U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
  
  NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 




 BOEKEN
 IN DUIZEND WOORDEN
 DISCUSSIE
 BIBLIOTHEEK

In duizend woorden

Heinrich Heine, een vergeten horzel

Roelof van Gelder
Toen Jacques Presser eindexamen aan de Hogere Handelsschool deed werd hem bij het vak Duits gevraagd wanneer Heinrich Heine geboren was. Presser antwoordde dat hij dat niet wist. 'Dat weet u niet?'. 'Nee', sprak de examinandus zelfverzekerd, 'dat wist hij namelijk zelf niet'. Presser had gelijk, al wilde de examinator daar niets van weten.

Dat Heine het zelf niet wist is ook weer niet zo raar. Op een tentoonstelling getiteld Spuren in het Heinrich-Heine-Institut in Düsseldorf ligt het geboorteregister van de joodse gemeente van de stad. En dat meldt de geboorte van ene Hery Heine in 1798. Maar ook dat klopt niet. De geleerden zijn het er inmiddels over eens dat hij in 1797 geboren is, waarschijnlijk op 13 december. Dat is de reden dat hij dit jaar in zijn geboortestad op grote schaal herdacht wordt. Behalve Spuren, samengesteld uit authentieke documenten die zijn leven illustreren, is twee weken geleden een grote tentoonstelling geopend in de Kunsthalle: Ich Narr des Glücks. Hier worden met een grote hoeveelheid voorwerpen, tekeningen, prenten en schilderijen, becommentarieerd door Heine's eigen teksten, zeven thema's uit zijn leven en werk belicht: Europa, Fankrijk, Duitsland, die Loreley, Heine's vrouwbeeld, de Noordzee en het 'Matratzengraft', zijn laatste doodzieke jaren in ballingschap in Parijs tot zijn dood in 1856. De hele zomer is Düsseldorfs beroemde zoon aanwezig met lezingen, congressen, concerten, waterspelen en theaterstukken.

Wat bij al dit spektakel opvalt is niet eens zozeer het 'herdenken' als wel 'het aan de man brengen' van Heine. Officieel verblijft hij in het pantheon der Duitse schrijvers, maar in de aardse leespraktijk valt dat tegen. Steekproeven op straat leerden de organisatoren in Düsseldorf dat Heine helemaal niet bekend is. Ja, men had de bonte affiches op straat gezien, die Heine tonen met een papegaai op de ene en Loreley op de andere schouder, maar verder wist men het ook niet. Dat kan natuurlijk toeval zijn. Gemeten aan de verschillende edities van zijn verzameld werk die leverbaar zijn en aan de vloedgolf van bloemlezingen wordt hij wel gelezen. De bekendheid met Heine in Duitsland hangt sterk af van de politieke kleur van de bondsstaat waar men op school is gegaan. Voormalige Oostduitsers is Heine met de paplepel ingegoten.

Heine is zijn leven lang de kritikaster geweest van alles wat reactionair, nationalistisch, sentimenteel, benepen en niet te vergeten antisemitistisch in Duitsland was. Frankrijk vormde voor hem het spiegelbeeld. Daar trof hij vrijheid, openheid, beschaving en elegantie aan, dat was althans wat hij in Franrijk wilde zien.

Heine heeft zich willens en wetens gehaat gemaakt door zijn ironische observaties over zijn landgenoten. De nazi's gooiden zijn werk uiteraard op de brandstapel. Maar ook na de oorlog lustten de Duitsers hem niet. Dat wil zeggen, in het Westen. In de DDR werd hij gekoesterd en geannexeerd. Daar is men al in 1956 begonnen, samen met Franse germanisten, aan een wetenschappelijke editie van zijn werk. 'Wir brauchen Heine's Werk beim Aufbau der entwickelten sozialistischen Gesellschaft', heette het nog in 1972. Maar in de Bondsrepubliek bleef hij nog honderd jaar na zijn dood een horzel. De arbeid aan het verzameld werk, de Düsseldorfer historisch-kritische Heine-Ausgabe, begon hier tien jaar later en van 1965 en 1989 is er gestreden over de vraag of men de medische universiteit in Düsseldorf nu wel of niet naar hem noemen zou.

Ook in Frankrijk, zijn tweede vaderland wordt hij niet veel meer gelezen. En in Nederland? Van zijn grote populariteit in de eerste helft van deze eeuw, zowel onder romantische geesten als onder linkse intellectuelen, is niets meer over. Zo nu en dan brengt iemand triomfantelijk de apocriefe uitspraak van Heine dat in Hollland alles vijftig jaar later gebeurt te berde. En een enkele keer hoor je wel eens iemand stilletjes 'ich wei nicht was soll es bedeuten' voor zich uit mompelen. Ook weet men wel dat Schubert en Schumann gedichten van Heine op muziek hebben gezet. Martin van Amerongen is de enige journalist die hem met de regelmaat van de klok opvoert. Hij heeft een mooi boekje over Heine's laatste ziekelijke jaren geschreven, hij vertaalde de Harzreise, maar beide uitgaven zijn uitverkocht. Ook de bundel vertalingen Denk ik aan Duitsland in de nacht uit 1988 is uitverkocht. Het enige in het Nederlands vertaalde werk van Heine dat verkrijgbaar is, is een flinterdun bundeltje Aforismen van 29 bladzijden (Ad. Donker, 1987).

Wat Heine ook schreef, zijn proza is prachtig. Zo'n melodieuze taal treft men zelden. Het is soms bijna te mooi. Maar wat moeten we nu met zijn boek over de Duitse romantiek, of over de Duitse heidense mythische wezens, de Elementargeister? Wie, behalve historici van de negentiende eeuw, willen zich in zijn politieke geschriften verdiepen? Zijn oordelen over contemporaine schilders en schrijvers en musici zijn niet echt interessant meer omdat hij zoveel vergeten kunstenaars besprak. De reisverhalen zijn wel grappig; maar hij paste een soort ironie toe die zo vaak geïmiteerd is dat het niet meer opvalt dat hij die uitgevonden heeft. Zijn observaties over Italië en Engeland zijn fraai verwoorde oppervlakkigheden.

Wie Heine wil lezen moet niet alleen Duits kunnen lezen, maar ook nog goed thuis zijn in de Bijbel, de joodse traditie, de klassieke oudheid en de Duitse mythologie. Dat zijn er niet veel meer, zelfs niet in Duitsland. Wat van zijn proza onverwoestbaar blijft, zijn dan ook juist die stukken waar dat hele refentiekader niet zo'n rol speelt. Daartoe behoren de persoonlijke herinneringen, zoals het Buch le Grand, Geständnisse en Memoiren. Daar, in de ontroerende schetsen van zijn jeugd en van zijn ouders, laat hij de ironische distantie varen.

En dan de poëzie. Veel liefde en veel natuur, veel vrouwen en maanlicht. Maar Heine bezingt vrouwen van bordkarton. Idealen met heldere ogen in hun 'kopjes', die altijd onbereikbaar zijn. Een paar jaar geleden heeft Alice Schwartzer een fraaie openbare brief aan de door haar bewonderde Heine geschreven, waarin ze hem verwijt geen oog te hebben voor de helft van de mensheid. Mannen zijn persoonlijkheden in je werk, schrijft ze, maar vrouwen zijn zorgende moeders, snaterende ganzen of dienende hoeren. Ze had gelijk.

In zijn gedichten komt veel natuur voor. Ik betwijfel of Heine het verschil kende tussen een beuk en een berk. Hij was geen natuurmens, maar een stadsmens die de natuur als multifunctionele metafoor gebruikte. Hij was eigenlijk te laat geboren en te cynisch om een volbloed romanticus te blijven en hij bekende op latere leeftijd dat hij zich teveel had overgegeven aan 'Mondscheintrunkenheit' en 'Nachtigallenwahnsinn'. Gelukkig heeft hij zowel de romantische liefde als de natuuraanbidding enkele graden gekanteld, zodat ze de juiste dosis absurdisme hebben gekregen.

In de jaren dat hij door zijn slopende ziekte aan bed lag gekluisterd, schreef hij zijn mooiste gedichten: over liefde, over het leven en niet te vergeten over de dood, als je dat tenminste allemaal scheiden kan. Dan komt hij ook tot de laatste vragen. Over God, over de zin van het leven en dat zonder een spoor van prekerigheid of zweverij. Dat zie je niet vaak. De jood Heine, die zich luthers had laten dopen 'omdat het doopbewijs het entreebiljet tot de Europese beschaving was', wilde geen geestelijken aan zijn graf. Hij geloofde in een persoonlijke God, niet in een kerk. Maar ook zijn verhouding tot die God was niet onproblematisch. Waarom moest die God uitgerekend van hem - 'Der beste der Humoristen' - zo'n ellendig wrak maken. Is die God dan niet rechtvaardig vraagt hij zich af in Miserere? En is hij misschien niet schuldig? En dan volgt de dodelijke slotstrofe.

Also fragen wir beständig, Bis man uns mit einer Handvoll Erde endlich stopft die Mäuler - Aber ist das eine Antwort?

Zo iemand mag toch niet vergeten worden? Ook niet in Nederland: 29 bladzijden aforismen is wel erg benepen.


'Ich Narr des Glücks'. Tentoonstelling in de Kunsthalle te Düsseldorf. Tot 20 juli. Van 16 september tot 1 november in het Couvent des Cordeliers in Parijs. De gelijknamige catalogus (584 blz., 78 DM) is uitgegeven bij J.B. Metzler.

(NRC Handelsblad / Boeken, 17 mei 1997)

NRC Webpagina's
23 mei 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)