Knippen en plakken bij kinderporno
Door onze redacteur PETRA DE KONING
Waar komt de kinderporno vandaan? Wie maakt
de foto's? Over schaarse cijfers en oude plaatjes.
ROTTERDAM, 25 JULI. Het hoort bij iedere ontuchtzaak die veel aandacht
trekt: ouders die hun kinderen niet meer alleen op straat laten spelen,
of ineens die vriendelijke buurman gaan wantrouwen. De paniek is er
weer, even, door de ontdekking van een enorme hoeveelheid gruwelijk
kinderporno-materiaal in Zandvoort. Maar hoeveel pornografische
afbeeldingen gaan er werkelijk rond in pedofiele circuits, hoeveel
kinderen zijn erbij betrokken, waar komen zij vandaan, waar wordt het
materiaal gemaakt? Niemand weet het.
Medewerkers van kinderporno-meldpunten in Europa en Nederlandse
deskundigen vermoeden dat er minstens honderdduizend verschillende
kinderpornografische foto's en films worden aangeboden op Internet. Maar
het zijn ongefundeerde schattingen.
Onduidelijk is ook wanneer het materiaal gemaakt is. Er wordt eindeloos
geknipt en geplakt in foto's uit bijvoorbeeld de jaren zeventig. Nog
minder zeker zijn ze over het aantal kinderen dat op de foto's en films
te zien is. Honderden zegt de een, duizenden denkt de ander, misschien
tienduizenden. Wereldwijd geen aantallen die Nederlandse ouders
onmiddellijk schrik moeten aanjagen. Nederland is ook niet het land waar
de meeste kinderpornofoto's en -films worden gemaakt, zoals Amerikaanse
politici en rechercheurs vaak zeggen. Het meeste materiaal, blijkt uit
statistieken van meldpunten, komt uit de Verenigde Staten zelf. Nigel
Williams, coördinator van de Europese meldpunten van kinderporno:
,,Noord-Amerika staat nummer één in pornoproductie, het
Verre Oosten twee, Europa drie.''
De Utrechtse hoogleraar medische kinder- en jeugdpsychologie W. Wolters,
die al tientallen jaren volgt wat er aan kinderporno wordt gemaakt:
,,Het is mijn stellige indruk dat er in Nederland geen belangrijke
productiecentra zijn. We moeten ons door die Amerikanen niet laten
wijsmaken dat ons land een Sodom en Gomorra is.''
Ook volgens seksuoloog J. Frenken, bijzonder hoogleraar in Leiden, komen
de meeste kinderporno-afbeeldingen op Internet uit Noord-Amerika. Uit de
weinige onderzoeken die zijn gedaan, bijvoorbeeld naar meldingen die
bij de Amsterdamse politie zijn binnengekomen, citeert Frenken wel dat
een ,,substantieel deel'' van de kinderporno in Nederland is gemaakt.
Maar wat dat precies wil zeggen, wordt ook uit die rapporten niet
duidelijk.
Frenken kent drie onderzoeken van de Amsterdamse politie, een openbaar
en een vertrouwelijk rapport, en één onderzoek dat nog
niet is gepubliceerd. Uit de meldingen en het in beslag genomen
materiaal - allemaal in de regio Amsterdam - blijkt dat vooral beelden
uit Scandinavië, vaak gemaakt in de jaren zeventig, steeds weer
worden gebruikt. De gemiddelde leeftijd van de kinderen is elf jaar. In
tweederde van de gevallen werden de kinderen volgens Frenken
voorzichting overgehaald om aan de vervaardiging van porno mee te
werken. ,,Er is maar zelden dwang mee gemoeid. De meeste opnames worden
thuis gemaakt, ze worden ertoe verleid, met knuffelen, aandacht. Soms
worden ze omgekocht met geld, cadeaus.''
Frenken denkt dat de netwerken die er bestaan vaak nauwelijks
professioneel zijn: ,,Het is vaak hobbyistisch, achterkamertjesgedoe.''
Uit het onderzoek van de Amsterdamse politie, in 1997, bleek dat 43
procent van de ouders van de kinderen de makers van het materiaal kende.
Ongeveer eenderde van die makers was niet-Nederlands: er waren Duitsers
bij, Belgen en zelfs Australiërs.
De kinderen hebben volgens Frenken vaak een sociaal zwakke achtergrond.
Ze zijn van huis weggelopen, komen uit eenoudergezinnen, zijn
verwaarloosd, of zitten al langer in de kinderprostitutie. Frenken:
,,Maar het zou eens netjes geturfd en onderzocht moeten worden. Dan kun
je iets aan preventie gaan doen, misschien.''
De foto's en films die vorige week werden ontdekt, zijn volgens
deskundigen bijzonder grof, de kinderen die erop voorkomen extreem jong.
Dat is een uitzondering tussen wat er aan kinderporno wordt aangeboden.
Bij het materiaal dat in de Amsterdamse onderzoeken wordt beschreven,
zijn foto's van kinderen op naaktcampings, kinderen die bloot poseren,
kinderen die seksueel contact hebben met kinderen, en volwassenen met
kinderen. Frenken: ,,In volgorde van frequentie. Die laatste beelden
komen het minst vaak voor.''