|
Uitslag van de lezersoproep om schoolpleinspelletjes
Wie niet weg is, is gezien
Ruim 140 inzendingen kregen we
op de vraag naar de schoolplein- en straatspelletjes uit uw jeugd, en
dat leverde naast talloze spellen ook een schat aan jeugdherinneringen
op.
De meesters waren goedaardige bromsnorren, de juffen lief, de jongens
vonden meisjes stom, en andersom. Vriendjes had je zo, je riep gewoon
"Wie doet er mééé...' en dan kwamen er altijd wel
kinderen aan hollen om krijgertje, haasje
-over of dieffie-met-verlos mee te spelen. De straten waren autoloos, de
vlechten lang, de broeken kort en altijd scheen de zon: bijna iedereen
schetste terloops een idyllisch beeld van de lagere schooltijd. Er waren
veel hunkerende brieven; naar de sp
anning van verstoppertje in de schemering, naar stiekem verliefd worden
tijdens het meidenvangertje of slingertikkertje, naar de trots wanneer
je over zeven bokken achter elkaar gesprongen had. Het terughalen van
zulke herinneringen deed soms "bijna pi
jn van de heimwee', zoals iemand schreef. En wie er aan begon, bleek
nauwelijks nog te stoppen. Veel brieven waren dan ook erg lang.
We plaatsen één brief in zijn geheel, om zoveel mogelijk
spelregels, versjes en liedjes af te kunnen drukken. Anna Ottervangers
uit Schoorl bundelde in haar sfeervolle brief een aantal veel genoemde
herinneringen, die met het onverwachte,
de saamhorigheid, de spanning en de weemoed achteraf te maken hebben.
Zij krijgt een boekebon: onder de inzenders die op deze pagina verder
worden vermeld, verloten we nog een aantal boekebonnen.
De plaatsnamen en de jaartallen die bij ieder spel zijn afgedrukt, zijn
niet meer dan indicaties. Het bleek ondoenlijk om alle regionale en
temporele varianten van een spel op te sommen. Maar ze zijn er zeker.
De meerderheid beschreef spelletjes uit de jaren '20 tot en met '50.
Inmiddels blijkt er op het schoolplein het een en ander te zijn
veranderd. Zie het huiveringwekkende sadisto, dat nu een rage is
in Rotterdam. Met genoegen voldoen we dan ook a
an het verzoek van een grootmoeder die met klem verzocht om de exacte
regels van het bikkelspel. Want sinds ze haar eigen bikkels terug vond
in een naaimandje, laten haar kleinkinderen haar niet meer met rust.
Dáár willen ze ook aan meedo
en.
Heu!
Delft, Prins Mauritsschool 1937-1943. Van te voren kun je het niet weten!
Opeens gebeurt het _ alle kinderen van de school groepen bij elkaar op
het schoolplein en dan vangt het feest aan _ het hossen. Als het goed
gaat, dan gaan de kinderen zich huppe
lend voortbewegen in rijen zo breed als het schoolplein. Arm in arm!
Even kijk ik nog toe, haast kan ik niet geloven dat het waar is. Soms is
er wel een aanzet tot een hospartij, die zomaar weer uitdooft. Ik denk,
dat het misschien één of
twee keer per jaar voorkomt _ zoals nu. Ja, het gaat door en ik haak
in! Ik bevind me in het midden van de rij. We zijn een massa geworden,
één grote bewegende kluit, zingend en springend van de ene
kant van het schoolplein naar de ander
e kant. Daar draaien we ons om, grijpen links en rechts de armen weer
vast en het zingen verandert in heu-heu-heu-geroep. Dan is het zo
vreselijk leuk geworden en ik moet zo lachen dat ik niet meer "heu!'
schreeuwen kan. Mijn benen worden slap en ik l
aat me meevoeren door de zee van kinderen om mij heen. Ik wil dolgraag
mijn stem laten horen, het lukt me niet meer, ik maak alleen
snikgeluiden. Het blijft spannend en heerlijk en het duurt
héél lang.
Tot de bel gaat - nog even blijven we hossen en hoor je nog heuheu-heu,
maar de bel gaat hard en langdurig. Het is afgelopen. Bijna moet ik
huilen. Omdat het voorbij is. Het aller-allerleukste wat er maar
gebeuren kan op school.
Anna Ottevangers, Schoorl
A
Autoped-op-luchtbanden Amsterdam, jaren '20. Voor 5 cent per uur
luchtbanden huren. Pure luxe, reed veel lekkerder dan de gewone houten
banden. Maar was meestal te duur. (L.I. Kloet-Schiller, Heiloo)
B
Beeldenwinkel Rotterdam, jaren '50. "Typisch meidenspel'. De
meisjes staan met hun rug tegen de schoolmuur, op twee na die "de
verkoopster' en "de mevrouw' zijn. De verkoopster trekt de meisjes
één voor één naar voren:
de pose waarin zij terecht komen moeten ze vasthouden. De mevrouw kiest
de beelden die ze wil kopen. Deze stellen zich in een slinger achter
haar op, de armen om elkaars middel. Mevrouw tegen verkoopster: ,,Snif,
wat ruikt het hier vreemd, heeft u me
lk opstaan?''. De verkoopster: ,,O ja, helemaal vergeten!'', en ze rent
weg. Met haar beeldenstaart maakt ook de mevrouw zich uit de voeten.
Tekst wordt altijd exact zo uitgesproken. Improvisatie is taboe. (A.M.
Nak Post, Haarlem)
Oerversie van kort na de oorlog: "beeldenverkopertje'. Men staat in een
kring, de beeldenverkoper loopt langs en iedereen speelt om de beurt zo
gek mogelijk voor beeld. Het leukste wordt gekocht. (A.M.
Visser-Ammerlaan, Pijnacker)
Bandel'n Kampen, jaren '20. Een bandel was een door de smid
vervaardigde hoepel, voortgedreven door een ijzeren pookje waarvan het
oog om de hoepel is dichtgebogen. Hard mee rondrennen. (H.A. van Maanen,
Rotterdam) Moeder, na een uurtje hoepelen
: ,,Je ruikt weer naar de straat! Ga je handen boenen met Schura en
Sunlight zeep!'' (N. van Minnen, Overveen)
Bedeltjes ruilen Arnhem, jaren '40. Alleen voor meisjes.
Vruchtjes, beestjes, dingetjes, van glas, steen , koper, blik en ivoor
werden aan gordijnring gehangen. Die weer aan een koord om de hals
bevestigen. Ruilen met vriendinnen na de openingsz
in "Mag ik aankomen?' (W. Koch, Amsterdam)
Bikkelen Goes, 1919. De oorspronkelijke bikkel was een
sikkelvormig kootbeentje van een schapepoot. Al geliefd bij de Romeinen.
Later werden de bikkels van ijzer of koper. Iedere speler heeft er vier,
en een stuiterballetje. De bikkel heeft een
holle, een bolle en twee vlakke kanten. Bij het spel mag maar
één hand worden gebruikt. Gooi de bikkels op de grond.
Gooi dan het balletje op, het mag maar één keer stuiteren,
intussen snel een bikkel omdraaien en het ballet
je op tijd vangen. Als dat mislukt, telt het draaien niet. Wie het eerst
vier keer alle bikkels met een gelijke kant naar boven heeft gelegd,
wint. (H. van Twisk, Amsterdam)
Boekzoeken Amsterdam, jaren '40. Ga voor de etalage van een
boekwinkel staan. Iemand noemt een woord dat in een boektitel voorkomt.
Wie het betreffende boek het eerst kan aanwijzen, wint. (M.H. Bikker-van
Neuren, Bosch en Duin)
Bokspringen Waar niet? Wanneer niet? Het meest genoemde spel.
Bokspringen was spannend, "lekker wild' en stoer, want gevaarlijk. Vooral
voor jongens dus. Valpartijen werden smeuïg en met oog voor het
sensationele detail beschreven: ,,Op het
moment dat ze springen zou zakte broer eensklaps door zijn knieën
en kon niet voorkomen dat ze met de bovenkaak op de keien sloeg. Er
kraakte een hoek uit allebei haar voortanden. Ze loeide als een wilde
stier en wou hem te lijf, tot ze haar eige
n bloed op de stenen zag vloeien. De kinderen schreeuwden dat al haar
tanden los op de stoep lagen, en vluchtten in paniek.'' (N.
Hagedoorn-van de Ven. Lochem) Er waren talloze varianten:
- Een voetje over: De bok gaat steeds een stapje verder van
de springer staan om moeilijkheidsgraad te verhogen.
- Hakmes, lepel, bril en schaar, hoge hoed of stinksigaar? Wordt
gezongen door de toeschouwers. De berijder beeldt een van de voorwerpen
uit. De bok, waar hij op zit, moet raden welk. Bok krijgt net zolang
kinderen op de rug tot hij goed gerad
en heeft. Dan wordt berijder de bok. Kan ook met het lied Bok, bok,
hoeveel horens heb je op je kop? Het aantal opgestoken vingers van
de berijder raden. ,,Je werd ook wel eens stiekem geknepen! Reuze
spannend!'' (T. Burggraaff, Dordrecht)
- Bok bok: Twee partijen. De ene partij gaat met gebogen ruggen
achter elkaar staan, de andere probeert door middel van grote aanloop (en
pijnlijk hard neerkomen) zover mogelijk op de bokkenrij (ook wel "de
brug' genoemd) te springen zodat ied
ereen erop past.
- Jutteren: op hevig bokkende ("jutterende') bok proberen te
komen en daar blijven zitten. Wie valt, sluit bij bok aan. De volgende
moet twee bokkende bokken overwinnen, etc.
- Klap: Klap voor de sprong in de handen.
- Knoert: Tik tegen de billen van de bok, met rechtervoet. Zo
hard mogelijk.
- Afzakkert: Glij langzaam van de rug van de bok af. Klap,
knoert en afzakkert horen bij elkaar: ,,Het geven van een knoert was het
moeilijkst, en op de combinatie knoert-afzakkert moest je wekenlang
oefenen. Blijft de vraag: waarom onthoudt e
en mens 45 jaar lang deze volstrekt zinloze woorden en ook nog de
volgorde waarin ze moesten worden uitgevoerd?'' (T.L. In 't Veld,
Bilthoven)
Bokspring-terminologie: kinken, kneukelen en rijen; petje dek; bok
stavast ("hoeveel horens heb ik op mijn bast?'); lange bok;
bok-bok-berie; poten; bokkie Engelies; soepele stom, dikke bok, klinker,
zwaaien.
Boom wordt dikker Andijk, eind jaren '60. ,,Een boom, iets uit het
midden van het schoolplein. Een lange sliert kinderen, hoe meer hoe
beter, hand in hand. Zingend: ,,De boom wordt al dikker.'' De eerste
omarmt de boom, de rest volgt. Jongens kl
ieren. Meisjes protesteren verontwaardigd. Spannend benauwd als je dicht
bij de boom zit. Opgelucht als de sliert zich ontrolt.'' (A. Dijkman,
Utrecht) ,,Als ze uitgezongen waren deed alles pijn''(A.
Hoogland-Snacken, Haarlem)
Bultje Groningen, jaren '50. ,,Het gaf een gezellig en warm
gevoel. Een paar kinderen gaan op en naast elkaar liggen, en roepen
"Bultje, bultje, kan nog méééér op!' Wie zin
had kon erop komen, zo werd de bult groter to
t de ondersten het niet meer hielden.'' (A. Nauta-Mansholt, Luxemburg)
C
Cowboytje (Indiaantje) Drenthe, jaren '50. Attributen: pistool
(cowboytje), pijl en boog (indiaantje). Gebaseerd op de toen zeer
populaire reeks Arendsoog. Ruzie over de afstand om iemand nog
dood te kunnen schieten: tien of vijftien mete
r. (D. Meeusen, Wachtum)
D
Dieffie-met-verlos Rotterdam, jaren '40. Twee groepen en een kind
dat "dief' is. De dief houdt met één hand een boom of
lantaarnpaal vast. De andere hand is ver uitgestrekt: wanneer die wordt
afgetikt, is de dief vrij. De kinderen
uit de groep waartoe de dief niet behoort proberen dat te verhinderen.
Intussen jagen ze ook op de andere groep: wie getikt wordt, is de nieuwe
dief. (A. Breugem, Rotterdam)
Duivenringen Nijkerk, jaren '50. Te koop bij de dierenwinkel, in
verschillende kleuren voor een paar cent per zakje. In elkaar draaien en
als ketting dragen. Hamvraag: "On of eef?' Raden of de ander een even of
oneven aantal ringen in de hand he
eft verstopt. Wie goed raadt, mag ze hebben. Ook om mee te "knikkeren':
wie de laatste sliert ringen in de pot weet te krijgen mag de inhoud
hebben. (G. Roeten, Nijkerk)
E
Engelse buut Pijnacker, kort na de oorlog. Met gezicht naar de
muur staan, open hand op de rug. Iemand geeft daar een klap op, de
"buter' draait zich om, wijst aan wie de dader is. Klopt dat, dan moet
de dader een door de "buter' opgegeven klusj
e doen (,,Vraag aan die meneer daar hoe laat het is''). De anderen
verstoppen zich intussen, en de klapgever moet zoeken. Ook wel
Amerikaanse buut genoemd. (E. Ouweneel-van Maurik, Maasdam)
Essemeier gooien Kampen, jaren '20. Seizoenspel: ,,Een essemeier
is een ring van ca. 10 cm. doorsnee, die je maakte van
wilgetenen-schillen die in het najaar in grote massa's als afval bij de
mandenmakers te vinden waren.'' Zo hoog mogelijk de l
ucht in gooien onder het zingen van: ,,Essemeier, van kurrekedreier, van
een, twee, drie!'' (H. van Manen, Rotterdam)
F
Flipdoppen Scheveningen, eind jaren '50. Voorbode van de
flipporage van nu. ,,Voor de arme negertjes van de missie spaarden we
vaak melkflesdoppen. Daar kon je mee gooien: flipdoppen. Wie de meeste
bij elkaar gooide kon ze aan de juf geven en kr
eeg een plaatje. Ik heb nooit een plaatje gehad.'' (A. Hoogland-Snacken,
Haarlem)
H
Hondje lopen Leeuwarden, jaren '50. Boor met een spijker een gat
in een dekseltje van een schoensmeerdoosje. Touwtje er doorheen, knoop
erin, en hollen maar. Opwinding als "het hondje' lange tijd niet valt.
(I. Fischer, Breukelen)
Huisje bouwen Geldrop, jaren '50. Werp al achteruitlopend met de
voeten een walletje aarde op. Vier walletjes vormen een kamer, halve
cirkels in de hoeken zijn de stoelen en een opening in een van de muren
is de deur. ,,Als het klaar is, gaan we
vadertje en moedertje spelen en andere huiselijke dingen doen, zoals
het meisjes betaamt. Vervelend zijn de jongens, die met hun ruwe spel
(voetballen) vaak huisvredebreuk plegen. Dan kun je je hele huis opnieuw
gaan bouwen! Wij meisjes bekijken al di
e bruutheid hoofdschuddend.'' (E. Bervoets, Utrecht) Nee, dan een dorpje
in Zuid-Limburg, dertiger jaren. ,,Zover ik mij herinner was het
territorium van de huisjes onschendbaar, zelfs voor tikkertje spelende
kinderen.''(M. Waller, Baarn)
J
Joepie Joepie Pijnacker, kort na de oorlog. Twee aan twee staat
iedereen in een kring, één kind huppelt rond, zingt het
Joepie-lied en kiest iemand. Het kind van een stelletje dat achterblijft
begint dan opnieuw:
Joepie Joepie Joepie Joepie is gekomen
Heeft m'n meisje weggehaald
Maar daar zal ik niet om treuren
Gauw een ander weer gehaald
Tralalalala, tralalalala, etc.
(A.M. Visser-Ammerlaan, Pijnacker)
K
Kaarten Eindhoven, jaren '50. Met zelfgemaakte kaarten.
Benodigdheden: sigarettendoosjes van het merk Blanche, Virginia en
Player. Kaarten uit knippen. Player was het waardevolst, want
zeldzaam. Met z'n tweeën spelen, ieder le
gt om de beurt blind een kaartje uit zijn pakje op de stoep. Wie
eenzelfde kaart (merk) als het bovenste kaartje neerlegt, wint het
stapeltje. Wel snel weggrissen, want als de tegenstander er alweer een
nieuwe kaart heeft opgelegd, mag dat niet meer. L
eg je een Player bovenop, dan is het pak zonder meer van jou.
(H.W. Groeneveld, Vleuten)
Kaatsebal Utrecht, jaren '20. Eén tot vier ballen tegen de
muur laten kaatsen en opvangen. Het moeilijker maken door vangen met
één hand, onder het been door gooien, in de handen klappen
voor het vangen. Zing:
Kaatsebal
Ik heb U al
In de ene hand
In de andere hand
Handjegeklap
Voetjesgetrap
Rommelderij
Hand in de zij
Stuitje erbij
(A. van Schaik-Suring, Utrecht)
Arnhem, jaren '60: beeldt uit wat gezongen wordt, en vang intussen het
genoemde aantal ballen:
Karel I brak zijn been, een!
Karel II dronk een kopje thee, twee!
Karel III viel op zijn knie, drie!
En dat ging zo door tot en met "Karel XII, de klok sloeg twaalf,
twaalf!',,Dat laatste rijm heeft me nooit gezind.''( M. de Vries,
Zaandam)
Knikkeren Ook overal gespeeld, met aardewerken of glazen knikkers.
Te veel en te ingewikkelde spelregels om hier uit te leggen. Termen:
boezelen, kuiltje knikkeren, heupie knikkeren, mooi bultien!-mooi
bultien!, knarren, koegelen. List en bedrog
hoorden erbij. "Heel gemeen' en nooit vergeten ("zijn achternaam was
Mirani!') was die jongen met een gat in de zool van zijn laars:
onopvallend zette hij zijn voet op een weggestoten knikker om zo zijn
verzameling aan te vullen. (J. Kegel, Rotterdam)
Kinderwagenrace Amsterdam, jaren '20. Vraag aan moeders uit de
buurt of hun kindje mee uit wandelen mag. Zorg voor drie of vier
kinderwagens tegelijk. Rijdt naar dichtstbijzijnde brug, geef ze een duw
en laat de kindertjes gillend naar beneden r
acen. ,,De moeders dachten dat we zoet wandelden.'' (L.I. Kloet-Schiller,
Heiloo)
Krijgertje Twee (van vele) varianten: Hazerswoude, jaren '50.
Handen: Wie hem is, tikt een ander. Samen vormen ze een koppel dat hand
in hand twee nieuwe kinderen tikt. Zij vormen ook weer een tikkend
koppel. Probleem: kies je een snelle tikker,
of een heimelijke liefde? Bij dat laatste heeft traagheid weer zijn
voordelen: langer de hand vast kunnen houden. (K. Drexhage, Edam) Maar
er is ook nog het dilemma dat C. Donck uit Amsterdam beschrijft: ,,Ik
was heimelijk verliefd op Hilda Reinders,
een mooi meisje met lange vlechten. Als ik haar koos liep het misschien
in de gaten en zou ik er mee worden gepest. Anderzijds was dit mijn
kans. Wat te doen?''
Vught, jaren '50. Ketting: Tikker en zijn slachtoffers houden
allemaal elkaars handen vast. Zo ontstaat een ketting waaraan het
moeilijk ontsnappen is. Alleen de buitenste twee mogen tikken, de
binnenschakels voorkomen dat slachtoffers tussen de
benen door schieten. Als de ketting breekt, telt het aantikken niet.
(A. Alvink, Malden) In de buurt van 's Hertogenbosch werd tijdens het
rennen geschald:,,Van kiri-jót, jót, jót!'',
waardoor het spel er de benaming kiri-jotte
n kreeg. (A.J. Jansen, Wageningen)
L
Lootjesdoos Barendrecht, jaren '60. Vul een schoenendoos met
hebbedingetjes: sleutelhanger, moois uit moeders naaidoos,
Barbie-toebehoren. Als het maar klein is. In een luciferdoosje kleine
lootjes stoppen. Wie iets uit de doos wil en interessan
t ruilmateriaal heeft moet een lootje trekken. De kunst is: voor een
kleinigheid iets veel mooiers krijgen. (J. Veerman-van der Leer, Krimpen
aan de Lek)
M
Misje Valkenswaard, jaren '30. Geliefd spel in veel katholieke
gezinnen. De misviering werd nagespeeld, en vooral de jongens beschikten
daarvoor vaak over een complete uitrusting. (e. v.d. Bouwhuijsen-Kortman,
Rozendaal)
N
Notedoppen Friesland, jaren '10. De meisjes hadden hun zakken vol
notedoppen. Trek een streep op de grond, iedereen plaatst er een dop
achter. Met een stuiter op de dopppen mikken. Wie de dop raakt, mag hem
hebben. (P. v.d. Sluis-Westerveld, Maa
stricht)
P
Paardje Amsterdam, jaren '20. Het ging vooral om de leidsels. In
Amsterdam werden die op een klosje met spijkers gepunnikt. Om de ander
hangen, eraan trekken, en dan zingen "hop hop hop paardje in galop'. (L.
I. Kloet-Schiller, Heiloo). In veel a
ndere plaatsen werden de leidsels tot in de jaren '40 gemaakt van
aaneengeregen kastanjes.
Plaswedstrijd Den Helder, jaren '30. Alleen voor jongens, verboden
dus leuk. Veel varianten: waar nog net de druppels, hoever een stokje
bewogen etc. (T. van der Sterre)
Poeliepek Geldrop, jaren '50. Een dropje in een flesje water doen
en dan schudden. Dat drankje heet poeliepek. (E. Bervoets, Utrecht)
Putjetrek Deventer, jaren '50. Vorm een kring om een putdeksel.
Stevig elkaars polsen vasthouden. Dan trekken en draaien tot iemand met
zijn voet op de deksel staat. Die is af en moet er tussenuit. (E.A.L.
Elink-Schuurman, De Lier)
R
Ruitjetik Zuidhollandse eilanden, jaren '40. Benodigdheden: lange
draad, punaise, iets zwaars. Prik draad met punaise tegen raamkozijn,
hang het zware voorwerpje eraan. Dat tikt tegen het raam als op afstand
aan de draad getrokken wordt. En dan
maar hopen dat er iemand naar buiten komt. (C.L. Hofman, Veenendaal)
S
Soap: Amsterdam, jaren '70. Een dagenlang doorsudderend verhaal,
in hoofdlijnen verzonnen door een vast groepje meisjes en jongens.
Figuranten mogen suggesties doen voor subtiele plotwendingen, maar de
hoofdrolspelers houden de regie. Net als bi
j de echte soaps: maatschappelijke en persoonlijke dilemma's, geestes-
en andere ziekten, scheidingen, zwangerschappen en dood. Veel jongens
die zich aanmelden als echtgenoot van de mooiste meisjes. Maar meisjes
spinnen liever hun emoties uit. Cliff
hangers op vrijdagmiddag. ,,En nu vind ik ze saai en oppervlakkig,
die soaps.'' (J. van Ouwerkerk) Heette in de jaren '50, in Scheveningen,
nog gewoon toneel: ,,De plot groeide met de dag. De
openingsscène stond als een huis, de rest
meestal niet.'' (M. van Hilten, Amsterdam)
Sadisto Rotterdam, 1995. Populair bij brugklassers, tweede- en ook
derdeklassers op verschillende middelbare scholen. Fanatiekelingen zijn
in een oogopslag te herkennen aan kleine wondjes en korstjes op de
handen. Wie een spelletje kaarten verli
est, is de klos. De winnaar mag de verliezer aaien, in zijn gezicht
slaan of het velletje op diens hand tussen de nagels knijpen en tot
bloedens toe verkreukelen.
T
Tiepel'n Groningen, jaren '10. In andere plaatsen gewoon
"tiepelen' of "pinkelen' geheten. Onlangs ook gesignaleerd in
Indonesië. Benodigdheden: een stevige stok van ca. 75 cm. en een
klein stokje (ca. 10 cm.) Met de lange stok op een van d
e punten van het kleine stokje slaan, zodat het wentelend de lucht in
schiet. Dan het met de lange stok zover mogelijk wegslaan. Wie het verst
komt wint. Voetje voor voetje de afstand meten. De kunstenaar Henry Moore
tiepelde ook. Volgens zijn biograaf
noemde Moore het spel piggy of tip cat. (H. A. van Herk-Kluyver,
Warnsveld)
Aalsmeer, jaren '40: Een tegenpartij werpt het kleine stokje terug in het
kuiltje waar het bij aanvang lag. (J. v.d. Post-Spaargaren, Sneek)
Tjappen Den Helder, jaren '30. Toen mannen nog een strooien hoed
droegen. Wanneer je een heer met zo'n hoed zag: aan de rechter duim
likken, en deze in linker handpalm drukken onder het uitroepen van
"tjap!' Competitie: wie de meeste tjappen hee
ft. (T. van der Sterre)
V
Vechten Amsterdam, '40. ,,Straat tegen straat. Ik mocht als enige
meisje in de jongensgroep om de andere ploeg te bespieden. Teneinde onze
solidariteit te bewijzen prikten we een gaatje in een vinger en plengden
een paar druppels bloed.'' (M.H.
Bikker-van Neuren, Bosch en Duin) Ook: katholieken tegen protestanten.
Vooral waar het schoolplein werd gedeeld: ,,De frequentie waarmee deze
vechtpartijden voorkwamen nam zodanig toe, dat de beide schoolleidingen
een oplossing moesten bedenken: een wi
tte streep over het schoolplein. De ene kant met bijbehorend toegangshek
voor de protestanten en de andere voor de katholieken. Ik heb daarna
nooit meer een maatregel gezien, die zo weinig effect sorteerde.''
Verder genoemd:
Diefie-met verlos, krijten, handjeklap, jagebal, steen-op-steen,
boezelen, schoenveters schroeien, sleeën, pandje verbeuren,
stand-in-de-wand, pikkies pesten, Annemarie Koekoek, zakdoekje leggen,
stoeken, schoenverkopertje, bedelen.
Versjes
Ingele mingele mangele mot
Kaatje vingele vangele vod
Eén minuutje, apetuutje
Ie wie waai weg
(aftelversje uit de jaren '20. A. van Schaik-Suring, Utrecht)
***********
In Den Haag daar woont Sophie
Is getrouwd met Willem III
Willem III gaf haar een zoen
Daar kon Sophietje niets aan doen
Bij d'eerste zoen die hij haar gaf
Viel zij van de trappen af
Van de trappen op de stoep
Met haar neus in de paardepoep
Van de paardepoep in de slik
En toen was zij lekker dik
(springversje uit de jaren '20, A. van Schaik-Suring, Utrecht)
***********
Edelman
Bedelman
Dokter
Pastoor
Koning
Keizer
Schutter
Majoor
(springversje uit de jaren '20. A. Van Schaik-Suring, Utrecht)
***********
Laura moest de pannen schu-u-u-ren (3x de
dubbele)
Midden in de nacht om twaalf u-u-ren (3x de dubbele)
Laura dit, Laura dat
Laura schuurt de pannen nat.
(springliedje uit de jaren '50. Ingrid Fischer, Heukelem)
***********
A ba boe
Wa stinkst doe
Ik-ke nait moar doe
(Gronings aftelversje, R. van Lier, Castricum)
***********
Op de heide loopt een hond
Kwam een jager schoot hem in zijn kont
Au zei 't hondje
Kriebel in mijn kontje
Ot, bot, vot
(aftelversje uit de jaren '50. Carel Donck, Amsterdam)
***********
Onder de brug van Janke-Panke lag een hond
Als hij schijt, dan schijt hij stront
Als hij pist, dan pist hij wijn
Hoeveel liter zou dat zijn?
(aftelversje uit de jaren '20. G.Th. Adema, Blaricum)
***********
Kaatje ging eens water halen
Bij een diepe, diepe put
Kwamen zeven Arabieren
Die grepen Kaatje bij haar
Kaatje ging eens... etc
("En masse' gezongen in jaren '50 op Koningin Emma School met den
Bijbel, Haarlem. G. van Ling, Cadier en Keer)
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|