Z A T E R D A G S P E I L
|
|
Doe mee aan Zaterdags Peil, de wekelijkse peiling onder
NRC-lezers naar meningen, opvattingen en ervaringen. De opdrachten
verschijnen onregelmatig, al naar gelang de respons en de leesbaarheid
van de discussie. Een selectie van de ontvangen reacties wordt iedere
zaterdag gepubliceerd op deze pagina's en in het Zaterdags Bijvoegsel.
Zaterdags Peil, postbus 8987, 3009 TH Rotterdam
V O R I G E O P D R A C H T E N :
Zaterdags Peil vroeg de lezer naar rooktolerantie. Ofwel, naar voorbeeld van de slogan die de tabaksindustrie bedacht: hoe lossen rokers en niet-rokers onder elkaar "het samen wel op'? De 51 inzendingen bleven ook na een extra oproep voor rokers in ruime meerderheid (36) afkomstig van niet- en ex-rokers. Daar de redactie Zaterdags Peil methodologisch onverantwoorde conclusies niet schuwt, volgt hier op basis van de reacties een kleine typologie.
De niet-roker De roker
Verrukkelijke walm"Veilig vrijen', "anti-discriminatie' waren tot voor kort de meetlatten voor correct gedrag. Recent is daar een derde lat bijgekomen: ANTI-ROKEN.Met een bijkans aan hysterie grenzende heftigheid werpen deze lieden, die gewoon geen verstand van roken hebben en alleen daarom niet roken, zich op de mensen, die er een genoegen in scheppen af en toe een rokertje op te steken. Hoewel ik zelf niet rook _ ik heb er gewoon geen tijd voor gehad _ schaar ik mij bij stemmingen over het wel of niet toelaten van rokers immer aan de kant van de rokers. Rokers zijn _ in tegenstelling tot de meeste niet-rokers, aimabele en vredelievende mensen. Niet-rokers meestal agressief en weinig tolerant. Meestal maken zij het zichzelf wijs, dat zij last hebben van de walm. Ik ken het uit de praktijk. Ik ben lid van een schaakclub waar een aantal leden plotseling op het idee kwam het roken totaal te verbieden vanwege de vermeende overlast. Besloten werd tot een stemming. Dankzij de stemmen van enige niet-rokers, waaronder ondergetekende, wonnen de rokers. Om de niet-rokers tegemoet te komen, besloten de rokers het roken te beperken tot een zogenaamd "rookgedeelte' van de zaal. Sindsdien pais en vree. Met weemoed denk ik overigens terug aan een ver verleden toen ik woonachtig was in een boerendorpje. Na afloop van de mis begaven de boeren zich naar de tegenover de kerk gelegen herberg, waar in een mum van tijd de gelagkamer blauw stond van de rook. Geen mens maakte bezwaar. Geen van de ooit rokende boeren stierf voor zijn negentigste jaar. Hoewel het boerendorpje en de herberg nog bestaan zijn de boeren en daarmede ook de verrukkelijke blauwe walm verdwenen. Als het aan de "niet-rokers lobby' ligt, dan zullen de gezellige rokers alleen nog voorkomen in Dik Trom-achtige verhalen. Het land daarentegen zal een stuk armer en ongezelliger worden. L. Rietveld, Amsterdam.
GewapperSteekt een roker een sigaret op in mijn bijzijn dan vouw ik mijn Chinese waaier uit (met het niet-roken symbool). Ik wil er geen woord aan vuil maken en zal er zeker niet als eerste over beginnen. Gek wordt men van dat gewapper met die waaier van mij. Een normaal gesprek wordt onmogelijk. Gelijkspel.Reinder Rustema, Amsterdam.
BukshagIk ben een fikse, niet alarmerend uch-erige rookster van bijna 82 jaar. Sjekkies en borrels zijn mij een dagelijkse troost. Ik herinner mij een dokter Meinsma die op de televisie waarschuwde voor het rookgevaar. Zodra ik zijn beeltenis zag stak ik er weer een op. Waar bemoeit hij zich mee?Heden heb ik eindelijk de tekst gelezen op zo'n pakje halfzware shag. Ik lees over "hoogwaardige tabaksoorten' en "geniet van pure tabak'. Dan volgt in minder duidelijk lettertype "Brengt de gezondheid ernstige schade toe'. Ik draai het pakje om en lees "Niet-rokers leven gezonder'. Gut, nooit geweten! Ik steek er maar weer een op. In de hongerwinter behielpen wij ons met bukshag van eigen peuken; er viel niet veel te bukken. In die tijd vol spanningen werd mij eens een sigaret uit de mond geslagen die verdween door het raam op tweehoog. De dader, zelf ook roker, schrok en rende naar beneden. Ik keek belangstellend toe en zag een mannetje, reeds in bukhouding en blij met geluk dat van boven kwam, klaar voor de greep. Maar ach, ongeluk kwam er achter aan en was hem voor. Natuurlijk is roken slecht; in antirookgezelschap pas ik mij aan, maar het moet niet te lang duren! In drugsbeleid is Nederland zò tolerant dat het welhaast op burenruzie uitdraait. Waarom dan zo bemoeiziek in rookbeleid? Sophie van der Beek, Eindhoven.
OpvoedingIk sta te wachten op de trein van Groningen naar Eindhoven. Een gelukkig gevoel maakt zich van mij meester. Het weekend is begonnen, een krantje gekocht en een mooi boek bij de hand. Wanneer de trein het station binnenrijdt, zie ik het al. De niet-rokers coupés schieten aan mij voorbij. Snel pak ik mijn tas en maak me klaar voor de strijd. Een plaatsje veroveren in een van de weinige coupés waar je nog mag roken is praktisch onmogelijk geworden. Ik heb echter geluk. De trein stopt met een deur voor mijn neus. Zo zit ik dus, na het bekende duw- en trekwerk, een paar minuten later op mijn plekje.De plekken om mij heen worden ingenomen door die beruchte en gehate rokende medemens. Zo op het eerste gezicht komen ze vrij normaal op mij over. De man naast me draagt een lelijk pak, de vrouw tegenover mij heeft grote oren, maar zoals ik al zei, vrij normaal. Twee minuten nadat de man naast me als eerste een sigaret op heeft gestoken komen de pakjes sigaretten uit de tassen. De merken worden aan kritische blikken onderworpen. Oogcontact gezocht en de rokersband is geschapen. Het eerste anderhalve uur verloopt zonder verdere bijzonderheden. De coupé staat inmiddels blauw van de rook, de ramen zo ver mogelijk open en iedereen is lekker voor zichzelf bezig. Bij het volgende station begint de ellende. Een grote groep mensen stapt in de trein. Zitplaatsen waren al niet meer te bemachtigen, de balkons zijn overvol en links en rechts raken de gangpaden bezet. ,,Mamma, mamma, het stinkt hier hè?'' De moeder is wel heel inschikkelijk want ze vertelt het kind dat ik ook niet dood zal gaan. Poeh, daar kwam ik dus goed weg. Lang leve het leven, ik ga niet dood! Wanneer de trein stopt in Amersfoort verlaten de moeder en het kindje de trein. Het kindje kijkt bij de deur nog even om en glimlacht naar me. Ik grijp mij pakje Lucky's en steek er ,,Zij kindje, gaat op een dag dood. Net als jij ooit dood gaat en net als ik ooit dood ga. Niemand weet precies wanneer. Zelfs niet- rokers gaan dood.''
Ik neem een flinke hijs. Gelukkig is de smaak niet bedorven.
E.Y. van Hoof, Groningen.
A. Moerland, Oosterhout.
Toen ik enkele weken later, op weg naar zijn begrafenis, de sigarenlucht nog in de stoelen rook, dacht ik tevreden terug aan dit zeer genoeglijke ritje.
Bart van Wijck, Klimmen.
|
NRC Webpagina's
22 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |