Z A T E R D A G S   P E I L  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

Doe mee aan Zaterdags Peil, de wekelijkse peiling onder NRC-lezers naar meningen, opvattingen en ervaringen. De opdrachten verschijnen onregelmatig, al naar gelang de respons en de leesbaarheid van de discussie. Een selectie van de ontvangen reacties wordt iedere zaterdag gepubliceerd op deze pagina's en in het Zaterdags Bijvoegsel.

Zaterdags Peil, postbus 8987, 3009 TH Rotterdam
of per e-mail aan zpeil@nrc.nl


V O R I G E   O P D R A C H T E N :



Zaterdags Peil vroeg de lezer naar rooktolerantie. Ofwel, naar voorbeeld van de slogan die de tabaksindustrie bedacht: hoe lossen rokers en niet-rokers onder elkaar "het samen wel op'? De 51 inzendingen bleven ook na een extra oproep voor rokers in ruime meerderheid (36) afkomstig van niet- en ex-rokers. Daar de redactie Zaterdags Peil methodologisch onverantwoorde conclusies niet schuwt, volgt hier op basis van de reacties een kleine typologie.

De niet-roker
- schrijft graag gedichten ("Wat kan het je schelen dat ik erin stik? / Ik wens je van harte langdurig de hik'. P. Groen, Rotterdam)
- is ook anderszins creatief ("K. nam het pakje sigaretten uit zijn tas en haalde er verbaasd een halve sigaret uit. Ik had alle in het pakje aanwezige sigaretten door midden geknipt.' G. van der Post, Amsterdam)
- ontleent zijn zelfvertrouwen aan rokers ("Ik ben groter, beter en sterker dan de rest. Ik ben dus eigenlijk best blij met mezelf.' J. van Olmen, Groningen)
- kust voor straf niet meer ("Vurige hartstocht! Strelende tongen proeven de verborgen peuk.' S. Kegel, Amsterdam)
- is soms inschikkelijk ("Ach, de rookstank in je kleren is goed te gen de mot.' R.J. Gorter, Eemnes)
- blijft consequent ("Verslaafden zijn net kinderen, geef je ze een vinger dan pakken ze je hele hand.' R. Oei uit Emmen, die zijn rokende echtgenote voorgoed naar de bijkeuken heeft verbannen.)
- kan ruimhartig zijn ("Vanaf nu is het iedereen toegestaan een lekker sigaretje te roken in de opstalruimte van de vuilcontainers', T. Voskamp uit Leiden)

De roker
- schrijft graag gedichten ("Sorry schat / niet zo selfish, hou je koest! / Ieder zijn meug, zeg ik soms wat / van jouw gehijg en jouw gehoest?' C. de Boer-Kuyper, Opeinde)
- is ook anderszins creatief ("Vieze vuile tyfus teringlijer, heb je wel eens een peuk in je gezicht uitgedrukt gehad?' Reactie op "Pardon, dit is een niet-roken coupé.' Gehoord door P. van Genuchten, Den Haag)
- ontleent zijn zelfvertrouwen aan niet-rokers ("Ze beschouwen je als een minderwaardig soort mens. Maar hun onverdraagzaamheid is een projectie van hun stress, hun onvrede met zichzelf en van hun irritatie ten opzichte van de medemens in het algemeen. Behalve onvolwassen zijn ze ook behoorlijk schijnheilig.' Chr. Haanebrink-Ledeboer, Zutphen)
- kust dan maar niet ("Mijn vrouw geniet er waarschijnlijk van mij van mijn sigaar te zien genieten. Misschien scheelt het ook dat we aanzienlijk minder zoenen.' L. van den Broek, Goes)
- is soms inschikkelijk ("Toevallig is roken mijn hobby, mijn vrijetijdsbesteding, een andere heb ik niet. Van mij hoeft niemand mee te roken, maar als ik keurig op elk pakje mijn belasting betaal mag ik toch verwachten dat er ergens voor mij en mijn hobby nog een plekje is?' A. van der Burght, Achel)
- blijft consequent ("...ten slotte moet men het filosofisch opvatten: alles gaat in rook op! En als je rookt, heb je minder trek in liflafjes. Zo, nu steek ik een pijp op!' S. van der Wolk, Dommelen)
- kan ruimhartig zijn ("Als een jogger zijn benen komt strekken bij het bankje in de duinen waarop ik zit te roken, kan ik het niet laten hem een sigaret aan te bieden.' M. Bakhuizen, Den Haag)
Tot slot S. van der Wolk uit Dommelen:,,Van leven ga je dood!'' Zaterdags Peil: voor al uw oplossingen. De volgende inzenders ontvangen een boekenbon.


Verrukkelijke walm

"Veilig vrijen', "anti-discriminatie' waren tot voor kort de meetlatten voor correct gedrag. Recent is daar een derde lat bijgekomen: ANTI-ROKEN.

Met een bijkans aan hysterie grenzende heftigheid werpen deze lieden, die gewoon geen verstand van roken hebben en alleen daarom niet roken, zich op de mensen, die er een genoegen in scheppen af en toe een rokertje op te steken. Hoewel ik zelf niet rook _ ik heb er gewoon geen tijd voor gehad _ schaar ik mij bij stemmingen over het wel of niet toelaten van rokers immer aan de kant van de rokers. Rokers zijn _ in tegenstelling tot de meeste niet-rokers, aimabele en vredelievende mensen. Niet-rokers meestal agressief en weinig tolerant. Meestal maken zij het zichzelf wijs, dat zij last hebben van de walm. Ik ken het uit de praktijk. Ik ben lid van een schaakclub waar een aantal leden plotseling op het idee kwam het roken totaal te verbieden vanwege de vermeende overlast. Besloten werd tot een stemming. Dankzij de stemmen van enige niet-rokers, waaronder ondergetekende, wonnen de rokers. Om de niet-rokers tegemoet te komen, besloten de rokers het roken te beperken tot een zogenaamd "rookgedeelte' van de zaal. Sindsdien pais en vree.

Met weemoed denk ik overigens terug aan een ver verleden toen ik woonachtig was in een boerendorpje. Na afloop van de mis begaven de boeren zich naar de tegenover de kerk gelegen herberg, waar in een mum van tijd de gelagkamer blauw stond van de rook. Geen mens maakte bezwaar. Geen van de ooit rokende boeren stierf voor zijn negentigste jaar. Hoewel het boerendorpje en de herberg nog bestaan zijn de boeren en daarmede ook de verrukkelijke blauwe walm verdwenen. Als het aan de "niet-rokers lobby' ligt, dan zullen de gezellige rokers alleen nog voorkomen in Dik Trom-achtige verhalen. Het land daarentegen zal een stuk armer en ongezelliger worden.

L. Rietveld, Amsterdam.


Gewapper

Steekt een roker een sigaret op in mijn bijzijn dan vouw ik mijn Chinese waaier uit (met het niet-roken symbool). Ik wil er geen woord aan vuil maken en zal er zeker niet als eerste over beginnen. Gek wordt men van dat gewapper met die waaier van mij. Een normaal gesprek wordt onmogelijk. Gelijkspel.

Reinder Rustema, Amsterdam.


Bukshag

Ik ben een fikse, niet alarmerend uch-erige rookster van bijna 82 jaar. Sjekkies en borrels zijn mij een dagelijkse troost. Ik herinner mij een dokter Meinsma die op de televisie waarschuwde voor het rookgevaar. Zodra ik zijn beeltenis zag stak ik er weer een op. Waar bemoeit hij zich mee?

Heden heb ik eindelijk de tekst gelezen op zo'n pakje halfzware shag. Ik lees over "hoogwaardige tabaksoorten' en "geniet van pure tabak'. Dan volgt in minder duidelijk lettertype "Brengt de gezondheid ernstige schade toe'. Ik draai het pakje om en lees "Niet-rokers leven gezonder'. Gut, nooit geweten! Ik steek er maar weer een op.

In de hongerwinter behielpen wij ons met bukshag van eigen peuken; er viel niet veel te bukken. In die tijd vol spanningen werd mij eens een sigaret uit de mond geslagen die verdween door het raam op tweehoog. De dader, zelf ook roker, schrok en rende naar beneden. Ik keek belangstellend toe en zag een mannetje, reeds in bukhouding en blij met geluk dat van boven kwam, klaar voor de greep. Maar ach, ongeluk kwam er achter aan en was hem voor. Natuurlijk is roken slecht; in antirookgezelschap pas ik mij aan, maar het moet niet te lang duren!

In drugsbeleid is Nederland zò tolerant dat het welhaast op burenruzie uitdraait. Waarom dan zo bemoeiziek in rookbeleid?

Sophie van der Beek, Eindhoven.


Opvoeding

Ik sta te wachten op de trein van Groningen naar Eindhoven. Een gelukkig gevoel maakt zich van mij meester. Het weekend is begonnen, een krantje gekocht en een mooi boek bij de hand. Wanneer de trein het station binnenrijdt, zie ik het al. De niet-rokers coupés schieten aan mij voorbij. Snel pak ik mijn tas en maak me klaar voor de strijd. Een plaatsje veroveren in een van de weinige coupés waar je nog mag roken is praktisch onmogelijk geworden. Ik heb echter geluk. De trein stopt met een deur voor mijn neus. Zo zit ik dus, na het bekende duw- en trekwerk, een paar minuten later op mijn plekje.

De plekken om mij heen worden ingenomen door die beruchte en gehate rokende medemens. Zo op het eerste gezicht komen ze vrij normaal op mij over. De man naast me draagt een lelijk pak, de vrouw tegenover mij heeft grote oren, maar zoals ik al zei, vrij normaal. Twee minuten nadat de man naast me als eerste een sigaret op heeft gestoken komen de pakjes sigaretten uit de tassen. De merken worden aan kritische blikken onderworpen. Oogcontact gezocht en de rokersband is geschapen. Het eerste anderhalve uur verloopt zonder verdere bijzonderheden. De coupé staat inmiddels blauw van de rook, de ramen zo ver mogelijk open en iedereen is lekker voor zichzelf bezig. Bij het volgende station begint de ellende. Een grote groep mensen stapt in de trein. Zitplaatsen waren al niet meer te bemachtigen, de balkons zijn overvol en links en rechts raken de gangpaden bezet.

,,Mamma, mamma, het stinkt hier hè?''
Het kindje knijpt haar neus hard dicht.
,,Ja kindje, dit zijn nou de domme mensen waar ik je over heb verteld.''
,,Wat doen ze dan mamma?''
,,Ze roken sigaretten, en daar ga je aan dood.''
Het kindje dat spontaan begint te hoesten, kijkt met tranen in haar ogen mijn kant op. Lang duurt dit oogcontact niet. Ze lijkt ergens van te schrikken.
,,Maar ga ik nu dan ook dood mamma?''
De moeder weet zich even geen raad, maar herstelt zich dan razendsnel. Ze vertelt het kind dat je niet dood kan gaan aan het opsnuiven van de sigarettenrook. Het kindje denkt zichtbaar even na en vraagt dan even later met haar vingertje op mij wijzend: ,,En zij dan mamma?''

De moeder is wel heel inschikkelijk want ze vertelt het kind dat ik ook niet dood zal gaan. Poeh, daar kwam ik dus goed weg. Lang leve het leven, ik ga niet dood!

Wanneer de trein stopt in Amersfoort verlaten de moeder en het kindje de trein. Het kindje kijkt bij de deur nog even om en glimlacht naar me. Ik grijp mij pakje Lucky's en steek er één op. Boos over het feit dat sommige ouders hun kinderen zo bang kunnen maken. Het kindje is duidelijk niet goed ingelicht over de dood. ,,En zij dan mamma?''

,,Zij kindje, gaat op een dag dood. Net als jij ooit dood gaat en net als ik ooit dood ga. Niemand weet precies wanneer. Zelfs niet- rokers gaan dood.'' Ik neem een flinke hijs. Gelukkig is de smaak niet bedorven.

E.Y. van Hoof, Groningen.


Boffen

Bij mijn broer, en vooral zijn vrouw, is het absoluut verboden te roken. Bij hen werden we uitgenodigd voor een etentje met wederzijdse vrienden. De vrienden hadden een hondje wat niet thuis gelaten kon worden; het kwam dus mee. Al bij het aperitief moest het hondje door de man uitgelaten worden. Enfin, gedurende het verdere verloop van de avond moest de hond zo om het uur door de baas uitgelaten worden. Mijn schoonzus zei al eens: wat heeft die hond toch vanavond? Zij had niets in de gaten, ik wel. Na de koffie liep ik met hond en baas mee het terras op. We rookten allebei een sigaretje. ,,Jij boft nog dat je een hond hebt'', zei ik tegen hem.

A. Moerland, Oosterhout.


Stinksigaar

In mijn woning is nog nooit gerookt. In mijn auto één keer: 15 jaar geleden. Ik had net mijn eerste autootje en ging samen met mijn vriendin haar 80-jarige grootvader in Vlaardingen opzoeken. Kort voor dit bezoek was hij na een bijna-ongeluk zijn rijbewijs kwijtgeraakt. Hierdoor was er een plotseling einde gekomen aan zijn bloemenhandel in het bejaardentehuis. We waren nog niet binnen of grootvader vroeg of we hem uit rijden wilden nemen naar het Westland, zodat hij afscheid kon nemen van de bevriende tuinders. Alledrie genoten we van de tocht langs de kassen. Oude herinneringen werden opgehaald en al vertellend stak grootvader zijn sigaar op. Een grote, dikke, vieze, stinksigaar. Subiet liet ik mijn principes varen. Bij de uitstekende stemming van deze oude man hóórde een sigaar.

Toen ik enkele weken later, op weg naar zijn begrafenis, de sigarenlucht nog in de stoelen rook, dacht ik tevreden terug aan dit zeer genoeglijke ritje.

Bart van Wijck, Klimmen.


NRC Webpagina's
22 JUNI 1996


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)