U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Kinderporno

Nieuws

Bestrijding

Wetgeving

Zandvoortse zaak

Internet

Kunst

Links

Politie klopt kinderporno enorm op
Rik Smits; Rik Smits is medewerker van NRC Handelsblad.
De afgelopen week verklaarde een lid van het kinderporno-team van de Amsterdamse politie in het KRO-televisieprogramma Ongelooflijke verhalen dat in de regio Amsterdam-Amstelland sinds 1993 niet minder dan zeventien kinderporno-netwerken waren opgerold, waarbij maar liefst 22.000 banden in beslag waren genomen, op 2.000 waarvan kinderporno voorkwam, en dat daarbij in totaal meer dan 5.000 Nederlandse en buitenlandse kinderen betrokken waren. Op het eerste gezicht schokkende, bijna 'Belgisch' aandoende uitspraken. Op het tweede gezicht ook, maar dan om heel andere redenen.

Laten we even stilstaan bij dat meest alarmerende cijfer van meer dan 5.000 kinderen. Die zouden met z'n allen op die 2.000 banden moeten staan. Drukbezette banden moeten dat zijn, want het is nauwelijks voorstelbaar dat tweeduizend in beslag genomen banden ook tweeduizend verschillende banden zijn. Maar zelfs in dat onwaarschijnlijke geval treden per band nog altijd meer dan twee kinderen op die op geen enkele andere band voorkomen. Dat is onwaarschijnlijk, al was het maar omdat juist de seksindustrie het patent heeft op de kunst van het uitpezen, het leveren van zo weinig mogelijk waar voor veel mogelijk geld.

Het team heeft het over ,,Nederlandse en buitenlandse kinderen''. Dat klinkt indrukwekkend, maar minstens zo interessant is de dimensie tijd. Hoeveel van de gewraakte plaatjes waren betrekkelijk recent? Het is genoegzaam bekend dat pornografische afbeeldingen een schier oneindige gebruikscyclus hebben. Zeker bij clandestien materiaal, zoals kinderporno, is te verwachten dat er een flink percentage zeer oude koek uit de jaren zestig en zeventig tussen zit. De hoeveelheid gevonden materiaal alleen zegt derhalve wel iets over wat er nu verkrijgbaar is, maar niets over de tegenwoordige omvang van de produktie, noch in Nederland, noch elders.

Dat is een belangrijk punt als het gaat om de vraag in hoeverre kinderen van nu blootstaan aan het risico betrokken te raken bij de vervaardiging van kinderporno. En dat laatste is, op zijn beurt, de belangrijkste vraag bij het bepalen van de prioriteit die opsporing en vervolging van kinderporno moet hebben. Wezenlijk is immers niet het aan de schandpaal nagelen van filmpjes kijkende viezeriken, maar het voorkomen en, als dat niet is gelukt, bestraffen van het toebrengen van schade aan onschuldige kinderen. Aan die wezenlijke vraag gaat het team evenwel voorbij.

Hier raken we aan een heikel punt. Bedenk dat het kinderporno-team van de Amsterdamse politie hetzelfde team is dat in 1995 affiches met het onschuldige zwengeltje van een tweejarige 'krullebol met enorme camera' als kinderporno brandmerkte en van de muren van de stad scheurde, en zelfs de fotograaf probeerde te vervolgen. De foto in kwestie was een willekeurige strandfoto door de fotograaf van zijn eigen kind, die bij het maken van het gewaakte affiche handig van pas kwam.

Kinderpornobestrijding was derhalve voor het team geen kwestie van het voorkomen of bestraffen van beschadiging van kinderen, maar van het afstraffen van vermoede intenties bij de maker en bekijker van beeldmateriaal. Als de opvattingen binnen het team sindsdien niet grondig veranderd zijn - en er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat zo zou zijn - kunnen we gevoeglijk aannemen dat het gros van de opgemelde 2.000 banden volstaat met op zichzelf onschuldige familiefilmpjes uit naturistenkampen, strandscenes en huiselijke badtaferelen. Filmpjes waar geen kind schade van heeft ondervonden.

Combineren we deze gegevens met het feit dat op minder dan 10 procent van de in beslag genomen banden ook werkelijk iets stond dat door het team als kinderporno kon worden aangemerkt, dan komen ook die omineuze zeventien 'netwerken' - een woord dat bij politie en justitie erg in de mode is - in een wat dubieus daglicht te staan.

Gezien de relatief overweldigende hoeveelheid in beslag genomen irrelevant materiaal, valt te vrezen dat met 'netwerken' vooral sekswinkels die naast legale blootwaren een plankje kinderen in voorraad hadden, bedoeld zijn, en nauwelijks de duivelse samenzweringen ter bezoedeling van het Nederlandse of buitenlandse kind die de term suggereert.

Dat alles is betreurenswaardig, niet alleen omdat het team zo bijdraagt aan het ontstaan van een sfeer van angst en achterdocht, waarin maar al te gemakkelijk levens van nietsvermoedende burgers gemangeld kunnen worden, maar vooral omdat in kwezelachtige overdrijving de werkelijk ernstige gevallen verloren dreigen te gaan: wie al te gauw moord en brand schreeuwt, wordt als er werkelijk iets ernstigs gebeurt niet meer serieus genomen.

Juist vanwege de uiteenlopende en onduidelijke opvattingen die in de samenleving heersen over waar de grenzen liggen met betrekking tot kinderen en erotiek in de breedste zin van het woord, past de politie, en in haar verlengde het openbaar ministerie, uiterste terughoudendheid, niet de licht hysterische toon die nu alweer een paar jaar wordt aangeslagen.

De huidige instelling is alleen maar contraproductief: elke 'vangst' wordt uitsluitend gebruikt om aan te tonen dat het allemaal nog veel erger is geworden. Als dat waar is, dan doet de politie meer kwaad dan goed, en zo niet, dan worden we door diezelfde politie bedonderd.

Tegelijkertijd lijkt het eigenlijke doel van behoorlijk politie- en justitieoptreden - beheersing en reductie van het aantal mensen dat beschadigd raakt en van de ernst van die beschadiging - steeds verder buiten beeld te raken.

Bovendien zijn ook nog eens aanzienlijke en ingrijpende bijverschijnselen. Al heel wat onschuldige mensen hebben inmiddels juist door onbekookt optreden van politie en justitie stevige schade opgelopen. Het aangrijpendste recente voorbeeld is het geval van de Schiermonnikoogse politiechef, om nog maar te zwijgen van de schade die zijn dochter is aangedaan.

Het is tijd dat de Nederlandse politie, die volgens haarzelf de laatste jaren zoveel vermaatschappelijkt is, zich weer richt naar die aloude, onvolprezen leuze 'de politie is je beste vriend'. Een respectvolle vriend die oog heeft voor de burger en zijn belangen, maar die als het echt nodig is ook streng durft te zijn. Een vriend die zich geïnteresseerd maar terughoudend opstelt en zich verre houdt van Wichtigtuerei, geruchten en lichtvaardige verdachtmakingen.

Zo niet, dan is het risico groot dat we dezelfde kant opgaan als de Verenigde Staten, een land waarvan we in dit opzicht niets positiefs te leren hebben. Dan komen politie en justitie niet in, maar tegenover de samenleving te staan.

NRC Webpagina's
14 januari 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad