Doors of Perception (5)
Een alledaagse ontmoeting met een bekende: we zien elkaar, we bewegen, we raken elkaar aan, we spreken en luisteren. Het lijkt allemaal niets bijzonders. Totdat er apparaten aan te pas komen. Computermensen noemen het dan multimedia en vinden het heel bijzonder. Het is in elk geval duur en ingewikkeld.In de internationale conferentie Doors of Perception 3, die deze week in Amsterdam plaats heeft, spelen computers in het algemeen en multimedia in het bijzonder een belangrijke rol. De conferentie gaat daarover, maar niet alléén daarover. Hoe kan informatietechnologie bijdragen aan duurzaamheid, vragen de organi satoren zich af. Kan informatietechnologie helpen om ons gebruik van energie en grondstoffen drastisch terug te dringen, terwijl we toch een aangenaam leven houden, en wellicht zelfs een beter, rijker leven krijgen?
Zo zouden we wellicht veel minder hoeven te reizen wanneer we thuis via de computer niet alleen de documenten te zien kunnen krijgen waarmee we ons werk moeten doen, maar ook onze collega's. Als de techniek eenmaal zo ver is dat de communicatie via de computer nauwelijks nog onderdoet voor die in "het echt", dan weegt de tijd en moeite van de reis naar het werk niet meer op tegen de voordelen van de "echte" ontmoetingen met collega's.
Dat is zeker niet alleen maar een kwestie van nog snellere computers bouwen en kabelnetwerken aanleggen met een hogere capaciteit. Onze hele cultuur, onze eigen identiteit staat op het spel. Woord, beeld en geluid vormen in onze cultuur drie tamelijk gescheiden domeinen, aldus Richard Lanham in een tekstbijdrage aan de conferentie; een scheiding die op tal van manieren is geïnstitutionaliseerd, bijvoorbeeld in de kunst door de scheiding van literatuur, beeldende kunst en muziek. Het is een scheiding die voor ons zo vanzelfsprekend is dat we ons niet eens kunnen voorstellen dat die er niet zou zijn. Multimedia is niet makkelijk en niet makkelijk voorstelbaar.
Multimedianetwerken hebben sociale, economische, culturele en technische aspecten, die niet zo maar van elkaar zijn te scheiden. Vandaar dat op de conferentie techneuten en kunstenaars rondlopen, psychologen en economen. De bedoeling is dat ze als gelijkwaardigen met elkaar praten. Lastig is dat wel, want van huis uit spreken ze in andere termen. Niet alle communicatie op zo'n conferentie is dan ook verstaanbaar, laat staan begrijpelijk. Dat hoeft ook niet. De conferentie zal ook niet leiden tot de oplossing van het probleem, hoogstens zullen vele deelnemers huiswaarts keren met ideeën over wat de problemen zijn en langs welke lijnen je kunt nadenken over oplossingen. In de twaalf werkgroepen op de conferentie worden wat van die oplossingslijnen verkend.
Een voorbeeld. Met behulp van satellieten kunnen allerlei processen op aarde steeds preciezer worden gevolgd. Erosie, verdroging, de groei van het ozongat, het broeikaseffect zijn voorbeelden van zulke processen _ processen die worden veroorzaakt of versterkt door menselijk handelen, en die alleen kunnen worden afgeremd door ander menselijk handelen. Om dat andere menselijk handelen teweeg te brengen moeten we echter wel weten wat er gebeurt, wat we doen, wat de gevolgen van ons handelen zijn en wat de potentiële gevolgen van ons toekomstig handelen zijn. En daarvoor is het nodig dat al die meetgegevens van die satellieten beschikbaar komen in een zodanige vorm dat mensen het snappen, erover kunnen nadenken en discussiëren.
Dat zijn kwesties die in één van de werkgroepen zijn besproken. Dan gaat het dus zowel over techniek, maar ook over milieubewustzijn, over het ontsluiten van kennis, over het aantrekkelijk en begrijpelijk weergeven van kennis (bijvoorbeeld in kaarten, grafieken en videobeelden). Vandaar dat ontwerpers, techneuten en activisten een basis vinden om met elkaar van gedachten te wisselen.
Hoewel een deel van de besproken thema's ook voor buitenstaanders zijn te begrijpen, is dat niet altijd het geval. Dat is niet gek: het gaat om het verkennen van een heel nieuw terrein, om het bedenken van ideeën en processen die nog niet bedacht zijn. Het is nieuw, en dus in zekere zin primitief, ondanks alle multimediagedoe.
Dat denken en doen in multimedia nog maar in de kinderschoenen staat blijkt ook uit de presentatie van de conferentie op het World Wide Web op Internet. Via het wereldwijde computernetwerk zijn te ksten A> voor de conferentie te lezen, is te zien wie er deelnemen aan werkgroepen en wat daar wordt besproken. Maar het is toch knap lastig om uit het bezoeken van de web site alleen een goede indruk te krijgen van wat er gebeurt. Wie, zoals ik, niet op de conferentie zelf is geweest, maar wel uren door de web site heeft gezworven, heeft voortdurend het gevoel te kort te komen. Er is behoorlijk wat materiaal beschikbaar, maar het is te weinig en te oppervlakkig om echt geïnteresseerd te raken.
Bovendien, en dat is kenmerkend voor het pioniersstadium waarin multimedia verkeert, is het niet allemaal even helder gepresenteerd. Rode teksten op rose met paarse ondergrond zijn vrijwel niet te lezen. Lange zwarte teksten op een fijne, rood-wit gespikkelde ondergrond werken op den duur zeer vermoeiend. Even de tekst eruit lichten en een printje maken blijkt een stuk aangenamer. Dat kan nooit de bedoeling zijn van zo'n project.
Enkele van de interessantere lange tekstbijdragen bevatten verwijzingen naar grafieken, schilderijen en andere plaatjes. Het is hoogst verbazingwekkend voor zo'n multimediaproject dat die plaatjes er niet bij staan. Helaas beland je al muisklikkend ook nogal eens op een pagina waar niets op staat, of word je verwezen naar een niet bestaande pagina. Maar de techniek is nog jong. De eerste radio's hadden ook geen voorkeurtoetsen, laat staan een afstandbediening.
DICK VAN EIJK