|
Uitslag van de lezersoproep: wat doen we met moeder / vader?
Zaterdags Peil knokt mee aan de kerstdis
Volgend jaar beter
Zaterdags Peil vroeg om
familie-taferelen rond kerstmis die voor de lezer een keerpunt
betekenden. Kerst betekent immers, zo poneerden wij, ook stress. Het
samenzijn met de familie is niet geheel vrijwillig; op het kerstmenu
ligt vaak de loden last van familie-traditie; het "programma" is
evenzeer belast door de onzichtbare hand van het verleden. Kerst _ je
rust er van uit en je wordt er tegelijk moe van.
Wij ontvingen ruim zestig brieven, een bovengemiddeld aantal. Veel lezers
zitten op oude wonden die met kerst gaan schrijnen, vaak van het type
"toen oom G. zo woedend werd en tante K. een klap gaf". Er duiken nieuwe
relaties op, die familie-examen komen doen. Slepende irritaties rond "de
kinderen", respectievelijk "vader" of "moeder" die niet langer verborgen
konden blijven. Het diepe verlangen kerst "eindelijk" eens alleen te
mogen vieren, hetgeen meestal betekent met z'n tweeën. En dan in de
volle kerk toch de familie tegenkomen. Met kerst staat de dagelijkse
routine stil en worden nieuwe verhoudingen zichtbaar, soms ongewild. De
partner die weg is, of weg wil, meestal met een ander. Meestal is
kerst-schade blijvend. Een lezeres beschreef haar eerste kerst in
getrouwde staat die op knallende ruzie en een slaande voordeur uitliep.
Het huwelijk is geslaagd, maar kerst is nooit meer samen gevierd; dat
durven ze niet meer.
Het aanbod was breed en zeer lezenswaardig;
natuurlijk was het onderliggende thema vergeving en vergelding. Wat
accepteer je van elkaar en wat doet de deur echt dicht? De schrijvers
van de hierbij afgedrukte brieven ontvangen een boekebon.
Cranberry compôte
Kerstmis zou dat jaar bij mijn zus, haar man
en hun drie kinderen worden gevierd. 's-Middags was ik al naar ze
toegegaan om te helpen met de bereiding van het kerstdiner. Mijn zus was
in een uitstekend humeur. Ze had er zin in om er dit jaar iets speciaals
van te maken en had zich al wekenlang lopen verheugen op het geweldige
feest. Opgewonden gingen we in de keuken aan de slag terwijl haar man de
kinderen bezig hield en probeerde hun aandacht af te leiden van de
stapel met pakjes die onder de kerstboom lagen. Een traditioneel Engels
kerstdiner moest het worden: kalkoen met cranberry compôte,
spruitjes, echte Engelse kerstcake... De christmascrackers lagen al
klaar.
Toen ik tegen zessen net de jongste van de drie van een schone luier had
voorzien, riep mijn zus me vanuit de keuken. Of ik snel even de tomaten
wilde snijden omdat die nog in de chutney moesten, dan kon zij door
blijven roeren.
Ik pak de zak met tomaten uit de koelkast en een snijplank. Snel even
handen wassen met flink veel zeep. "Wat doe je nu?" gilt mijn zus opeens
naar me. Ik begrijp eerst niet waar ze het over heeft. Vol ontsteltenis
staart ze me aan en kijkt dan naar de cranberry compôte, die ze
bij gebrek aan ruimte op het aanrecht even in de gootsteen had gezet.
"O, het spijt me!" roep ik overbodig en weet niet waar ik het moet
zoeken van schaamte. "Je kan toch wel kijken wat je doet!", schreeuwt ze
verontwaardigd. "Nu kan ik heel die boel wel wegsodemieteren. Daar gaat
m'n mooie kerstdiner!"
Gelukkig gaat op dat moment de bel en staat
mijn broer voor de deur met zijn vriendin. Even later gaat de telefoon:
Vader en moeder hebben pech met de auto. Ze zullen minstens twee uur
later komen en dat we maar moeten beginnen met eten. Het is voor de
kinderen toch geen doen om zo lang te wachten.
We gaan aan tafel. Mijn zus heeft precies gepland waar iedereen moet
zitten. Zij, met echtgenoot, aan de kant van de keuken. De kinderen
tussen hen in. Aan de andere kant zijn twee plaatsen voor vader en
moeder gereserveerd en daarnaast zijn broer met vriendin ingedeeld. Ik
kom tussen broer en zus te zitten, aan het hoofd van de tafel. Iets waar
ik een hekel aan heb omdat hieruit extra duidelijk blijkt dat ik zonder
partner ben. Hans zijn afschuw voor tradities is natuurlijk goed te
begrijpen, maar toch blijf ik me telkens onzeker afvragen of het iets
met onze relatie te maken heeft dat hij dit soort gelegenheden aan mij
overlaat. Willen niet alle geliefden juist met kerstmis dicht bij elkaar
zijn, desnoods in het ietwat beklemmend gezelschap van derden?
Als ik terloops even opzij kijk zie ik aan het gezicht van mijn zus dat
haar humeur nog steeds grondig is bedorven. "Die kalkoen is uitstekend
gelukt zeg." Mijn broer laat zijn eetlust niet bederven door het
chagerijnige gezicht tegenover hem. "Toch jammer van die compôte",
zucht mijn zus. Dit herhaalt zich nog vijf keer; op een dramatische,
intens teleurgestelde en zeurderige toon, telkens als iemand een
positieve opmerking over het eten maakt. Mijn schaamte maakt langzaam
plaats voor irritatie en daarna voor woede.
"En nu weet ik het wel!" schreeuw ik bij de zesde keer. "Het is gebeurd,
er is niks meer aan te doen, dus hou alsjeblieft op met dat gezeur!" De
anderen vallen me mompelend bij. Maar voor mijn zus is de zaak nog niet
af: "Zorg in ieder geval dat je een vriend krijgt die goed kan koken
zodat hij het in de keuken alleen af kan", sneert ze naar me. "Toevallig
kan Hans uitstekend koken, dus daar hoef ik me geen zorgen over te
maken", zeg ik koel. Ik laat me niet op de kast jagen door zo'n flauwe
opmerking. "Hans?", vraagt mijn zus sarcastisch. "Als het echt wat
tussen jullie zou zijn was hij wel bij je geweest op eerste kerstdag,
denk je niet?"
Voor ik me kan bedwingen geef ik haar een
flinke klap in haar gezicht. Binnen een paar seconden vliegen we elkaar
in de haren. Overmand door emoties vechten we of ons leven ervan
afhangt. We krabben, trekken haren, slaan en stompen waar we elkaar maar
raken kunnen. Tot mijn broer en mijn zwager ons uit elkaar halen, met
moeite.
Hoewel mijn zus vaker situaties van fysiek geweld hebben meegemaakt, was
dit de eerste keer met de kinderen erbij. Deze zijn dan ook diep
geschokt. Fel reageren ze op mij af om hun moeder te beschermen. "Nou
zien jullie eens hoe vervelend je bent als je ruzie maakt". probeer ik
nog, maar ze moeten niks meer van me hebben. Ik overweeg serieus om naar
huis te gaan maar mijn zwager haalt me over om toch te blijven. We
besluiten niks tegen vader en moeder te zeggen en er verder het beste
van te maken.
Rond acht uur kijken we toe als vader en moeder de hoofdmaaltijd inhalen.
"Je zou toch van dat spul voor bij de kalkoen maken?", vraagt moeder aan
mijn zus.
IJzige stilte. "Daar heeft Annemiek haar handen boven gewassen", zegt
mijn zwager voorzichtig. Verbaasd kijkt moeder me aan. Ik doe net of ik
het niet merk. "Hoe gaat het eigenlijk met de verbouwing", vraagt mijn
broer vlug, "begint het al een beetje op te schieten?"
Na het Engelse kerstdiner _ de crackers
hebben we overgeslagen _ worden in een rotsfeer de kadootjes uitgepakt.
Vader en moeder hebben de moed nog niet opgegeven. Zich verantwoordelijk
voelend voor de mislukte stemming, vanwege hun late aankomst, proberen
ze deze te redden door overdreven vrolijk te doen. Ze negeren het feit
dat er niemand is die met hen meelacht, en dat er regelmatig pijnlijke
stiltes vallen. Direct nadat de kado's zijn uitgepakt, maak ik dat ik
weg kom met het excuus doodop te zijn. Het is waar.
Inmiddels is het uit met Hans. Het is echter op zijn advies dat ik al
jaren geen kerst meer vier met de familie. Heerlijk.
Annemiek Bosch
Uit eten
Aan het begin van de kerstvakantie zouden wij
onze kinderen vertellen dat wij als ouders besloten hadden te gaan
scheiden. De dagen ervoor onderstreepte in alle toonaarden het naderend
onheil van de door ons reeds maanden geleden genomen beslissing.
Heel bewust hadden we dit tijdstip gekozen zodat wij onze kinderen nog
samen in deze voor hun (en ons) zo moeilijke periode zelf konden
opvangen. We zouden ze het "nieuwe" huis van "papa" laten zien, veel
dingen samen doen om ze zodoende het gevoel te geven dat er ons als
gezin wel iets vreselijks was overkomen, maar dat dat niet betekende dat
één van ons beide ze in de steek zou laten.
Ik zal niet ingaan op hoe onze kinderen
reageerden op de voor hun toch nog onverwachte ellendige boodschap. Nog
steeds breekt mijn hart als ik daar aan terugdenk.
De dagen vóór kerstmis sleepten zich voort. We leken alle
vier wel net te doen alsof we erin geloofden, maar waren allemaal op
onze eigen manier gehuld in diepe droevenis. We deden ons best om het
toch nog een enigszins normale kerstmis te laten zijn met een kerstboom,
wat kerstcadeau's er onder en kerstliedjes die klonken door het huis.
Als een zware donderwolk kondigde zich eerste kerstdag aan. "Papa" zou in
zijn nieuwe huis het kerstdiner verzorgen. "Papa" belde echter 's
morgens op dat hij niet had geweten dat de winkels op kerstdag gesloten
waren. Hij had niets in huis. We moesten maar in de stad gaan eten.
Nooit zal ik vergeten hoe we als uiterlijk gewoon gezin, maar innerlijk
volledig verscheurd, met ieder aan onze hand een kind, door de koude
donkere straten van de stad liepen om een restaurant te zoeken.
Uiteindelijk vonden we onderdak. Ik had het
gevoel dat we tussen al die mensen in kerstsfeer totaal niet pasten en
dat iedereen aan ons kon zien dat we een uiteengereten geheel waren.
Het is inmiddels jaren later. Mijn kinderen zijn volwassen en hebben,
dankzij onze goed bedoelde geplande onheilstijding, sindsdien een hekel
aan kerstmis. Ik zelf zal nooit en te nimmer uit eten gaan op die dag of
zelfs één voet buiten de deur zetten als het eenmaal
donker is. Vrolijk kerstfeest!
N.N.
De boom
De muziek schalde door de gangen van het
verpleeghuis. Voor me lag mijn vader dood te gaan. Een oude Duitse jood,
gepijnigd door "De herdertjes lagen bij nachte". Ik dacht terug aan een
andere kerst, de eerste na de oorlog.
Geschonden waren we uit de onderduik terug gekomen. Ik had apart
ondergedoken gezeten en kende mijn ouders niet meer. Zij rouwden over
hen die ze verloren hadden. Het eerste jaar brachten we betrekkelijk
geïsoleerd van de joodse gemeenschap door. Mijn ouders hadden het
vertrouwen in de _ destijds door de joodse raad geregeerde _ Nederlandse
joodse gemeente verloren. Zij hadden slechts contact met een paar Duitse
joden die de oorlog overleefd hadden. Ik wist nauwelijks wat jodendom
was en zat nog volledig vast aan mijn bazige katholieke onderduikmoeder,
"tante Bep". Tante Bep's wil was wet in ons gezinnetje en mijn ouders
durfden in hun oneindige dankbaarheid weinig tegen haar in te brengen.
Het liep tegen Kerst.
Ik wilde een boom en dat was voor mijn ouders, die voor de oorlog nog
orthodox-joods leefden, nauwelijks te verteren. Maar de vurige wens van
het kind dat ik was en de wil van tante Bep zorgden er voor dat de boom
er snel kwam. Ik genoot van de boom, hij gaf me een vertrouwd gevoel. In
de onderduik was ik rond de kerstdagen niet anders gewend geweest. De
boom bracht me weer even uit die vreemde, treurige, joodse wereld van
mijn ouders terug in het rijke roomse leven, dat ik in de paar jaar van
de onderduik zo goed had leren kennen. Mijn ouders bewogen zich als
vreemde vogels in wijde kringen rond de boom en tante Bep en ik zongen
kerstliedjes onder zijn takken.
Het heeft jaren geduurd voordat ik echt begreep wat zich afspeelde op die
dag dat de heer en mevrouw Goldschmidt op bezoek kwamen.
Op de dag voor Kerst werd er aangebeld. Mijn
vader trok aan het koord van de deur en de dikke meneer Goldschmidt met
zijn donkere hoed, pufte de twee trappen op. Hij werd gevolgd door zijn
vrouw die naar orthodox-joods gebruik een pruik droeg. Ik begreep niets
van de verwilderde blik die mijn vader over zijn schouder naar mijn
moeder zond. Mijn moeder zag het onheil aankomen en trachtte nog snel de
schuifdeuren tussen onze twee kamers te sluiten. De deur van de kamer
stond achter haar open en meneer Goldschmidt aanschouwde nog juist de
boom in zijn volle glorie.
"Eva", zei meneer Goldschmidt, in zijn moeilijk verstaanbare Nederlands
tegen mijn moeder, ,,als je moeder _ haar nagedachtenis zij tot zegen _
dit toch gezien zou hebben. Ze had het niet overleefd!" Mijn moeder
barstte in huilen uit. Meneer en mevrouw Goldschmidt stonden er wat
onbeholpen bij. Tante Bep zweeg grimmig. Mijn vader staarde verbijsterd
voor zich uit. Hoewel ik er niets van begreep, voelde ik dat ik op de
een of andere manier een sleutelrol speelde in wat er gebeurde. Het
heeft lang geduurd voordat het weer een beetje goed kwam tussen de
joodse gemeenschap en ons.
En nu zit ik aan het bed van mijn vader. Heel
langzaam, met het wegvliedende leven, veranderen zijn gelaatstrekken en
ik kan me niet meer voorstellen hoe hij er uitzag, toen, meer dan
veertig jaar gelden.
S.P. Levi
Lucht!
26 December eind vijftiger jaren. Plaats van handeling: restaurant "De
Gouden Leeuw" te Voorschoten (Van der Valk). Buiten vroor het dat het
kraakte. Mijn schoonmoeder wilde ons, mijn vrouw en mij en onze vier
kinderen alsmede mijn moeder verrassen met een kerstdiner in "De Gouden
Leeuw", toen nog een gerenommeerd restaurant. Uitgedost op ons kerstbest
verzamelden wij ons om zeven uur in de hal van het restaurant, waar we
ondanks de reservering nog meer dan een uur op een lege tafel moesten
wachten. Het restaurant was barstensvol. Uiteindelijk zaten we dan met
ons achten aan tafel.
Plotseling, tijdens het voorgerecht, zakte
tot ons aller schrik doodsbleek en met vertrokken gezicht mijn
schoonmoeder opzij en op de grond. "Ik geloof dat zij dood is",
constateerde mijn moeder, die naast haar zat, laconiek. Zo erg bleek het
gelukkig niet te zijn.
Met de hulp van een ober heb ik haar toen naar de toiletten gesleept waar
zij met koud water weer werd bijgebracht. Toen we met haar bezig waren
zag ik ineens door een pad in de zaal mijn zoon aan komen waggelen. Hij
leek stomdronken. Ook hij kreeg water toegediend. En toen (het werd
eentonig) verscheen mijn oudste dochter, al even akelig en naar. Het
werd intussen al maar voller in de toiletruimte, want ook van de andere
tafels begonnen slachtoffers te verschijnen. Allen doodsbleek en in
miserabele staat. Nog een dronken dochter voegde zich bij ons. De
misère duurde ruim een half uur. In die tijd had de directie in
de gaten gekregen dat in de relatief kleine ruimte, vol mensen, waarvan
de ramen potdicht afgesloten waren en waar het bovendien snikheet was,
een groot gebrek aan zuurstof was ontstaan. De uitwaseming van de bergen
voedsel zullen tot het onheil wel hebben bijgedragen.
Men heeft toen een aantal ramen en deuren opengezet en het leed was snel
geleden. Ikzelf had na al die consternatie niet veel trek meer, hoewel ik
evenals mijn moeder niet beroerd was geworden. Het eten was intussen
flink koud geworden en bovendien lokte de hazerug, omgeven door een
vette strontkleurige kastanjepuree me niet meer zo aan. Ik beperkte me
daarom maar tot de bij Van der Valk zo favoriete appelmoes met kers.
De anderen lieten zich intussen ondanks alles het eten best smaken. Ik
zie nog mijn zoon eten als een wolf. Het werd toch nog min of meer een
geslaagd kerstdiner.
A.G. en L. Kloots
Vissalade
Kerstmis 1971. Bijna een jaar getrouwd, alles
leuk voor elkaar, huisje, tuintje, nog geen kinderen, wel een poes. Ik
zal mijn ouders _ en vooral mijn schoonouders _ eens laten zien dat ik
een goede gastvrouw ben en we nodigen ook nog een paar broers en zussen
uit voor een groot familiekerstdiner bij ons thuis. Het loopt perfect.
Gezellig, goede sfeer, lekkere wijn. Wel wat druk in de keuken
natuurlijk, en een beetje krap af en toe. Om ruimte te winnen zet ik de
restanten van de vissalade even buiten de keukendeur. We genieten
uitgebreid van de volgende gang en ook de overblijfselen daarvan wil ik
even buiten kwijt. Maar daar ligt onze poes, naast de vissalade. Ik raak
haar aan, ze is koud en beweegt niet. Ik leg mijn hoofd op haar vacht:
ze is dood. Paniek! Niets zeggen? Mijn man te hulp geroepen en de
huisarts gebeld. Die zal het dichtsbijzijnde ziekenhuis voorbereiden op
de komst van twaalf mensen met een voedselvergiftiging. Het duurde lang
en gezellig was het ook niet meer. Iedereen wilde alleen nog maar zo
snel mogelijk naar zijn eigen huis. Wij gingen meteen naar bed, waar we
uit onze slaap gebeld werden door de buurman. Hij moest ons helaas
vertellen dat hij gisteravond onze poes had aangereden. Om ons niet te
storen bij het kerstdiner had hij haar bij de achterdeur gelegd.
A. ten Berge-Bolte
Een vrolijke kerst
Het is een uur of tien 's morgens op tweede
kerstdag 1994. De bel gaat. Ik doe open, en kijk in het grijnzende
gezicht van mijn jongste broer. Aan het einde van het tuinpad zie ik hoe
mijn vader grootmoeder uit de auto helpt. Ze heeft een totaal verkeerde
jurk aan. "Waar gaan we naar toe?", hoor ik haar roepen. De dobermann
pincher van mijn broer gromt en wil naar binnen, achter de nog niet
opgesloten huiskonijnen aan. Achter mij hoor ik gestommel. "Wat doen zij
hier?", sist Anna in mijn oor. Op dat moment zien we de glimmende
landrover van oom Theodoor (één van haar ooms)
voorbijscheuren, met een vage flits van twee poedels achterin. Op dat
moment beseffen wij dat er ergens in ons zorgvuldig geregisseerde leven
iets mis is gegaan. De Fout Die Nooit Gemaakt Had Mogen Worden was bezig
zich voor onze ogen te voltrekken. Een uur later. De orde is enigszins
hersteld. De konijnen zijn gered van onder de Auping vandaan, de poedels
zijn opgesloten in de bijkeuken en de dobermann is samen met mijn broer
uit wandelen gestuurd. Binnen tracht oom Octaaf een aandachtig gehoor om
zich heen te verzamelen. Hij leest voor uit het tijdschrift "Chakra",
waarvan hij de hoofdredacteur is. Af en toe laat hij zijn monocle
vallen. Dat vindt hij interessant staan. Mijn vader, dominee in ruste,
snuift luidruchtig. "New-Age nonsens", mompelt hij. Anna's broer Maarten
tracht aan mijn moeder uit te leggen dat hij net is gaan samenwonen met
zijn vriend, en dat de kinderen dat helemaal niet naar vinden. Nee hoor,
ze vinden Jan-Jaap maar wat leuk! En prachtig dat hun nieuwe penthouse
(kale huur ƒ1.800,--) toch is! Ik zie mijn moeder begrijpend
knikken. Maar haar ogen dwalen af, dit soort modern stadsleven is voor
haar niet te bevatten. Mijn broer keert veel te vroeg terug van zijn
wandeling en begint een niet erg waarheidsgetrou betoog af te steken
over zijn laatste opname in Vogelezang. De nichtjes Sietske en
Wendelmoet (van Maarten, met van die Oilily jurkjes aan) hangen aan zijn
lippen. "En moest je toen weer de isoleer in?", vraagt Sietske ademloos.
"Nee, toen ben ik weer weggelopen", zegt hij hikkend van de lach. "Waar
gaan we nu naar toe?", roept grootmoeder. Anna en ik lopen redderend
rond, en trachten tevergeefs beide gezelschappen verdeeld te houden over
voor-en achterkamer. Zoals altijd op tweede kerstdag zou haar familie 's
ochtends komen en mijn familie 's middags. Ergens is het bij deze druk
bezette tweeverdieners misgegaan, en zitten we nu met de scherven.
Hoewel? Er is nog maar één echte ruzie geweest, en wel
toen haar tante Karin (auteur van de bestseller "100 tips voor de
creatieve belastingbetaler") foto's liet zien van haar tweede huis op
Aruba en mijn zus Lidwien begon over de Kerstgedachte en de Arme Kant
van Nederland (zelf is ze al 20 jaar bewust uitkeringsgerechtigde).
Gelukkig zorgden de losgebroken poedels van oom Theodoor toen voor enige
afleiding. Maar vreemd genoeg blijven verdere ruzies uit. Nog meer: deze
totaal verschillende kringen vinden elkaar zelfs. Mijn vader en oom
Octaaf hebben besloten dat het woord gnostiek de rest van de dag taboe
is, en hebben voor hun exegetische escapades een veiliger terrein
gekozen. Het lijken net twee rabbijnen zoals ze daar in de serre
gebroederlijk zitten te studeren, gebogen over tekstedities van
Eusebius' Praeparatio Evangelica. Sietske en Wendelmoet vertellen
giebelend aan mijn moeder dat ze Jan-Jaaps pyjama's aan elkaar gaan
naaien. Kinderen blijven gelukkig altijd kinderen. Grootmoeder dicteert
aan mijn schoonvader oude kinderversjes. Die komen vast terecht in zijn
volgende bloemlezing. Maarten en Lidwien tuigen gezamenlijk de kerstboom
op. Lidwien legt uit hoe je rond kunt komen van ƒ 1.200, _ in
de maand. Tante Karin kijkt goedkeurend toe. Lonneke, goede huisvriendin
en net bijgekomen van een uit Amerika overgewaaide therapie waarbij ze
steeds tot diep in de nacht wakker moest blijven, vindt in mijn
schoonmoeder het luisterende oor waar ze jaren lang naar op zoek is.
Anna's oom Jacques, succesvol psychiater maar gekweld door de gedachte
dat hij als enige van zijn familie niet gepromoveerd is, legt geduldig
voor de vijfde keer aan mijn broer uit waarom hij toch echt
anti-psychotica moet gaan gebruiken. Jan-Jaap vertelt mijn moeder
enthousiast over de kerstnachtdienst in de Westerkerk die ze hebben
bijgewoond. Mijn zwager Peter-Jan heeft zich ontpopt als barman en vult
zwijgend ieders glazen bij. Buurvrouw Donna komt met een kerstkrans
langs en blijkt een oude klasgenoot van oom Theodoor te zijn. Soms is de
werkelijkheid absurder dan een verhaal. We verheugen ons dit jaar al
weken op tweede kerstdag. Ditmaal geen gescheiden uitnodigingen, maar een
vrolijk feest van ons beider families. Zei niet reeds de apostel Paulus
dat het kind gekomen was om één te maken wat voorheen
gescheiden was?
Diederick Alsemov
Pappa huilt, net goed
Mijn vader was een onverbeterlijke
romanticus: Don Juan en Don Quichote tegelijk. Hij was te jong en te
lang op een té elitaire kostschool geweest. Verteerd door heimwee
was hij daar altijd de kleinste van de klas gebleven. Vijf jaar lang
heeft hij er van gedroomd hoe ze later nog eens tegen hem op zouden
kijken als hij eenmaal groot, sterk, machtig en rijk zou zijn. Op zijn
eenentwintigste was hij dan ook afgestudeerd econoom. Op zijn
vijfentwintigste kocht hij een Amerikaanse "slee", die toen, voor de
oorlog, niemand had. Toen hij negenentwintig was besloot hij dat daar nu
nog een vrouw bij hoorde. Gelukkig was hij op wonderbaarlijke wijze na
zijn eindexamen toch nog groot en sterk geworden, dus vroeg hij aan het
mooistje meisje van het provincie-stadje, waar hij door de oorlog
verzeild was geraakt, of ze met hem wilde trouwen. Mijn moeder was toen
een onverbeterlijke romantica en zei ja. Ze had haar hele
tweeëntwintig jarige leven tevergeefs met haar één
jaar oudere zus moeten concurreren om de eerste plaats wat betreft de
ouderlijke liefde en aandacht. Zelfs een ziekenhuisopname wegens
eetstoornissen, die wij nu anorexia zouden noemen, had daar niets in
kunnen veranderen. Op het distributiekantoor waar de meisjes hetzelfde
werk deden, verdiende zus bovendien tweemaal zoveel als zij, omdat zij
HBS had en mijn moeder MULO. De knappe econoom in de Amerikaanse slee
was dus de ultieme wraak. Het feit dat haar familie hem niet mocht,
maakte de wraak des te zoeter. Een week voor mijn vader veertig werd, in
januari 1953, kocht hij het droomhuis dat past bij een man die het
gemaakt heeft. Zijn vrouw was inmiddels verworden tot de moeder van zijn
vier kinderen, maar de vriendin en de mooiste auto die er voor geld te
koop was, maakten veel goed. Het duurde helaas tot december tot we ons
"paleis" voor ons zelf hadden, want na de watersnood van februari 1953
hadden we een aantal dakloze families ingekwartierd gehad. Met Kerstmis
was het dan zover. De inrichting was nog niet helemaal compleet, maar de
dingen die aangeschaft waren, hoorden bij een écht gezin. In de
boekenwand, die mijn vader had laten maken bij de meubelmaker, had mijn
moeder zelfs een eigen vakje gekregen voor haar wit lederen banden met
de "Baedeker voor de Huisvrouw". Mijn moeder had ook echt haar best
gedaan voor "de Kerst". Natuurlijk geen "rare" dingen waar de kinderen
toch niet van hielden, maar toch een prachtige ossehaas, We aten die dag
gewoon tussen de middag warm, maar dat was niet erg. Vooraf eerst nog
een rijk gevulde groentesoep met als toppunt van feestelijkheid de
botervloot op tafel en een bord met toastjes ernaast voor bij de soep,
nooit eerder vertoond. Terwijl mijn vader zijn eerste toastje afhapte
vroeg mijn moeder verwachtingsvol: "Wat denk je dat het is, roomboter of
margarine?" Er viel een diepe stilte en vier kindergezichtjes keken
beurtelings naar de gezichten van hun vader en moeder. Hun moeder sprak
tegen hun vader en dat niet alleen, ze converseerde eigenlijk meer, want
het was niet helemaal niet écht nodig om dat te vragen. Toch
zagen we aan haar gespanen verwachtingsvolle gezicht dat de vraag haar
dan misschien ontsnapt was, maar dat het antwoord haar kerstmis kon
maken of breken en misschien wel haar huwelijk. Ze had haar goede wil
getoond door het woord tot hem te richten. Daar ging het met kerstmis
om, om de goede wil. Wij voelde dat alles van mijn vaders antwoord
afhing. Mijn moeder was duidelijk trots dat ze iets slims gedaan had,
iets waar ze zelfs hem te slim mee was afgeweest. Hij slikte zijn
toastje weg om snel antwoord te kunnen geven. Hij proefde niet eens en
gaf toen het meest voor de hand liggende antwoord, dat het dus wel
margarine met roombotersmaak zou zijn, wat correct was, en hij ging door
met zijn soep. We zagen aan mijn moeders gezicht dat ieder antwoord goed
geweest zou zijn behalve dit antwoord. Haar gezicht wat heel even
meisjesachtig was geweest, werd weer haar "huisvrouwenmasker". Het
kerstdiner hebben wij kinderen hierna totaal gesaboteerd met slappe
lachbuien die door zijn boosheid steeds erger werden. Tevergeefs
probeerde hij later de idylle te herstellen. "Een normaal gezin zit nu
op de nieuwe bank en zingt kerstliedjes bij de boom". Maar ik ging naar
een vriendinnetje, mijn broertjes gingen op hun kamer hun eindeloze
rollenspelen spelen en mijn zusje ging met mijn moeder naar oma. Toen ik
hem 's avonds voor de avondboterham moest roepen zat hij alleen onder de
boom te huilen. Ik zei aan tafel: pappa huilt, dus ik denk niet dat hij
komt. "Net goed", zei mijn broertje van bijna vier, "Kijk mam, ik kan al
bijna zelf smeren". Mijn moeder lachte, bijna gelukkig.
M. den Oudste
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|