Seksmisbruik kinderen neemt schrikbarend toe
Henk Boon; Henk Boon is verbonden aan Stichting
Sauvy voor Derde-Wereldjournalistiek en Interculturele Informatie.
Het eerste wereldcongres tegen
commerciële seksuele uitbuiting van kinderen wordt deze week in
Stockholm gehouden. Vertegenwoordigers van meer dan 90 regeringen buigen
zich over de vraag hoe kinderprostitutie, de handel in kinderen en
kinderpornografie tegengegaan kan worden en de slachtoffers geholpen
kunnen worden.
Dat werd hoog tijd, want volgens Unicef, het kinderfonds van de VN,
voegen zich elk jaar een miljoen nieuwe kinderen bij het miljoenenleger
aan slachtoffers van kinderprostitutie, -pornografie en -handel. Het is
zaak dat de wereld eindelijk een harde en eensgezinde lijn weet te
trekken en (juridische) maatregelen neemt om de criminele exploitanten
èn klanten aan te pakken.
Een nieuw verschijnsel is het omvangrijke commerciële seksuele
misbruik van kinderen overigens niet. Al in de jaren zestig gingen in
Vietnam gelegerde Amerikaanse militairen voor 'Rest & Recreation' naar
Thailand, wat de basis legde voor een bloeiende seksindustrie. Daarbij
was ook voor kinderen een rol weggelegd omdat sommige militairen zich
door kinderen wensten te laten 'ontspannen' en de klant in het arme
kapitalistische Thailand koning bleek. Sindsdien is de Thaise
seksindustrie uitgegroeid tot een bedrijfstak met een jaarlijkse omzet
van naar schatting anderhalf miljard dollar. Een belangrijk deel daarvan
komt voor rekening van kinderen. Hoeveel kinderen dat precies zijn is
moeilijk te zeggen. Schattingen lopen uiteen van 15.000 (volgens de
Thaise overheid) tot 800.000 kinderen (Centre for the Protection of
Children's Rights).
Het commerciële seksuele misbruik van kinderen mag dan geen nieuw
verschijnsel zijn, de enorme toename ervan is schrikbarend. Een van de
oorzaken is de sterke groei van het internationale toerisme. In de
laatste 35 jaar is de omvang ervan verzevenvoudigd. Vliegen wordt steeds
goedkoper en exotische bestemmingen, waar seks (zowel met volwassenen
als kinderen) goedkoop is, komen binnen bereik van steeds grotere
groepen. Volgens hulporganisaties zijn de klanten van
kinderprostitués overigens niet uitsluitend pedofielen, maar vaak
ook 'gelegenheidsdaders' die zich door de minderjarigen zelf of allerlei
tussenpersonen in verleiding laten brengen.
De rijke toeristen vergrijpen zich allang niet meer uitsluitend in
notoire seksparadijzen als (delen van) Thailand of de Filippijnen aan
kinderhoertjes. Beide landen hebben hun wetgeving aangescherpt. In
Thailand is seksueel misbruik van minderjarigen sinds dit jaar strafbaar
met maximaal vijftien jaar gevangenis en in de Filippijnen gaan zelfs
stemmen op om de doodstraf in te voeren. Dit jaar zijn diverse
sekstoeristen gearresteerd (onder wie een Nederlander) en de media
liggen op de loer. Mede hierom verschuift het sekstoerisme zich
gaandeweg naar andere landen in de regio als liberaliserende
socialistische landen als Vietnam of Laos. Dat dat snel kan gaan blijkt
onder meer in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh waar prostitutie,
laat staan kinderprostitutie, in 1989 nog een niet bestaand fenomeen
was. Volgens Unicef telde de stad in 1995 naar schatting 5.000
kinderhoertjes. Maar ook in andere ontwikkelingslanden als de
Dominicaanse Republiek liggen er ruime alternatieven.
Het internationale sekstoerisme is wel de meest in het oog lopende, maar
niet de enige boosdoener. India bijvoorbeeld telt naar schatting bijna
een half miljard kinderprostitués, terwijl het land jaarlijks
maar anderhalf miljoen buitenlandse bezoekers trekt. Met uitzondering
van misschien de stranden van Goa, is kinderprostitutie in grote
meerderheid een puur 'binnenlandse' aangelegenheid. Dat geldt ook voor
andere ontwikkelingslanden. Zelfs in Thailand en de Filippijnen bestaat
de meerderheid van de klanten uit lokalen. Misbruik van kinderen vindt -
via de internationale kinderhandel - ook vaak plaats in het buitenland
en komt om die reden nog moeilijker aan het licht. De kinderen zijn in
een buitenland waar ze niemand kennen, de taal niet spreken en vaak geen
papieren hebben, nog weerlozer. Elk jaar verdwijnen duizenden meisjes
van Nepal en Bangladesh naar Indiase bordelen. Vanuit India, Pakistan en
Bangladesh worden weer duizenden meisjes als 'bruid' verhandeld naar de
Golfstaten.
Veel Filippijnse meisjes vertrekken als dienst- of kamermeisje naar het
Midden-Oosten of Hongkong. In sommige gevallen onder valse voorwendselen
om in een bordeel te eindigen. In andere gevallen komen ze wel in een
gezin te werken, maar dat is lang niet altijd een garantie tegen
seksueel misbruik. Ook voor pornografische doeleinden worden veel
kinderen uit ontwikkelingslanden, maar ook Oost-Europa misbruikt.
Belangrijk is dat in Stockholm concrete stappen gezet worden om de
wetgeving tegen seksueel misbruik wereldwijd aan te scherpen en
uniformer te maken. De meeste ontwikkelingslanden kennen wel wetgeving,
maar vaak wordt die niet toegepast of kunnen overtreders die gemakkelijk
omzeilen, daarbij geholpen door corruptie van lokale politie-agenten en
ambtenaren. Een gepakte Nederlandse kindersekstoerist kon de dans
ontspringen door een borgsom te betalen en vervolgens het land in
kwestie (de Filippijnen) te verlaten. De wetgeving in de herkomstlanden
van de kindersekstoeristen zou in dit soort gevallen moeten voorzien,
waardoor de daders eenmaal thuis alsnog veroordeeld kunnen worden, ook
zonder dat de slachtoffers aangifte moeten komen doen.
De dit jaar in Nederland gestarte 'campagne tegen kindersekstoerisme',
heeft dan ook terecht te doel te 'werken aan een duidelijk wetsvoorstel
dat kinderen in het buitenland moet beschermen tegen misbruik door
Nederlanders'. Deze Nederlandse campagne maakt deel uit van de
internationale ECPAT-campagne (End Child Prostitution in Asian Tourism),
de initiatiefnemer en mede-organisator van het wereldcongres in
Stockholm.
De oorzaken dat zoveel kinderen in de prostitutie belanden zijn complex.
Het is niet alleen een kwestie van armoede bij de families van de
kinderhoertjes en een toegenomen vraag, maar ook factoren als
verstedelijking en het uiteenvallen van hechte sociale gemeenschappen op
het platteland (waar veel kinderen geronseld of gekocht worden) spelen
een rol. Met alleen een hardere wettelijke aanpak van kindersekstoerisme
is het probleem natuurlijk niet opgelost, ook al omdat misbruik van
kinderen door buitenlandse toeristen slechts een deel van het totale
misbruik uitmaakt.
Niettemin kan er een belangrijk uitstralingseffect op de 'lokale markt'
van uitgaan als die rijke toeristen niet alleen eerder tegen de lamp
lopen maar, zelfs al slagen ze erin met borgsommen of smeergelden te
ontkomen, zich ook thuis dienen te verantwoorden voor de rechter. Als de
toeristen niet onaantastbaar blijken, dan zullen ook lokale
bordeelhouders, pooiers, ronselaars en klanten makkelijker aangepakt
kunnen worden.
Een dergelijke aanpak vereist ter plekke wel corruptiebestrijding,
rehabilitatieprogramma's voor de jeugdige slachtoffers, opvang van
straatkinderen in steden en ontwikkeling van het platteland. Daaraan
kunnen westerse overheden, ontwikkelings- en hulporganisaties (onder
meer financieel) bijdragen.
Beter dan - zoals de Filippijnse regering doet - te denken aan de
doodstraf voor daders, kunnen de rechters passende vrijheidstraffen
opleggen in combinatie met geldstraffen, waarvan de opbrengsten
bijvoorbeeld gestoken worden in de rehabilitatie van de kinderen. Ook al
is te verwachten dat met dit laatste nu niet direct grote bedragen
gemoeid zijn, de symbolische waarde ervan zou sterk zijn. Ongeacht of de
misbruikers nu toeristen of buitenlandse zakenlieden zijn of uit het
land zelf komen. En - als het buitenlandse bezoekers betreft - ongeacht
of ze nu daar of in eigen land veroordeeld worden.