dat thans nog loopt zijn beelden aangetroffen van 50
kinderen die door één pedoseksueel zijn misbruikt.
Bovendien moet bedacht worden dat bij de huidige techniek met een
simpele videocamera uitstekende beelden in de huiskamer te maken zijn.
Probleem in de onderzoeken is, dat moeilijk te achterhalen is wie de
kinderen zijn die op de banden staan, aangezien de videofilms over de
hele wereld gaan en dikwijls moeilijk te zien is waar de videobanden
zijn geproduceerd. Al met al is het in het genoemde KRO-programma
gegeven getal van 5.000 kinderen die op de in beslag genomen videobanden
te zien zijn zeker niet overtrokken.
Bovenstaande opmerkingen over de schadelijke effecten en de omvang van
kinderporno maken de bestrijding van kinderporno noodzakelijk. Wat moet
er in dat verband gebeuren? Zoals bij zoveel criminele verschijnselen
staat preventie voorop. Voorlichting aan allerlei direct betrokkenen is
belangrijk. Ook moet bijvoorbeeld artsen, hulpverleners en scholen
worden geleerd hoe signalen van seksueel misbruik en kinderporno te
onderkennen.
Daarnaast is een repressieve aanpak nodig, temeer omdat in de praktijk
blijkt, dat juist bij een gebied als kinderporno van strafrechtelijk
optreden en grote preventieve werking uitgaat. In de Amsterdamse
binnenstad bleek onlangs geen kinderporno (meer) aanwezig te zijn. Ook
blijkt bij de verhoren van verdachten in deze en andere zaken, dat men
door het optreden van politie en justitie steeds voorzichtiger wordt.
Uitgangspunt bij de opsporing en vervolging is de Handleiding van het
College van procureurs-generaal van 8 februari 1996. Deze handleiding
gaat er vanuit dat de bescherming van het kind voorop staat. Gelukkig is
de wetgeving ten aanzien van kinderporno onlangs verscherpt.
Voorts is een gerichte aanpak van politie en justitie nodig. Het spreekt
voor zich dat een professionele zedenpolitie een goede rol kan spelen.
Daarnaast is een centrale registratie van kinderporno plus de daders en
slachtoffers daarvan dringend nodig. In afwachting daarvan is de politie
Amsterdam inmiddels zelf gestart met de ontwikkeling van een
geautomatiseerd systeem, zodat de bij de unit Kinderporno aanwezige
kennis niet alleen in de hoofden van de betreffende politiemensen
blijft. Op die manier ontstaat inzicht in de aard en omvang van
kinderporno en kan een verantwoorde keuze voor de aan te pakken zaken
plaatsvinden. Om een indruk te geven: op dit moment liggen er ongeveer
30 grotere en kleinere zaken in Amsterdam op de plank.
Uit het voorgaande moge blijken dat de ernst en omvang van
kinderpornografie een gerichte opsporing en vervolging rechtvaardigen.
Er is geen sprake van dat politie en justitie het probleem opkloppen of
zelfs een licht hysterische rol vervullen. De aandacht voor kinderporno
bij politie en het parket is in Amsterdam ook niet van vandaag of
gisteren. Reeds in 1993 is de unit Kinderporno opgericht bij de
zedenpolitie. Sindsdien is er sprake van een gerichte aanpak.
Woorden zeggen vaak niet wat beelden laten zien. In dat licht nodigen
wij Rik Smits uit zelf de voorlichtingsfilm van de unit Kinderporno te
komen bekijken. Misschien begrijpt hij dan waarom hoofdcommissaris
Nordholt van politie te Amsterdam in het tvprogramma Netwerk onlangs
sprak over ,,die gore troep''.