|
Een heg te ver
Hoe bewaar ik m'n vrijheid met
zoveel
buren om me heen, zo vroegen we vorige week. Waarnemingen uit de biotoop
van
het burengerucht en de burenhulp, dus. Aardigste conclusie is dat het
juist
niet de benauwde nieuwbouwwijken zijn waarin de buren elkaar beoorlogen,
maar
eerder de ruim bemeten betere buurten. Daar, zo wist Fred Slegt uit
Naarden uit
eigen ervaring ,,was voortdurend gekibbel over erfscheidingen, schreef
men
elkaar aangetekende brieven over bomen die omgehakt zouden moeten
worden,
schudden buren kleden uit boven de naaste tuin terwijl men daar zat
koffie te
drinken, werd men handtastelijk wegens geluidsoverlast en werden bij
afwezigheid boompjes verminkt of uitgerukt.'' In zijn huidige
twee-onder-een-kap buurt is het contact ongedwongen, wordt er over en
weer hulp
geboden en ontbreken de schuttingen. Wij ontvingen enige tientallen
brieven:
over lekkende plafonds, schaduwwerpende bomen, thuis-knutselaars en
huisdieren.
De volgende inzenders (en Fred Slegt) ontvangen een boekenbon.
Speelgoed
We woonden nog maar een dag in ons nieuwe huis en de buurvrouw belde aan.
Ze
was hevig vertoornd, er lag een speelgoedje op haar dak en dat zou vast
de
jongste gedaan hebben. In weerwil van mijn verbazing over zoveel
boosheid,
bleef ik rustig en ging ik kijken. Een blauw lego-stukje lag wat verloren
op
het platte dak. Een paar maanden later herhaalde dit zich. Nu haalden we
er een
stukje ballon af.
Tegen Sinterklaas kwamen thuis, stapten uit de auto en werden door de
buurvrouw
toegeroepen: er lag wéér iets op het dak. Nu stond ik te
stampvoeten. ,,Wat maakt U nu zo boos over dergelijke kleinigheden?'' Ze
liep
weg. Dit keer zag ik een popje liggen. Ik was ziedend en ging naar haar
toe om
te zeggen dat ik het weg had gehaald.
Ze bleek aangedaan dat ik langs kwam en alsnog kwam er antwoord op de
vraag die
ik haar had gesteld. Zij verdroeg geen speelgoedjes, omdat ze zelf zo
graag
kinderen had gewild. Toen ik haar na een tijdje vroeg waarom ze dat niet
gewoon
had gezegd, zei ze ,,Ik kan toch niet zeggen, ik heb ziele-pijn?'' Met
Sinterklaas werden er letters gebracht. Van de buurvrouw.
Gerda Jiran, Tilburg
Tutoyeren
Drie jaar geleden kwamen we elkaar tegen, buurman en ik. De huizen waren
klaar,
de wijk nog kaal. Ik besloot meteen mijn kaarten op tafel te leggen:
,,Waar ik
absoluut niet tegen kan, zijn radio's in de tuin''. Neen, dat zou geen
probleem
opleveren. ,,Van gezelligheid houd ik wel, maar een sfeer van
bierkratten
doorgeven door de achtertuin, daar voel ik me ook niet in thuis'', aldus
buurman. ,,Trouwens'', zo vervolgde hij tutoyerend, ,,heb je al aan een
afscheiding gedacht?''. ,,Coniferen'', zei ik met overtuiging, want over
grenzen mag je niet weifelend overkomen. Ik zag aan buurmans gezicht dat
ik
iets vies gezegd had. ,,Het spijt me, tegen die akelige bomen heb ik in
mijn
vorige huis al acht jaar aangekeken'' zei buurman met iets van
,,alsjeblieft
niet weer?'' in zijn blik. ,,Nu gaat het erom redelijk te zijn, zonder
slap
over te komen'', flitste door mijn hoofd. Buurman vervolgde met het
voorstel
van een schutting met materiaal van de Gamma. Ik had al meteen door dat
buurman
nog minder technisch was dan ikzelf en ik zag ons al in het voetspoor
van Mr
Bean treden. ,,Prima'' zei ik terwijl ik een werkbare rolverdeling
bedacht:
,,Bestel jij het materiaal maar en dan maken we een afspraak om het
zaakje op
te zetten''. Het werd geen schutting, ook geen coniferen, maar een
Amerikaanse-lindenhaag. En dus geen Mr Bean. Dat was ook niet belangrijk,
want
onze eerste ontmoeting was goed. Er wordt wel pils door de achtertuin
doorgegeven, we brengen elkaars kinderen naar school, spelen babysit
voor
elkaar en lenen de computer uit. En komt de privacy dan in gevaar? Zolang
die
rotheg zo langzaam groeit: ,,een beetje''.
Huibert de Man, Heerlen
(Met dank aan Jacques Rosenboom, de buurman)
Plastic zak
Ik was maar drie straten verderop verhuisd; maar wel naar hartje Jordaan.
Op
een regenachtige ochtend ging ik naar buiten. Mijn fiets stond iets
verderop in
de straat. Om een nat zadel te voorkomen (ik heb zo'n zadel dat water
drinkt)
had ik er een plastic zakje omheen gehangen. Dit haalde ik van mijn
zadel,
legde het even op een fiets ernaast en begon mijn sloten te openen.
He,
jij daar, opruimen!'', klonk het van boven. Terwijl ik opkeek om de uit
het
raamhangende overbuurvrouw te bekijken, schreeuwde ze al verder. ,,Ja,
die zak
gaat rondwaaien, kenne wij straks weer opruimen''. Verbaasd over deze
voorbarige conclusie, reageerde ik met te vertellen dat ik echt niet van
plan
was het zakje te laten liggen. ,,Net als al die andere troep van jou
zeker''.
,,Andere troep?'' vroeg ik nog beleefd. ,,Ja, die troep van jou ja''. Ik
probeerde nog een keer iets vriendelijks te zegen toen ze plotseling
zei:
,,Weet je wat het is, jij hoort hier niet... jij hóórt hier
niet''. Die zat. Ik stond met stomheid geslagen; jij hoort hier niet.
Dat kwam
hard aan. Zo kan dat dus voelen als je gediscrimineerd wordt, flitste
door me
heen. Lang stil bleef ik niet. Mijn hele scala plat Amsterdamse
scheldwoorden
kreeg ze over zich heen en daarnaast nog mijn vraagtekens bij het "wie
hoort
waar'. Ze probeerde nog wat terug te zeggen, maar vergeefs,
onverbiddelijk
schold ik door. En om het helemaal af te maken, fietste ik uiteindelijk
luid
schreeuwend de straat uit, haar nazwaaiend met het plastic zakje. De
volgende
dag kwam ik haar in de straat tegen. Ze knikte me toe, met ontzag. Mijn
plek
was veroverd.
Annick Vroom, Amsterdam
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|