|
BOEKEN
|
In duizend woorden 'Richard Rorty in Laibach'
Op 18 juli 1987 trad in Paradiso de groep Laibach uit de
socialistische
deelrepubliek Slovenië op. Bij eerdere concerten van Curtis
Mayfield, Ben E. King, Nils Lofgren en latere van Celia Cruz & Tito
Puente, Burning Spear, Butthole Surfers en Southside Johnny & The Jukes
bleef in Paradiso alles bij het oude. Alleen voor Laibach moest de zaal
geheel opnieuw ingericht worden.
Ten eerste was er plotseling een bar in de zaal die niet voor het
publiek toegankelijk was, maar alleen voor de muzikanten en hun
entourage. Een signaal van socio-cultural cleansing avant la lettre. Ten
tweede was het podium aangepast op een wijze die The Rolling Stones niet
voor mogelijk zouden hebben gehouden: de bühne hing metershoog in
de lucht, als een onaantastbare kooi, waaronder de toeschouwers niets
anders konden doen dan een beetje rondkrioelen. En ten derde was de
keuken van Paradiso onherkenbaar geworden. Dit keer geen simpele
broodjes, maar kippenbouten en andere vleeshompen, die door de artiesten
van Laibach van boven naar beneden de zaal in werden gesmeten om de
hongerige dieren in de kuil onder hun voeten te voederen.
Dat de muzikanten vervolgens in soldatesk uniform en gegroepeerd in een
strikte phalanx hun concert ten gehore brachten, was tegen deze
achtergrond nog slechts een detail. Hun muziek - met nummers als Mijn
broer, strijd en macht of Geburt einer Nation (naar Queen, maar niet
toevallig verduitst; Laibach had zich in begin jaren tachtig niet voor
niets de oude Habsburgse naam van de Sloveense hoofdstad Lubljana
aangemeten) - kon vervolgens de rest doen.
Het merendeels artistiek geschoolde publiek reageerde
geïnteresseerd, om niet te zeggen enthousiast, op deze
citatentrommel met verwijzingen naar stalinisme en hitlerisme. Slechts
enkele aanwezigen schrokken zich rot van deze
beeldspraak-zonder-knipoog. Nadat tien jaar eerder de Sex Pistols in
Amsterdam hun zegetocht waren begonnen, en de hoofdstedelingen zich
vervolgens met graagte hadden laten terroriseren door Hell's Angels die
de Stranglers eigener beweging kwamen beschermen, was er eindelijk weer
iets dat de toeschouwers niet begrepen en daarom 'goed' moesten vinden.
Volgens de Pop Encyclopedie van Muziekkrant Oor was Laibach in te delen
bij de avant-garde. Daar was geen woord aan gelogen. Binnen vier jaar
was het oorlog.
Volgens de Sloveense filosoof Slavoj Zizek maakte het publiek in
Paradiso zich waarschijnlijk schuldig aan 'voyeurisme'. Althans, dat
oordeel zou hij later vellen over de burgers voor de CNN-buis. In het
Westen kunnen ze zich alleen nog via de televisie identificeren met
zieligheid, want die is van de ander en kan dus alleen via het
cheque-boekje verholpen worden, aldus Zizek in zijn boek Schuins
beziend. Wat Zizek van Laibach vindt, weet ik niet. Mogelijk ziet hij in
deze band de metafoor van een samenleving met oorlogsdrift. Volgens
Zizek is het probleem van de 'liberale droom', waarin het 'private' en
het 'publieke' gescheiden worden, namelijk dat er altijd een 'residu'
achterblijft dat neerslaat in 'obscene en pathologische' lol.
Maar ik weet wèl, sinds maandagavond, dat zijn befaamde
Amerikaanse collega Richard Rorty, een der hogepriesters van de
hyper-pragmatische wijsbegeerte in dit decennium, denkt dat hij en Zizek
beiden toch op dezelfde partij zouden stemmen, als ze tenminste in
hetzelfde kiesdistrict zouden wonen. Want: 'veel van de schrijvers die
als postmodern geëtiketteerd worden en veel praten over
onmogelijkheid, blijken goede en ervaren sociaal-democraten als het om
actuele politieke activiteit gaat', aldus Rorty. Resteert hooguit de
vraag wie Rorty en Zizek dan zouden stemmen.
Rorty sprak afgelopen maandag in de aula van de Universiteit van
Amsterdam zijn tweede Spinoza-lezing uit. De titel klonk veelbelovend:
Is 'postmodernism' relevant to politics? Het is een vraag die verdwaalde
modernisten, die zich vandaag de dag staande proberen te houden, en
daarom wel eens tot ergernis van hun omgeving over de 'maatschappij'
plegen te spreken, bezighoudt. Een antwoord op die vraag zou hun paniek
immers een beetje kunnen temperen.
Maar in de aula aan het Spui waren er helemaal geen antwoorden nodig,
omdat er geen vragen meer zijn. Paniek is nergens goed voor. De kern van
Rorty's betoog was zo helder dat je je achteraf moest schamen voor je
ongerustheid. Wie zich door zijn vermoeid-retorische slaapwandelen een
weg had kunnen banen, leerde dat de Verlichting twee projecten heeft
gehad: een politiek en een filosofisch project. Het politieke project
had tot doel om de 'wreedheid' in de wereld terug te dringen en daarmee
een seculier koninkrijk Gods te realiseren. Dat ging heel aardig. Ware
het niet, dat het filosofische project de zaak begon te compliceren.
Want de filosofen wilden met alle geweld God te lijf en vervangen door
een ander baken (Rede, Natuur). Daardoor liep het eerste bovenmaanse
koninkrijk op aarde in de twintigste eeuw wat vertraging op.
Maar sinds 1945 is alles op zijn pootjes terecht aan het komen. Het
politieke project zet zich gestaag door. We zijn allemaal
sociaal-democratische liberalen met een vleugje eigen confessionaliteit
geworden. Het gaat eigenlijk hardstikke goed met ons, als we maar
pragmatisch blijven. Ook het filosofische project is nu op een hoger
plan gebracht. Want terwijl de Verlichtings-filosofen nog niet verder
wisten te komen dan het vervangen van 'God' door 'Rede' en/of 'Natuur',
daar is de huidige postmoderne filosofie alweer een stevige stap verder.
God, Rede en Natuur: what's in a name. Al die vermeende fundamenten zijn
even stuitend omdat ze filosofie en politiek op én lijn proberen
te brengen en zo het vrije debat in de weg staan. 'De behoefte aan een
wereld zonder wreedheid is dieper en duurt langer dan welke filosofische
visie ook. (...) In mijn verhalen over intellectuele en ethische
vooruitgang bestaat geen ultieme Waarheid. Wij kunnen ons wel
voorstellen dat mensen, op een dag, als ze geluk hebben, moreel
volwassen worden, en de bullebakkerige houding van schooljongetjes
kunnen afleggen. Maar intellectuele volwassenheid bestaat niet'.
Kortom: 'politiek is lang, filosofie relatief kort'. Derhalve kunnen we
ons hier en nu maar beter toeleggen op het oplossen van problemen. Al
die alomvattende diagnoses en pogingen om de grote vragen te benoemen
leiden immers af van het concrete project dat humanitaire vooruitgang
heet. Vandaar dat Rorty maandag zijn lezing aldus begon: 'Als filosofen
niet weten wat iets betekent, zetten ze het tussen aanhalingstekens'.
Waarna hij deze hoogste vorm van zelfironie onverwijld ter hand nam in
de titel van zijn college.
Is dit tergend optimisme van een Amerikaanse filosoof die Nietzsche en
Heidegger kent, maar alleen oog wil hebben voor datgene wat hem bevalt
en dus bewust het geheel negeert, zoals een muziekliefhebber op de
CD-speler zijn favorieten programmeert? Of verkeert alleen de
continentaal-Europese filosofie nog in de negentiende eeuw? Ik weet het
niet. Ik weet wel dat Europa, precies tien jaar na Laibach in Paradiso,
het nog steeds niet kan opbrengen om zijn verhouding tot
Joegoslavië te bepalen. We weten dankzij Rorty ook dat het nog
langer zal duren voordat Laibach, Zizek en Rorty in hetzelfde
stemdistrict zullen wonen. Politiek is immers lang. De 'postmoderne'
filosofie daarentegen is een vlinder. Weer een ironie rijker, maar wel
een illusie armer.
(NRC Handelsblad / Boeken, 30 mei 1997)
|
NRC Webpagina's
31 mei 1997
|
Bovenkant pagina |